Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/269317 / HA ZA 19-497)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met negen producties;
- de memorie van antwoord met productie;
- de mondelinge behandeling op 17 april 2024, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de bij brief van 5 april 2024 door MCB toegezonden producties 28 en 29, die zij tijdens de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De vaststaande feiten
4.De procedure bij de rechtbank
5.De beoordeling in hoger beroep
”
“ze samen op nul stonden”en [persoon D] heeft verklaard dat [persoon F] hem na afloop van het gesprek heeft medegedeeld dat “
alles op nul stond”. Met de term “samen op nul staan” wordt in het dagelijks taalgebruik veelal aangeduid dat er over en weer niets meer te vorderen is. Zeker gelet op het kort daarvoor plaatsgevonden gesprek tussen partijen dat tot doel had om tot een oplossing te komen voor hun geschil over de over en weer verstuurde facturen, hebben [persoon C] en [persoon D] hieruit kunnen en mogen afleiden dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hadden.
“dat alles was opgelost”) heeft verklaard over wat [persoon F] na het gesprek tegen [persoon C] zou hebben gezegd, is onvoldoende om te concluderen dat de getuigenverklaringen van elkaar afwijken. Er zijn bijna viereneenhalf jaar verstreken tussen het plaatsvinden van het gesprek en het afleggen van de getuigenverklaringen. Het is dan niet vreemd dat niet alle betrokkenen zich een uitlating in exact dezelfde bewoordingen kunnen herinneren. Met het wegvallen van de facturen tegenover elkaar zou het geschil ook zijn opgelost. Bovendien hebben zowel [persoon A] als [persoon C] verklaard dat [persoon F] tegen [persoon C] de hoop heeft uitgesproken dat partijen weer zaken met elkaar zouden doen. Ook volgens [persoon D] zou [persoon F] tegen hem woorden van gelijke strekking hebben gebruikt (
“dat we gewoon weer zaken konden doen”). Daarnaast heeft [persoon D] verklaard dat hij [persoon F] toen een bureaulegger en een fles wijn heeft meegegeven. Dit alles wekt de indruk dat partijen er tijdens het gesprek in oktober 2017 met elkaar zijn uitgekomen.
gezamenlijkmogen afspreken dat zij hun vorderingen over en weer verrekenen. Er is dan ook geen sprake van strijdigheid tussen de door partijen gemaakte afspraak en enig beding in de algemene voorwaarden, zodat toepassing van artikel 1.4 van de SFN-voorwaarden niet aan de orde is.
Gelet op alle omstandigheden in dit geval snijdt bovendien het onvoldoende door MCB betwiste betoog van [appellante] (conclusie van antwoord nr. 49) hout, dat dit een nieuwe overeenkomst is waarop de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.
6.De slotsom
€ 163,00
€ 178,00(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)