In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juli 2024, betreft het een incident tot voeging en schorsing in een civiele procedure. De eiser in het incident, aangeduid als [eiser in incident], heeft verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van Resort [Y]. De VvE heeft in de hoofdzaak verklaringen van recht gevorderd over de door [X] B.V. in rekening gebrachte elektriciteits- en watertarieven. De eiser in het incident, eigenaar van een chalet op het resort, stelt dat hij een zelfstandig belang heeft bij de beoordeling van deze vorderingen, aangezien hij ook te maken heeft met de door [X] in rekening gebrachte kosten.
De VvE heeft de voeging van de eiser in het incident ondersteund, terwijl [X] B.V. zich verzet tegen de voeging en stelt dat de rechtbank eerder de collectieve actie van de VvE heeft afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de eiser in het incident zich mag voegen, omdat hij nadelige gevolgen kan ondervinden van een ongunstige uitspraak voor de VvE. Het hof heeft de vordering tot voeging toegewezen.
Daarnaast heeft [X] B.V. een verzoek ingediend tot schorsing van het geding op basis van artikel 225 Rv, omdat de levering van het park aan de gemeente [gemeente] op 2 april 2024 heeft plaatsgevonden. Het hof heeft geoordeeld dat de schorsing van de procedure voor bepaalde vorderingen is gerechtvaardigd, maar niet voor alle vorderingen. De procedure is geschorst voor de vorderingen onder 1, 2 en 4, terwijl de overige vorderingen doorgaan. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak.