6.1.In de overwegingen 2.1. tot en met 2.9. van het tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof geeft hierna een overzicht van deze relevante feiten.
6.1.1.Easydura is een bedrijf dat zich met name toelegt op de handel in, de verkoop van
en de aanleg van zonnepanelen.
6.1.2.[appellante] is een organisatie die zich met name toelegt op de verkoop van zonnepanelen op de zakelijke en particuliere markt.
6.1.3.Vanaf 2016 hebben partijen een zakelijke relatie. Die relatie houdt in dat Easydura
door [appellante] verkochte zonnepanelen plaatst op daken van klanten van [appellante] . De werkzaamheden van Easydura bestaan grosso modo uit het aanbrengen van een frame op het dak waarop de zonnepanelen van [appellante] worden gelegd alsmede uit het aansluiten van alle benodigde kabels.
6.1.4.Easydura heeft vanaf 2016 bij verschillende klanten van [appellante] zonnepanelen
geplaatst. Voor de werkzaamheden stelde Easydura facturen op.
6.1.5.Indien nodig en noodzakelijk kocht Easydura materialen in bij [appellante] en huurde zij verticaal transport (een verreiker) in bij [appellante] . Hiervoor werden facturen opgesteld.
6.1.6.Op een eerder project ( [project 2] ) heeft Easydura ook werkzaamheden verricht voor [appellante] en die ook afgemaakt. Naderhand heeft [appellante] zich op het standpunt gesteld dat Easydura daarbij schade heeft veroorzaakt aan het dak van de klant waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd. [appellante] heeft de schade bestaande uit de door een dakdekker gemaakte herstelkosten vervolgens aan Easydura doorbelast. Deze herstelkosten zijn als post opgenomen op [factuur] van 1 mei 2019. Easydura heeft haar aansprakelijkheid voor deze kosten betwist.
6.1.7.Met ingang van 30 april 2019 heeft [appellante] de projecten die zij op dat moment aan Easydura had opgedragen (het [project] en het project ‘Steenfabriek’), opgezegd. In de e-mail van 30 april 2019 van [appellante] aan Easydura staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 1 bij dagvaarding):
“(…)
Vandaag hebben [persoon A] en [persoon B] op twee werklocaties waar je voor ons
werkzaamheden uitvoert onregelmatigheden geconstateerd. Dit heeft ertoe geleid dat we het
werk [project] per direct hebben stilgelegd. Het andere project “Steenfabriek” waarbij
onder andere onzorgvuldig werkzaamheden werden uitgevoerd hebben we niet direct stilgelegd.
Bij nader inzien leggen we dit werk vanaf nu ook stil, eveneens in verband met de geconstateerde onregelmatigheden. Concreet betekent dit dat u vanaf heden op geen van deze projecten voor ons werkzaamheden kunt uitvoeren. Ook op andere projecten is het je niet toegestaan om voor ons werkzaamheden uit te voeren.(…)”
6.1.8.Easydura heeft bij e-mail van 1 mei 2019 als volgt gereageerd, geciteerd voor zover hier van belang (productie 2 bij dagvaarding):
“(…)
Wij hebben op 30 april een email van u ontvangen met betrekking tot de door u aan ons
uitbestede werkzaamheden aan de projecten [project] en “Steenfabriek”. U geeft hierbij aan dat u de projecten hebt stilgelegd wegens geconstateerde onregelmatigheden.(…)
Indien er onregelmatigheden ontstaan bij de door ons uitgevoerde werkzaamheden worden wij hier graag van in kennis gesteld zodat wij deze onregelmatigheden kunnen beoordelen en waar nodig per direct oplossen. Easy Dura B.V. staat bekend als een betrouwbare installateur waarbij kwaliteit hoog in het vaandel staat. De door u aangegeven onregelmatigheden waren bij ons tot op heden niet bekend, waardoor wij ook niet de kans hebben gekregen om deze te herstellen. Wij verzoeken u alsnog om de onregelmatigheden per project bij ons te melden.(…)
Tot nader bericht zullen wij de projectlocaties [project] en “Steenfabriek” niet betreden.
Echter kunnen wij hierdoor niet meer instaan voor een tijdige oplevering van de genoemde
projecten. Tevens willen wij u ook nog wijzen op een door u verstuurde factuur van 1 mei 2019 met
[factuur] . Deze factuur betreft kosten voor [project 2] die u aan ons
doorbelast.
Zoals bij u bekend is bij [project 2] een afwijkende paneelprijs afgesproken van EUR 14,50
per paneel in plaats van het gebruikelijke tarief van EUR 19,50 wat ook voor alle andere projecten van toepassing was. Wellicht is de doorbelasting per abuis bij ons terecht gekomen. Wij verzoeken u vriendelijke de factuur te crediteren.
Mochten wij toch de kosten voor het verticaal transport en reparatie van het dak in rekening
gebracht krijgen van [appellante] B.V., dan zal uiteraard het afwijkende tarief niet gelden. Wij
zullen dan voor de werkzaamheden het normale tarief van EUR 19,50 hanteren. Concreet
betekent dit dat wij nog 10.360 x EUR 5,00 = EUR 51.800 euro in rekening moeten brengen.
Graag vernemen wij van u of wij de creditfactuur alsnog ontvangen of dat wij u de aanvullende paneelprijs van EUR 5,00 per paneel nog in rekening kunnen brengen. Wij verzoeken u dit voor 3 mei aan ons door te geven.(…)”
6.1.9.Op 7 mei 2019 heeft Easydura aan [appellante] een e-mail verzonden, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Helaas hebben wij nog geen reactie gehad op de mail die wij jullie gestuurd hebben op woensdag 01-05-2019.(…)”
6.1.10.Op 9 mei 2019 wordt namens [appellante] aan Easydura een brief gestuurd, geciteerd voor zover hier van belang (productie 4 bij dagvaarding):
“(…)
Op of omstreeks 30 april 2019 heeft cliënte ( [appellante] , toevoeging hof) helaas moeten constateren, dat uw organisatie bij een tweetal in opdracht en voor rekening van cliënte uitgevoerde projecten, te weten een [project] in Kessel en een project bij de Steenfabriek in Buggenum, op uiterst onzorgvuldige en uiterst onveilige wijze uw werkzaamheden uit aan het voeren was. Ter plaatse heeft cliënte moeten constateren, dat mensen van en/of in opdracht van uw organisatie op het dak werkzaam waren zonder inachtneming van de benodigde veiligheidsmaatregelen: onder meer was de rand van het dak niet beveiligd tegen vallen. Bovendien heeft cliënte ter plaatse moeten constateren, dat mensen van en/of in opdracht van uw organisatie over de gelegde zonnepanelen aan het lopen waren, althans op de
zonnepanelen stonden en/of er allerlei materialen links en rechts op de zonnepanelen lagen. Door aldus op een dergelijke onzorgvuldige manier zonnepanelen te plaatsen en[hof: te]
installeren worden de zonnepanelen beschadigd en kunnen deze niet de capaciteit stroom opwekken die de klanten van cliënte van haar mogen verlangen.
Voornoemde constateringen zijn en waren voor cliënte de directe aanleiding om de door u op beide locaties te verrichte werkzaamheden per direct stil te leggen.
(…)
Cliënte stelt u bij deze aansprakelijk voor door haar te lijden en eventueel reeds in het verleden geleden schade die het gevolg is van uw onzorgvuldige handels- en werkwijze bij het plaatsen van zonnepanelen in opdracht en voor rekening van cliënte.
(…)
Het moge duidelijk zijn dat cliënte de zakelijke relatie met uw organisatie per direct wenst
te beëindigen. Eventueel nog uit te voeren werkzaamheden aan lopende projecten zullen
door cliënte zelf worden opgepakt.(…)”
6.1.11.Bij e-mail van 13 mei 2019 heeft Easydura op voornoemde brief als volgt gereageerd, geciteerd voor zover hier van belang (productie 5 bij dagvaarding):
“(…)
Zoals jullie zelf weten hebben wij het [project] in Kessel opgestart en voor 80% klaar gemaakt, wij hebben geconstateerd dat jullie de overige werkzaamheden bij dit project zelf hebben afgerond. Uiteraard kunnen jullie door ons de gemaakte uren op factuur verwachten.
Voor het project van de steenfabriek in Buggenum geldt uiteraard hetzelfde(…)”.
6.1.12.Nadien vindt nog meer correspondentie tussen partijen plaats waarin partijen
- kort gezegd - aanspraak maken op betaling van hun facturen.
6.1.13.[appellante] heeft de navolgende facturen van Easydura niet voldaan (producties 16 tot en met 24 bij dagvaarding):
a. factuur 2019037 van € 5.145,00 van 11 maart 2019
b. factuur 2019047 van € 2.500,00 van 1 april 2019
c. factuur 2019052 van € 1.250,00 van 3 april 2019
d. factuur 2019053 van € 2.390,00 van 3 april 2019
e. factuur 2019054 van € 1.680,00 van 3 april 2019
f. factuur 2019056 van € 24.728,00 van 9 april 2019
g. factuur 2019080 van € 39.200,00 van 13 mei 2019
h. factuur 2020023 van € 51.800,00 van 4 februari 2020
i. factuur 2020024 van € 79.404,00 van 4 februari 2020
De factuur onder g. is op 22 januari 2020 voor het volledige bedrag van € 39.200,00 door Easydura gecrediteerd. Daarmee resteert een bedrag van € 168.897,00 aan openstaande facturen.
De factuur onder h. ziet op [project 2] .
De factuur onder i. ziet op de projecten [project] en Steenfabriek. Voor deze projecten is een vaste prijs (een prijs voor het gehele werk) afgesproken, zijnde tezamen € 79,404,00.
6.1.14.Easydura heeft de volgende facturen van [appellante] niet voldaan (productie 11 en 12 bij conclusie van antwoord in conventie tevens van voorwaardelijke eis in reconventie):
1. factuur 2019133 € 4.131,50 van 11 maart 2019
2. factuur 2019185 € 4.780,60 van 8 april 2019
3. factuur 2019221 € 4.483,72 van 23 april 2019
4. factuur 2019223 € 4.196,29 van 23 april 2019
5. factuur 2019227 € 10.382,43van 25 april 2019
6. factuur 2019233 € 3.291,37 van 25 april 2019
7. factuur 2019247 € 21.792,10 van 1 mei 2019
8. factuur 2019202 € 899,45 van 9 april 2019
9. factuur 2019203 € 1.420,14 van 10 april 2019
De facturen onder 2. en 4. zijn op 8 respectievelijk 25 april 2019 voor het volledige bedrag van in totaal € 8.976,89 gecrediteerd. Daarmee resteert een bedrag van € 46.400,71 aan openstaande facturen. De factuur onder 7 ziet op [project 2] .
6.1.15.Easydura erkent ten aanzien van de facturen 1, 3 en 5 tot en met 9 (als genoemd onder rechtsoverweging 6.1.14.) een bedrag van € 34.724,41 aan [appellante] verschuldigd te zijn uit hoofde van diverse leveranties.
6.1.16.Easydura heeft een drietal facturen die [appellante] aan Easydura heeft gestuurd, tweemaal betaald. Dit betreft facturen met een totaal bedrag van € 11.676,30 (producties 25 tot en met 27 bij dagvaarding).
6.1.17.[appellante] erkent ten aanzien van de facturen 2019037, 2019047, 20119052, 2019053, 2019054 en 2019056 (a. tot en met f. onder rechtsoverweging 6.1.13.), een bedrag van
€ 37.693,00 verschuldigd te zijn.
6.1.18.Uiteindelijk heeft Easydura [appellante] in rechte betrokken.
De procedure bij de rechtbank
6.2.1.In eerste aanleg vorderde Easydura (in conventie), kort gezegd, veroordeling van [appellante] tot betaling van € 145.848,89 aan Easydura, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 februari 2020 tot en met 1 juli 2020 (zijnde € 4.303,74), te vermeerderen met de nadien vervallen en te vervallen contractuele rente tot aan de dag van algehele voldoening met een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
6.2.2.Aan deze vordering heeft Easydura, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Easydura stelt zich op het standpunt dat primair sprake is van aanneming van werk (artikel 7:750 BW) en subsidiair van (een) overeenkomst(en) van opdracht (artikel 7:400 BW). [appellante] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de tussen Easydura en [appellante] gesloten overeenkomsten, bestaande uit het betalen van de uit die overeenkomsten voortvloeiende betalingsverplichtingen. Easydura vordert primair nakoming van die verplichtingen en betaling van de facturen als opgenomen onder a. tot en met f., h. en i. bij rechtsoverweging 6.1.13. Subsidiair vordert Easydura betaling door [appellante] van de prijs van de volledige werken dan wel het volledige werk als bedoeld in artikel 7:764 lid 2 BW dan wel het volle loon als bedoeld in artikel 7:411 lid 2 BW. Daarnaast heeft Easydura een drietal facturen met een totaal bedrag van € 11.676,30 twee keer betaald en is [appellante] uit hoofde van onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en/of onrechtmatig handelen gehouden tot terugbetaling hiervan, aldus Easydura. Op het door [appellante] aan Easydura verschuldigde bedrag strekt € 34.724,41 aan diverse leveranties in mindering.
6.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vorderingen in conventie. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.[appellante] vorderde in voorwaardelijke reconventie, voor het geval het gevoerde verweer in conventie ter zake de verrekening van haar vordering, wat betreft het door Easydura gevorderde bedrag van € 11.676,30 ter zake dubbele betaling, van een aantal facturen, niet wordt gehonoreerd, veroordeling van Easydura tot betaling van € 11.676,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening alsmede een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 891,76 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van antwoord tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten (waaronder begrepen de nakosten) eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn betaald.
6.2.5.[appellante] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat Easydura toerekenbaar tekort is geschoten door haar facturen ter hoogte van € 46.400,71 niet te betalen. Nu Easydura voor een bedrag van € 34.724,41 de juistheid van de facturen heeft erkend, maakt [appellante] aanspraak op betaling van de resterende € 11.676,30, voor zover zij dit bedrag niet mocht verrekenen met het bedrag dat Easydura als gevolg van dubbel betaalde facturen (rechtsoverweging 6.1.16.) te veel heeft betaald.
6.2.6.Easydura heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de voorwaardelijke vorderingen in reconventie. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.7.In het tussenvonnis heeft de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van Easydura (in conventie) - kort gezegd - geoordeeld dat:
- factuur 2019080 (g. onder rechtsoverweging 6.1.13., hof) gecrediteerd is en daarom geen onderdeel uit maakt van de vordering van Easydura, (rechtsoverweging 4.2. van het tussenvonnis);
- [appellante] heeft erkend de bedragen zoals genoemd in de facturen 2019037, 2019047, 20119052, 2019053, 2019054 en 2019056 (a. tot en met f. onder rechtsoverweging 6.1.13., hof), met een totaal bedrag van € 37.693,00 verschuldigd te zijn en dat de vordering voor dit bedrag wordt toegewezen, (rechtsoverweging 4.4. van het tussenvonnis);
- aan factuur 2020024 (i. onder rechtsoverweging 6.1.13., hof) een aannemingsovereenkomst ten grondslag ligt, dat deze overeenkomst is opgezegd en nakoming dan ook niet meer kan worden gevorderd en dat de opzegging geen invloed heeft op de aard van de verplichting van de opdrachtgever ( [appellante] ) tot het betalen van de prijs maar mogelijk wel op de omvang van die verplichting (artikel 7:764 lid 2 BW). Dat tussen partijen vaststaat dat voor de projecten een vaste prijs (een prijs voor het gehele werk) was afgesproken, en dat de door [appellante] gestelde besparingen geen besparingen zijn als bedoeld in artikel 7:764 lid 2 BW zodat [appellante] gehouden is tot betaling van de volledige vaste prijs van € 79.404,00, (rechtsoverwegingen 4.7.1 tot en met 4.7.2 van het tussenvonnis);
- ook ten aanzien van factuur 2020023 (h. onder rechtsoverweging 6.1.13., hof) te gelden heeft dat een eventuele grondslag voor betaling van de factuur gelegen dient te zijn in artikel 7:764 lid 2 BW en dat het aan Easydura is om te bewijzen dat Easydura met [appellante] een (nadere) afspraak heeft gemaakt die inhoud dat de vaste prijs per paneel enkel € 14,50 bedroeg indien en voor zover het verticaal transport door [appellante] niet in rekening werd gebracht en dat indien het verticaal transport wel in rekening werd gebracht, de vaste prijs per paneel € 19,50 was. De rechtbank heeft Easydura vervolgens in de gelegenheid gesteld om dit te bewijzen, (rechtsoverweging 4.10. van het tussenvonnis);
- ten aanzien van het verweer van [appellante] tot opschorting, omdat zij, naar zij heeft betoogd, schade heeft geleden, daar Easydura in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen te kort is geschoten, omdat zij de veiligheidsvoorschriften niet in acht heeft genomen en omdat werklieden van Easydura over de zonnepanelen hebben gelopen waardoor schade is ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [appellante] een vordering heeft op Easydura, zodat reeds hierom [appellante] geen beroep op opschorting toekomt, (rechtsoverweging 4.15.4. van het tussenvonnis).
6.2.8.Ten aanzien van de reconventionele vorderingen van [appellante] heeft de rechtbank in het tussenvonnis geoordeeld dat [appellante] € 11.676,30 mocht verrekenen omdat de tot het bedrag van € 34.724,41 door Easydura erkende vordering van [appellante] alsmede de door [appellante] erkende vordering van Easydura van € 11.676,30 voortvloeien uit dezelfde overeenkomst. Nu [appellante] mocht verrekenen en die verrekening ook heeft plaatsgevonden, hoefde op de vordering van [appellante] geen beslissing te worden genomen (rechtsoverweging 4.22. van het tussenvonnis).
6.2.9.In het eindvonnis heeft de rechtbank Easydura niet in de bewijslevering geslaagd geacht. Op grond daarvan heeft de rechtbank de vordering in conventie voor zover deze ziet op betaling van de factuur van € 51.800,00 afgewezen en [appellante] veroordeeld tot betaling van de vordering tot een bedrag van € 94.048,89 vermeerderd met de wettelijke handelsrente met ingang van 18 februari 2018 tot de dag van volledige betaling, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.715,49 en de proces- (begroot op € 6.779,49) en nakosten.
De procedure in hoger beroep