In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de betekeningskosten die in rekening zijn gebracht aan belanghebbende in verband met naheffingsaanslagen omzetbelasting. De inspecteur had aan belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2016 en 2018, waarop belanghebbende bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd door de inspecteur ongegrond verklaard, waarna de ontvanger het verleende uitstel van betaling beëindigde. De ontvanger heeft vervolgens aanmaningen en dwangbevelen verzonden, waarop belanghebbende bezwaar maakte tegen de betekeningskosten. Het hof oordeelde dat de betekeningskosten terecht in rekening zijn gebracht, omdat het uitstel van betaling was beëindigd en de naheffingsaanslagen onbetaald waren gebleven. Belanghebbende was niet verschenen op de zitting, en het hof concludeerde dat de uitnodiging op juiste wijze was verzonden. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de inspecteur inhoudelijk had beslist op de bezwaren van belanghebbende, en het hof maakte deze overwegingen tot de zijne. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.