6.2.In rov. 2.1 tot en met 2.13 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met de grieven van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] in incidenteel hoger beroep wordt deze vaststelling voor zover het betreft de feiten weergegeven onder rov. 2.4 en 2.5 bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Voor zover er andere feiten relevant zijn, zullen die bij de verdere beoordeling aan de orde komen.
6.2.1.[geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [appellant] en [geïntimeerde 4] zijn de vijf kinderen van [de vader] (hierna: vader) [de moeder] (hierna: moeder), tezamen aangeduid als ouders.
6.2.2.Ouders waren eigenaar van [adres 1] en [adres 2] , meer in het bijzonder van de percelen kadastraal bekend gemeente Roermond, [sectieletter] , nummers [sectienummer 1] , [sectienummer 2] , [sectienummer 3] , [sectienummer 4] , [sectienummer 5] en [sectienummer 6] , later (deels) bekend als [sectieletter] nummer [sectienummer 7] en [sectienummer 8] , thans bekend als [sectieletter] nummers [sectienummer 9] en [sectienummer 10] , alsmede (thans) [sectieletter] nummer [sectienummer 11] , [sectieletter] nummer [sectienummer 12] , [sectieletter] nummer [sectienummer 13] .
6.2.3.Op 11 maart 1985 heeft vader een pachtovereenkomst gesloten met [appellant] met betrekking tot de percelen [perceel 1] en [perceel 2] , met terugwerkende kracht tot 1 mei 1983. Deze pachtovereenkomst is door de pachtkamer goedgekeurd op 17 april 1985.
6.2.4.[appellant] heeft het perceel [perceel 3] waarop bedrijfsgebouwen gevestigd zijn in 1985 van ouders verkregen. [appellant] woont in de door hem gepachte hoeve op perceel [perceel 2] . Ook op dat perceel zijn bedrijfsgebouwen aanwezig. Voor het gehele complex is één milieuvergunning afgegeven en één natuurbeschermingswetvergunning. De rest van het gepachte perceel [perceel 2] bestaat uit ongeveer 10 hectare grasland die worden gebruikt voor het geven van weidegang aan het productieve melkvee. De agrarische onderneming wordt door [appellant] in maatschapsverband met zijn zoon [persoon A] (hierna: [persoon A] ) gedreven. De maatschap is op 1 januari 2008 opgericht.
6.2.5.[appellant] , althans de maatschap van [appellant] en [persoon A] , heeft 55 ha cultuurgrond in gebruik, waaronder de door [appellant] gepachte 10 hectare (perceel [perceel 2] ).
6.2.6.Bij notariële akte van 20 december 1990 hebben ouders aan [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] , ieder voor gelijke delen de economische eigendom overgedragen van de percelen (thans) [perceel 2] , [perceel 1] en [perceel 4] :
“Gemeente Roermond:woongedeelte van een boerderij, bedrijfsgebouwen, ondergrond, tuin, erf en cultuurgrond, staande en gelegen aan [straatnaam] , het woongedeelte genummerd 1, uitmakende een ter plaatse aangeduid gedeelte van het perceel kadastraal bekend aldaar als [sectieletter] nummer [sectienummer 7] , voor dit gedeelte groot ongeveer tien hectaren, vijf aren en vijf en zestig centiaren, alsmede de gehele percelen, kadastraal bekend aldaar als [sectieletter] nummer [sectienummer 8] en [sectienummer 2] , samen groot zeven en twintig aren en vijf en tachtig centiaren, en cultuurgrond aan [straatnaam] , kadastraal bekend aldaar als [sectieletter] nummer [sectienummer 13] , groot een en twintig aren en vijf en dertig centiaren.”
6.2.7.Verder vermeldt de akte voor zover van belang het volgende
“Volgens verklaring van verkoper en koper is deze overeenkomst gesloten:
- voor een koopprijs groot driehonderd drie en twintig duizend gulden (ƒ 323.000,--), waarvan door de verkoper aan ieder van de comparanten sub 4 tot met 7hof: [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] ]
een gedeelte ter grootte van drie en dertigduizend driehonderd elf gulden
(ƒ 33.311,--) of tesamen groot eenhonderd drie en dertigduizend tweehonderd vier en veertig gulden (ƒ 133.244,--) onherroepelijk en om niet wordt kwijtgescholden, welke kwijtschelding door de koper wordt geaccepteerd;
- onder de navolgende bedingen:
(…)
8. Het onroerend goed is per heden - vrij van gebruiksrechten - door koper te aanvaarden, zulks onder gestanddoening van de bestaande verpachting van het onroerend goed - behoudens [plaats] [perceel 4] - aan de comparant sub 3hof: [appellant] ]
; koper wordt terzake gesubrogeerd in alle rechten en verplichtingen van verkoper als verpachter en de pachtpenningen komen met ingang van een januari negentienhonderd een en negentig geheel ten goede van koper.
(…)
Regelingen betreffende het verpachte onroerend goed.
(…)
3. Indien de koper wenst over te gaan tot verkoop van het onroerend goed ( [perceel 4] hier niet onder begrepen) als geheel aan een derde hetgeen uitsluitend kan plaatsvinden met instemming van de comparant sub 3 en de pachter bereid is tot ontbinding van de pachtovereenkomst - voor zover het betreft het onroerend goed in dit lid 3 bedoeld - dan is de pachter verplicht mede te werken aan de verkoop van het kadastrale perceel gemeente Roermond, [sectieletter] [sectienummer 11] , enwel zodanig dat het in dit lid bedoelde onroerend goed en [sectienummer 11] als een geheel wordt verkocht.
4. Indien bij de sub 3 bedoelde verkoop de pachter medewerkt aan beëindiging van de pachtovereenkomst komt de vergoeding wegens bedrijfsschade, pachtbeëindiging, waaronder begrepen de rechten van pachter op vergoeding van de aangebrachte verbeteringen krachtens artikel 31 van de Pachtwet en de eventuele aanspraken sub 1 bedoeld, geheel ten goede aan de pachter.
5. Wordt bij vervreemding de contraprestatie vastgesteld op één bedrag inclusief de vergoedingen aan de pachter dan dient de onderverdeling daarvan tussen koper en pachter in onderling overleg te worden vastgesteld en bij gebrek van overeenstemming daarvan geschiedt zulks bindend door drie deskundigen, te benoemen op verzoek van de meest gerede partij door de heer Kantonrechter te Roermond.
6. Het vorenstaande laat onverlet de deling van de meeropbrengst zoals hierna omschreven.
Meeropbrengst.
De koper is verplicht bij vervreemding van het onroerend goed (een gedeelte daaronder begrepen) de meeropbrengst zodanig te verdelen dat ieder van de comparanten sub 4 tot en met 7 en de comparant sub 3 (de rechtverkrijgenden onder algemene titel van ieder van hen daaronder begrepen) daarvan een gelijk deel ontvangt.
Als meeropbrengst wordt aangemerkt het verschil tussen enerzijds de waarde van de bij bedoelde vervreemding te behalen contraprestatie en anderzijds de waarde volgens aan te hechten taxatierapport, bij gedeeltelijke vervreemding te herleiden op basis van gemelde taxatie.
(…)
Schuldigerkenning ten titel van schenking.
De comparanten sub 1 en 2[hof: ouders]
verklaren bij deze te schenken om-niet en onherroepelijk en mitsdien ingevolge schenking schuldig te erkennen aan de comparant sub 3 een bedrag van drie en dertigduizend driehonderd elf gulden (ƒ 33.311,--).
Deze schenking en schuldigerkenning is geschied onder de navolgende voorwaarden en bedingen:
voormeld schuldig erkend bedrag is te allen tijde aflosbaar, ook in gedeelten, doch niet opeisbaar vóór het overlijden van de langstlevende van de echtelieden-schenkers;
over gemelde schuldig erkende bedragen moet door de schenkers aan de begiftigde een rente worden betaald gelijk aan de rente als vastgesteld onder de novatie, welke rente jaarlijks moet worden betaald op de datum van heden, eerstmaal één jaar na heden.
De comparant sub 3 verklaart voormelde schenking en schuldigerkenning onder de daarbij gemaakte bedingen aan te nemen.”
6.2.8.Moeder is overleden op 1 december 1998. Zij heeft bij testament van 20 december 1990 over haar nalatenschap beschikt. Moeder heeft in dat testament geen erfgenamen aangewezen zodat zij als erfgenamen volgens de wet heeft achtergelaten vader en de vijf kinderen, ieder voor één zesde deel.
6.2.9.Vader is op 6 juni 2010 overleden. Ook vader heeft bij testament van 20 december 1990 over zijn nalatenschap beschikt. Vader heeft evenmin in zijn testament erfgenamen aangewezen zodat de vijf kinderen volgens de wet ieder gerechtigd zijn tot één vijfde deel van de nalatenschap van vader.
6.2.10.[appellant] heeft een procedure gevoerd met als doel het aanmerken van zijn zoon [persoon A] als medepachter. De pachtkamer van de rechtbank Roermond heeft bij vonnis van 4 december 2013 deze vordering afgewezen. De pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 15 april 2014 [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat de appeldagvaarding te laat zou zijn uitgebracht. De Hoge Raad (hierna: HR) heeft bij arrest van 25 september 2015 het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en de zaak terugverwezen. [appellant] heeft de zaak tot op heden (nog) niet opnieuw bij het gerechtshof aangebracht.
6.2.11.[geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] hebben [appellant] bij dagvaarding van 7 juni 2014 in rechte betrokken en hebben de pachtkamer van de rechtbank Limburg verzocht vast te stellen dat de pachtovereenkomst eindigt op 1 mei 2015 omdat [appellant] dan de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, met veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gepachte. De pachtkamer van de rechtbank Limburg heeft de vordering bij vonnis van 4 maart 2015 toegewezen. Tegen dit vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 17 mei 2016 heeft de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat partijen bij de notariële akte van 1990 hebben bedoeld dat de pachtovereenkomst met [appellant] uiterlijk bij het bereiken van diens 65-jarige leeftijd zou worden beëindigd. Bij arrest van 5 september 2017 heeft het gerechtshof bepaald dat [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] daarin niet zijn geslaagd. Het gerechtshof zag ook in de belangenafweging geen grond tot beëindiging van de pachtovereenkomst. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen alsnog afgewezen.
6.2.12.Ten tijde van zijn overlijden was vader juridisch eigenaar van:
- de hoeve en cultuurgrond ( [perceel 2] );
- cultuurgrond ( [perceel 1] );
- woning en cultuurgrond ( [sectienummer 12] );
- cultuurgrond ( [perceel 4] ).
Vader was op dat moment tevens economisch eigenaar van de woning en cultuurgrond [sectienummer 12] ( [adres 2] ). Van de overige percelen waren (en zijn) [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] economisch eigenaar.
6.2.13.Afwikkeling van de nalatenschappen van vader en moeder heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
de vorderingen van partijen en de beslissingen van de rechtbank
6.3.1.[geïntimeerden] vorderden in conventie in eerste aanleg, samengevat:
1. te verklaren voor recht dat er tussen [geïntimeerden] en [appellant] een overeenkomst bestaat inhoudende dat [appellant] gehouden is om na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd de bij hem in gebruik zijnde percelen, kadastraal bekend als [plaats], [sectieletter] [sectienummer 9] en [sectienummer 10] alsmede [sectieletter] , nummer [sectienummer 11] te ontruimen;
2. [appellant] te veroordelen tot het ontruimen en ontruimd houden van die percelen, op straffe van een dwangsom;
3. een gerechtelijk deskundige te benoemen die zich dient uit te laten over de waarde in het economisch verkeer van genoemde percelen tezamen en perceel [adres 2] ( [sectieletter] , nummer [sectienummer 12] ) afzonderlijk;
4. [geïntimeerden] vervangende toestemming te verlenen die de instemming zoals vereist onder pagina 7 artikel 3 van de akte uit 1990 vervangt zodat zij de percelen [sectieletter] , nummers [sectienummer 9] , [sectienummer 10] alsmede nummer [sectienummer 11] tezamen kunnen vervreemden of bezwaren, voor zover de tegenprestatie daarvoor tenminste de door de deskundige getaxeerde waarde vertegenwoordigt of overtreft;
5. [appellant] te veroordelen medewerking te verlenen aan het verkopen en leveren van het perceel [sectieletter] , nummer [sectienummer 11] en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [appellant] ;
6. te verklaren voor recht dat [appellant] aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] geleden schade voortvloeiende uit de toerekenbare tekortkoming zijdens [appellant] in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst, op te maken bij staat;
7. te bepalen dat de onverdeeldheid van het perceel [adres 2] ( [sectieletter] , nummer [sectienummer 12] ) tussen partijen wordt opgeheven door [appellant] te veroordelen zijn aandeel aan [geïntimeerden] te leveren binnen twee weken na dagtekening vonnis;
8. te bepalen dat de tegenprestatie voor deze levering een vijfde deel van de getaxeerde waarde van het perceel zou zijn en voorts te bepalen dat deze tegenprestatie pas opeisbaar is na verkoop en levering van de percelen [sectieletter] , nummer [sectienummer 9] en [sectienummer 10] alsmede nummer [sectienummer 11] tezamen aan een derde;
9. [appellant] te veroordelen in de kosten van deze procedure en de buitengerechtelijke incassokosten.
6.3.2.Aan deze vorderingen hebben [geïntimeerden] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant] komt de gemaakte afspraken dat hij op zijn 65e jaar zou stoppen met het boerenbedrijf, de gepachte gronden onbelast in oorspronkelijke staat pachtvrij zou opleveren niet na, zodat daarom niet mogelijk is om alle percelen ineens te verkopen en vervolgens de maximale opbrengst tussen partijen te verdelen, zoals steeds de bedoeling is geweest. Daardoor lijden [geïntimeerden] schade. Zodoende pleegt [appellant] wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad. [appellant] maakt misbruik van pachtrecht, door op deze wijze de verdeling van de gemeenschap tegen ontwikkelwaarde te frustreren. Er is sprake van ongerechtvaardigde verrijking. Het is bovendien in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat één der deelgenoten van de gemeenschap deze gemeenschap feitelijk gijzelt doordat hij als enige van die gemeenschap gebruik kan maken, waarbij hij de overige deelgenoten uitsluit.
6.3.3.[appellant] vorderde in de hoofdzaak in reconventie (voorwaardelijk):
1. [geïntimeerden] te veroordelen een aantal stukken over te leggen;
2. [persoon B] , notaris te [plaats] , te benoemen tot boedelnotaris en de verdeling van de nalatenschappen van ouders te bevelen ten overstaan van deze notaris met benoeming van een of meer onzijdige personen voor het geval [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] niet meewerken en de onderhavige procedure aan te houden tot is gebleken of de notaris de verdeling heeft kunnen effectueren;
3. te bepalen dat de kosten van de onzijdige personen voor rekening komen van degene die niet meewerkt en te bepalen dat die verrekend mogen worden met het aandeel van die persoon in de nalatenschappen;
4. te bepalen dat de kosten die de notaris moet maken in verband met de weigering van een erfgenaam om mee te werken aan de afwikkeling van de nalatenschappen voor rekening van die erfgenaam komen en dat die verrekend moeten worden met het aandeel van die erfgenaam in de nalatenschappen;
5. te bepalen dat het registergoed [sectieletter] , nummer [sectienummer 12] wordt toebedeeld aan [appellant] tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen waarde;
6. te bepalen dat [appellant] een vordering van € 15.115,87 op de nalatenschap van vader heeft;
7. de inhoud en de omvang van de nalatenschappen van moeder en vader in goede justitie vast te stellen;
met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
Hetgeen [appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.[geïntimeerde 4] vorderde in de hoofdzaak in reconventie (voorwaardelijk) in eerste aanleg, samengevat, te bepalen dat het registergoed kadastraal bekend gemeente Roermond, [sectieletter] , nummer [sectienummer 12] , wordt toebedeeld aan [geïntimeerde 4] en [geïntimeerden] tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen waarde.
Hetgeen [geïntimeerde 4] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.5.In het eindvonnis van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank - voor zover in hoger beroep van belang en samengevat - geoordeeld dat het gezag van gewijsde van de uitspraken in de pachtzaak, waarin is geoordeeld dat [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] niet zijn geslaagd in het bewijs van hun stelling dat bij de akte van 20 december 1990 was bedoeld dat de pachtovereenkomst met [appellant] uiterlijk bij het bereiken van zijn 65-jarige leeftijd zou worden beëindigd niet hebben geleverd, niet met succes door [appellant] kan worden ingeroepen. De rechtbank heeft de akte van 20 december 1990 volgens de Haviltex-maatstaf uitgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank had [appellant] zijn gedrag mede moeten laten bepalen door het doel van de akte van 20 december 1990 en de uitgangspunten die partijen daarbij als vaststaand hebben aangenomen. Het feit dat partijen niet in de overeenkomst hebben opgenomen op welke wijze [appellant] gedwongen kon worden zijn medewerking te verlenen aan het verwezenlijken van dat doel, betekent volgens de rechtbank niet dat [appellant] niet gehouden is daaraan zijn medewerking te verlenen. Bij het ondertekenen van de akte van 1990 was voor alle partijen (inclusief [appellant] ) duidelijk, althans op grond van de toenmalige Pachtwet had duidelijk moeten zijn, dat [appellant] uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd gedwongen kon worden de pachtgronden te ontruimen. Zodoende had [appellant] ook zonder dat dit uitdrukkelijk in de overeenkomst was opgenomen, behoren te begrijpen dat hij die pachtgronden uiterlijk op dat moment zou dienen te ontruimen. Dat [appellant] poogt een situatie te laten ontstaan waarbij [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] en wellicht zelfs hun kinderen bij leven nimmer de vruchten kunnen plukken van hetgeen in 1990 is overeengekomen is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dat betekent dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [appellant] . Ten aanzien van [sectienummer 12] ( [adres 2] ) heeft de rechtbank de verdeling aldus vastgesteld dat na taxatie als eerste [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] gezamenlijk de mogelijkheid zullen krijgen de onroerende zaak tegen inbreng van de vastgestelde actuele marktwaarde over te nemen, en vervolgens [appellant] . Zullen partijen daarvan afzien, zal het perceel aan een derde moeten worden verkocht. De opbrengst zal tussen partijen worden verdeeld.
Op grond daarvan heeft de rechtbank voor recht verklaard dat er tussen [geïntimeerden] en [appellant] een overeenkomst bestaat inhoudende dat [appellant] gehouden is om na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd de bij hem in gebruik zijnde percelen, thans kadastraal bekend als gemeente Roermond, [sectieletter] nummers [sectienummer 9] en [sectienummer 10] , te ontruimen en dat [appellant] aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] geleden schade voortvloeiende uit de toerekenbare tekortkoming zijdens [appellant] in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst, welke schade nader op te maken is bij staat, en de wijze van verdeling van de nalatenschappen vastgesteld. De kosten van de procedure zijn tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De overige vorderingen zijn afgewezen.
de grieven in hoger beroep
6.4.1.[appellant] heeft in principaal hoger beroep drie grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot, opnieuw rechtdoende, het alsnog geheel afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden] en - na wijziging van de eis in (voorwaardelijke) reconventie - het toedelen van [sectienummer 12] ( [adres 2] te [plaats] ) aan [appellant] op basis van de marktwaarde van € 550.000,--, althans een door het hof in redelijkheid te bepalen bedrag, en tegen vergoeding van de overwaarde, met veroordeling van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] in de kosten van beide instanties.
6.4.2.[geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging van [appellant] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Bij de verdere beoordeling zal dan ook worden uitgegaan van de gewijzigde eis (in reconventie).
6.4.3.[geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] hebben geconcludeerd tot afwijzing van de grieven en bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
6.4.4.[geïntimeerden] hebben in incidenteel hoger beroep één grief aangevoerd en [geïntimeerde 4] heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven naar voren gebracht, welke grieven naar inhoud en strekking op hetzelfde neerkomen.
6.4.5.[appellant] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, voor zover aangevallen door [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] , met veroordeling van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 4] in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
ten aanzien van de gepachte percelen [perceel 2] en [perceel 1] ( [adres 1] ): het beroep op het gezag van gewijsde