ECLI:NL:GHSHE:2024:1863

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
20-001266-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep en veroordeling voor diefstal en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken voor enkele feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor diefstal en schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de schriftelijke volmacht van de raadsman voldoende was om het hoger beroep te aanvaarden, ondanks dat er geen sprake was van gevoegde feiten. De verdachte is veroordeeld voor meerdere diefstallen, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en medeplegen van beschadigen. De straf is vastgesteld op 13 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van schade. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001266-22
Uitspraak : 5 juni 2024
TEGENSPRAAK (i.p.)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 mei 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-024931-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te [PI] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 1, 5 primair en 7 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van:
  • telkens ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel’ (het tenlastegelegde onder 2, 4 en 6);
  • ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (het tenlastegelegde onder 3);
  • ‘medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (het onder 5 subsidiair tenlastegelegde);
  • ‘diefstal’ (het onder 8 tenlastegelegde) en
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (het onder 9 tenlastegelegde)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft de vordering van de [benadeelde partij 1] gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 40,29, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening en tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de [benadeelde partij 2] is door de rechtbank gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 27,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening en tevens is de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van een bedrag van
€ 27,05 opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Tot slot is de [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en is de benadeelde partij veroordeeld in kosten van de procedure aan de zijde van de verdachte, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij akte van 8 juni 2022 is namens de verdachte tijdig partieel hoger beroep ingesteld, te weten ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7, 8 en 9. Gelet hierop richt het hoger beroep zich aldus niet tegen de vrijspraak ten aanzien van feit 1. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Zoals hiervoor onder ‘Hoger beroep’ is vermeld zijn de vorderingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toegewezen respectievelijk tot bedragen van € 40,29 en
€ 27,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partijen hebben in hoger beroep niet te kennen gegeven dat zij de vorderingen wensen te handhaven, waardoor deze vorderingen van rechtswege slechts voor zover de vorderingen zijn toegewezen, aan het oordeel van het hof zijn onderworpen. De [benadeelde partij 3] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft evenmin in hoger beroep kenbaar gemaakt de vordering te handhaven. Gelet daarop is deze vordering in het geheel niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Zoals hiervoor is vermeld is de verdachte bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken ter zake van het onder 1, 5 primair en 7 tenlastegelegde. In de schriftelijke volmacht van de raadsman van de verdachte tot instellen van het hoger beroep is opgenomen dat het hoger beroep zicht richt ‘ten aanzien van feit 2, feit 3, feit 4,
feit 5 subsidiair, feit 6, feit 7, feit 8 en feit 9’.
Het hof constateert dat bij het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde geen is sprake van gevoegde feiten als bedoeld in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zodat een beperking van het hoger beroep tot het onder 5 subsidiair tenlastegelegde als bedoeld in artikel 404, vijfde lid, Sv niet is toegelaten. Het hof verstaat de schriftelijke volmacht en de akte instellen hoger beroep echter zo dat de verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de feiten waarvoor hij is veroordeeld (al dan niet in een primaire én subsidiaire variant). Dat betekent dat de verdachte naar het oordeel van het hof kan worden ontvangen in zijn hoger beroep tegen het onder feit 5 tenlastegelegde. Hierdoor is de verdachte niet in zijn belangen geschaad. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in de appelschriftuur van de raadsman van de verdachte d.d. 15 juni 2022 is opgenomen dat het hoger beroep zich (het hof begrijpt: ook wat dit feit betreft) met name richt tegen de strafmaat.
Overeenkomstig deze verbeterde lezing van de volmacht en de akte is de vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wel uitgezonderd van het hoger beroep, maar de vrijspraak van het onder 7 tenlastegelegde (kennelijk per abuis) niet. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van het hof kan de verdachte voor het overige in zijn hoger beroep worden ontvangen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren ten aanzien van de vrijspraak van het onder 7 tenlastegelegde en zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 8 en 9 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot de vordering van de [benadeelde partij 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 40,29, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering van de [benadeelde partij 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 27,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van een bedrag van € 27,05.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, (een) bedrag(en) (te weten € 4,30 en/of € 39,96) van een bankrekening, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een filiaal van [naam filiaal] (in de gemeente Meerssen) (een) kassabetaling(en) te voldoen middels contactloos betalen met een door diefstal ontvreemde pinpas;
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 1] , (een) autosleutel(s) en/of (een) huissleutel(s) en/of een telefoon en/of een horloge en/of een aansteker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, Toyota Yaris, [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bij een hieraan voorafgaande woninginbraak ontvreemde (originele) autosleutel;
5.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 2] , een hoeveelheid goederen en/of geld, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, door een (tuin)poort te forceren en/of het (afgesloten) perceel te betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (tuin)poort, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto, Audi A6, [kenteken 2] in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de (originele) autosleutel, die uit de slaapkamer van die [slachtoffer 2] is weggenomen;
8.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, acht (opvouwbare) boodschappentassen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9.
hij op of omstreeks 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid goederen (waaronder chocoladerepen en/of flessen wijn en/of flesjes bier), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [naam filiaal] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd.
Het hof heeft het tenlastegelegde onder 3 verbeterd gelezen door de hierna weergegeven schuingedrukte woorden in te lezen: ‘terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
/hebbenverschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming’, nu naar het oordeel van het hof deze woorden abusievelijk niet zijn opgenomen in de wijziging tenlastelegging. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 5 primair tenlastegelegde
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en derhalve zal het hof de verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen, meermalen bedragen (te weten € 4,30 en € 39,96) van een bankrekening, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een filiaal van [naam filiaal] (in de gemeente Meerssen) kassabetalingen te voldoen middels contactloos betalen met een door diefstal ontvreemde pinpas;
3.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [straatnaam 1] , een autosleutel en een telefoon en een horloge en een aansteker, die aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, een (personen)auto, Toyota Yaris, [kenteken 1] , die aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen (personen)auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bij een hieraan voorafgaande woninginbraak ontvreemde (originele) autosleutel;
5 subsidiair.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een (tuin)poort, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
6.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een ander, een (personen)auto, Audi A6, [kenteken 2] , die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen (personen)auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de (originele) autosleutel, die uit een slaapkamer is weggenomen;
8.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen (opvouwbare) boodschappentassen, die aan [naam winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9.
hij op 27 januari 2022 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid goederen, die aan [naam filiaal] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2, 4 en 6 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 8 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het onder 9 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een serie vermogensdelicten op 27 januari 2022, deels in vereniging begaan, waaronder pintransacties met een gestolen bankpas, een woninginbraak, tweemaal een autodiefstal met valse sleutels en twee winkeldiefstallen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een vernieling. De verdachte heeft daarmee aangetoond geen respect te kunnen opbrengen voor andermans eigendom. De verdachte kwam naar eigen zeggen alleen naar Nederland om hier te werken, maar hij ging op 27 januari 2022 op strooptocht om zo snel mogelijk zoveel mogelijk buit binnen te halen. Uit zijn gedragingen blijkt een handelswijze die er alleen maar op gericht is om zichzelf te bevoordelen. Het betreft nare strafbare feiten die niet alleen financiële schade veroorzaken voor de gedupeerden, maar hen ook overlast bezorgen. Bovendien veroorzaken woninginbraken enorme gevoelens van angst en onveiligheid. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door zijn brutale daad dit gevoel van veiligheid in hoge mate heeft aangetast.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 28 december 2023, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit European Criminal Records Information System (ECRIS) Litouwen d.d. 12 oktober 2023 volgt dat de verdachte daar voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor strafbare feiten. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten en de hoeveelheid strafbare feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er geen sprake is van schending van de redelijke termijn. Het hof overweegt daarover het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaren nadat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Tevens heeft als uitgangspunt in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 2 jaren nadat hoger beroep is ingesteld. Wanneer de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert, geldt telkens als uitgangspunt een termijn van 16 maanden.
De verdachte is in deze zaak op 28 januari 2022 in verzekering gesteld, zijnde het moment dat hij ermee bekend is geraakt dat tegen hem een strafvervolging zou kunnen worden ingesteld. Het vonnis dateert van 25 mei 2022 en derhalve is er geen sprake van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg. Evenmin is in de fase van het hoger beroep de redelijke termijn geschonden, nu de akte instellen hoger beroep dateert van 8 juni 2022 en het hof heden, 5 juni 2024, arrest wijst. De voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak is op 24 februari 2023 geschorst. Op dat moment waren sinds het instellen van het hoger beroep nog geen 9 maanden verstreken. Er was derhalve op het moment van die schorsing geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van 16 maanden. Nu de verdachte zich sindsdien niet meer in voorlopige hechtenis bevindt, moet naar het oordeel van het hof de duur van de redelijke termijn in hoger beroep op 24 maanden worden gesteld. Van een termijnoverschrijding is derhalve geen sprake. Het hof neemt ten overvloede in aanmerking dat de behandeling van de zaak eerder is aangehouden omdat de verdachte zich in het buitenland in detentie bevond en de verdachte in de gelegenheid werd gesteld om aan te geven of hij van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wilde maken. Tijdsverloop als gevolg van dergelijke aanhoudingen komt in beginsel voor rekening van de verdachte (vgl. HR 14 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:709).
De voorlopige hechtenis van de verdachte is in deze zaak, na de beslissing van de rechtbank in eerste aanleg, met ingang van de fictieve v.i. datum geschorst. Volgens de berekening van het hof heeft de verdachte in de zaak in totaal 393 dagen in voorarrest doorgebracht. Op dit moment bevindt de verdachte zich uit anderen hoofde in detentie in Litouwen. Het hof acht het nu niet opportuun dat aan de verdachte een langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Alles afwegende is het hof dan ook van oordeel dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van het voorarrest.
Voorlopige hechtenis
Het hof heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering van de [benadeelde partij 1]
De [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 80,29 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 40,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening en de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Derhalve is, zoals onder ‘Omvang hoger beroep’ al vermeld, de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 40,29 aan het oordeel van het hof onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 40,29. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid mededaders
Tot vergoeding van de schade zijn naast de verdachte ook de mededaders gehouden. Zij zijn derhalve hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zullen ook de anderen daardoor zijn bevrijd van hun betalingsverplichtingen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 1] is toegebracht tot een bedrag van € 40,29. De verdachte en de mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op
te leggen tot een bedrag van € 40,29, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 dag kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de [benadeelde partij 2]
De [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.527,00 bestaande uit € 27,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 27,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening en de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Derhalve is, zoals onder ‘Omvang hoger beroep’ al vermeld, de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 27,00 aan het oordeel van het hof onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 3 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 27,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid mededader
Tot vergoeding van de schade is naast de verdachte ook de mededader gehouden. Zij zijn derhalve hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichtingen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 3 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 2] is toegebracht tot een bedrag van € 27,00. De verdachte en de mededader zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op
te leggen tot een bedrag van € 27,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 dag kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 7 tenlastegelegde.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 8 en 9 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden.
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de [benadeelde partij 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 40,29 (veertig euro en negenentwintig cent) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 40,29 (veertig euro en negenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 dag kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de [benadeelde partij 2]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 27,00 (zevenentwintig euro) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 27,00 (zevenentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 1 dag kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 5 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.F. Stamhuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.