ECLI:NL:GHSHE:2024:227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
20-002226-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, specifiek een Belgisch rijbewijs. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman vrijspraak bepleitte, onder andere op basis van de beperkte intellectuele capaciteiten van de verdachte en het goede vertrouwen dat hij had in de echtheid van het rijbewijs.

Het gerechtshof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het primair tenlastegelegde bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was, gezien zijn eigen twijfels over de echtheid ervan. Het hof heeft de bewijsvoering van de politie en de verklaringen van de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van normhandhaving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, wat in lijn is met de oriëntatiepunten voor soortgelijke strafbare feiten. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit, en de beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002226-23
Uitspraak : 24 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-286792-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben terwijl hij weet dat het vals/vervalst is’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 9 oktober 2021 te Oss een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Belgisch rijbewijs met nummer [documentnummer] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals of vervalst was, heeft afgeleverd, te weten door voornoemd document te overhandigen aan een verbalisant van de Eenheid Oost-Brabant, en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 9 oktober 2021 te Oss opzettelijk een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Belgisch rijbewijs met nummer [documentnummer] , heeft afgeleverd, te weten door voornoemd document te overhandigen aan een verbalisant van de Eenheid Oost-Brabant, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 9 oktober 2021 te Oss een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Belgisch rijbewijs met nummer [documentnummer] , waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals was, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2021225272, gesloten d.d. 22 oktober 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-22. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2021, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 9 oktober 2021 om 15.50 uur reed ik noodhulpdienst in Oss.
Op genoemd tijdstip reed ik over de Molenstraat te Oss achter de betrokken Honda, personenauto. Ik bevroeg, via de meldkamer, het kenteken van de betrokken Honda. Ik hoorde de centralist zeggen dat de personenauto op naam stond van een Bulgaarse vrouw en dat het voertuig verzekerd was.
Ik zag dat het voertuig bestuurd werd door een man en besloot een controle op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet uit te voeren. Ik wilde met deze controle controleren of de bestuurder in het bezit was van een geldig rijbewijs.
Bij de stilhouding vorderde ik om 15.55 uur een geldig rijbewijs en identiteitsdocument van de bestuurder. Ik zag dat de bestuurder mij een Bulgaars identiteitsdocument en een Belgisch rijbewijs overhandigde. Ik las op zowel het rijbewijs als het identiteitsdocument de volgende persoonsgegevens:
- [verdachte] ;
- [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (Bulgarije).
Ik zag direct dat het Belgische rijbewijs er anders uitzag dan ik ambtshalve een Belgische rijbewijs ken. Ik zag dat de achterkant van het rijbewijs er uitzag als een kopie en ik voelde dat het rijbewijs anders aanvoelde dan een rijbewijs normaliter aanvoelt.
Naar aanleiding van mijn bevindingen nam ik om 15.58 uur telefonisch contact op met de Koninklijke Marechaussee, afdeling documentfraude. Ik sprak met collega [verbalisant 3] . Ik deelde mijn bevindingen met deze collega en vroeg hem om navraag te doen in België of [verdachte] in het bezit is/was van een geldig rijbewijs.
Omtrent 16.18 uur ontving ik een reactie per e-mail van collega [verbalisant 3] . Ik las dat hij (
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) niet in het bezit was van een Belgisch rijbewijs.
Goed: PL2100-2021225272-1856214, identiteitspapieren, rijbewijs, [documentnummer] ,
bijzonderheden: nep Belgisch rijbewijs.
2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2021, dossierpagina’s 20-21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] , documentdeskundige bij de Koninklijke Marechaussee:
ONDERZOCHT DOCUMENT:
Hoedanigheid : fysiek document
Document : rijbewijs
Land : België
Nummer : [documentnummer]
Afgegeven te : [plaats]
Afgegeven op : 20-08-2021
Ten name van:
Naam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboortedatum : [geboortedag] 1995
VASTGESTELDE AFWIJKENDE KENMERKEN T.O.V. EEN ORIGINEEL DOCUMENT:
  • dit document qua detaillering en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met originele door de autoriteiten van België afgegeven documenten van dit model;
  • de ondergrondbedrukking van de voor- en achterzijde is aangebracht middels een printtechniek. Dit is in tegenstelling tot originele door de autoriteiten van België afgegeven documenten van dit model waarop de ondergrondbedrukking wordt aangebracht middels een druktechniek.
CONCLUSIE:
Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het voornoemde rijbewijs van België, voorzien van nummer [documentnummer] , een vals exemplaar betrof.
3.
De door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had twijfels over de echtheid van mijn Belgische rijbewijs. U, voorzitter, vraagt mij wat ik met die twijfels heb gedaan. Ik heb hier eigenlijk niets mee gedaan.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2021, gepubliceerd onder ECLI:NL:GHAMS:2021:181, in de kern aangevoerd dat de verdachte, mede onder invloed van zijn beperkte intellectuele capaciteiten, er in goed vertrouwen van uitging dat hij een echt rijbewijs had verkregen en dat hij aldus niet wist, noch redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het bewuste rijbewijs een vals rijbewijs betrof.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De door de raadsman in hoger beroep aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot de bepleite vrijspraak, worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder mede begrepen de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij twijfels had over de echtheid van zijn rijbewijs. Daarmee is het minimaal vereiste redelijke vermoeden dat het een vals rijbewijs betrof een gegeven en gaat reeds hierom een vergelijking met het door de raadsman genoemde arrest waarin tot een vrijspraak werd beslist niet op.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft het willen doen voorkomen dat hij dacht over een echt rijbewijs te beschikken dat hem tegen betaling van een fiks bedrag en na een paar lessen en cursussen door (tussenkomst van) Turkse werkgevers in België, toen de verdachte gedurende een maand voor hen in België heeft gewerkt, is verstrekt. Ter zitting heeft de verdachte daarentegen erkend dat hij wel twijfelde aan de echtheid van dit rijbewijs, maar met die twijfels zou hij verder niets hebben gedaan. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vals rijbewijs, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit rijbewijs vals was. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer pleegt te worden gesteld in dergelijke identiteitsbewijzen, ook heeft hij de regels die gelden in het verkeer – te weten dat pas na het verkrijgen van een geldig rijbewijs, waarmee sprake is van een bewezen rijvaardigheid, als bestuurder van een motorvoertuig deelgenomen mag worden aan het verkeer – niet in acht genomen en de verkeersveiligheid daarmee potentieel in gevaar gebracht. Het hof rekent de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2023, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ten aanzien van soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. In dat verband heeft de verdachte naar voren gebracht dat zijn vrouw thans zes maanden in verwachting is van hun derde kind en dat hij een zieke dochter heeft van twee jaar oud, die binnenkort geopereerd wordt aan haar keel. Ook heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij reeds vijf jaren in Nederland verblijft, voltijds werkt bij DHL en samen met zijn vrouw en kinderen in een huurwoning woont.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die in zaken als de onderhavige in beginsel steeds een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hiermee sluit het hof aan bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Hoewel het LOVS geen oriëntatiepunt ter zake van het voorhanden hebben en afleveren van een vals rijbewijs kent, neemt het hof tot uitgangspunt het oriëntatiepunt ter zake van het bezit van een vals paspoort, luidende twee maanden gevangenisstraf. Immers, ook in het onderhavige geval gaat het om een vals identiteitsbewijs. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte die volgens de verdediging moeten leiden tot een andere afdoening, acht het hof niet van zodanige aard dat deze nopen tot een ander oordeel.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers, en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 24 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.