ECLI:NL:GHSHE:2024:1850

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
200.300.532_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over aanneming van werk en schadevergoeding bij gebrekkige uitvoering van verbouwing

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. [appellant] heeft zijn woning laten verbouwen door aannemer [geïntimeerde], maar stelt dat de verbouwing niet deugdelijk is uitgevoerd. Hij claimt dat de werkzaamheden geheel opnieuw moesten worden uitgevoerd, wat heeft geleid tot aanzienlijke extra kosten. [appellant] heeft de verbouwing uiteindelijk door een andere aannemer laten afmaken en vordert schadevergoeding van [geïntimeerde].

Het hof heeft in deze zaak een tussenarrest gewezen op 8 maart 2022 en heeft partijen opgedragen om nadere informatie te verstrekken. Tijdens de procedure heeft [appellant] zijn eis gewijzigd en vordert hij nu onder andere een schadevergoeding van € 59.552,04 voor de gebrekkige fundering van de aanbouw en € 4.170,00 voor kosten van deskundigen. [geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep ook vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek om [appellant] te veroordelen tot betaling van € 1.950,00 voor de kosten van een rapport van een deskundige.

Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [appellant], waarin hij moet uiteenzetten welke werkzaamheden door de andere aannemer zijn verricht en welke kosten daarvoor in rekening zijn gebracht. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is verstrekt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.300.532/01
arrest van 4 juni 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
tegen
[geïntimeerde] ,
handelend onder de naam [Bouwbedrijf X] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. G.J.M. Philipsen te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 8 maart 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/351179 / HA ZA 19-660 gewezen vonnis van 16 juni 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 8 maart 2022 waarbij het hof een mondeling behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van mondeling behandeling van 20 april 2022;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord en memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties;
  • de akte inbreng producties van de zijde van [appellant] ;
  • de akte inbreng producties en eisvermeerdering in incidenteel hoger beroep van de zijde van [geïntimeerde] ;
  • de op 23 januari 2024 gehouden mondeling behandeling waarbij beide partijen spreeknotities hebben overgelegd.
Partijen hebben op de rol van 20 februari 2024 laten weten dat zij geen overeenstemming hebben bereikt en zij hebben arrest gevraagd. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
De inleiding en samenvatting
6.1.
Het gaat in deze zaak kort samengevat om het volgende.
6.1.1.
[appellant] heeft zijn woning laten verbouwen door aannemer [geïntimeerde] . Volgens [appellant] is die verbouwing niet deugdelijk uitgevoerd. Het komt er volgens [appellant] op neer dat de door [geïntimeerde] uitgevoerde verbouwing geheel opnieuw moest geschieden, waardoor de kosten enorm zijn opgelopen. Volgens [appellant] was hij genoodzaakt het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk grotendeels te laten herstellen en de bouw te laten afmaken door een andere aannemer. Verder heeft [appellant] nog aangevoerd dat hij zich ernstig zorgen maakt over de wijze waarop [geïntimeerde] de nieuwe aanbouw heeft gefundeerd. [geïntimeerde] heeft betwist dat hij geen goed werk heeft verricht.
6.1.2.
Het hof kan nog geen beslissing nemen over het merendeel van de geschilpunten. Het hof heeft eerst behoefte aan nadere inlichtingen. Het hof zal [appellant] opdragen nadere informatie te verstrekken. [geïntimeerde] mag daarop reageren.
De feiten
6.2.
[appellant] heeft in zijn inleiding op de memorie van grieven een overzicht gegeven van wat volgens hem de feiten zijn in deze zaak. [geïntimeerde] heeft dat overzicht betwist en hij heeft opgemerkt dat het hem niet duidelijk is of die inleiding moet worden opgevat als een grief tegen de door de rechtbank benoemde feiten.
Ook [geïntimeerde] heeft een opmerking gemaakt over een enkel onderdeel van het feitenoverzicht. Ook [geïntimeerde] heeft grieven benoemd in zijn memorie, maar geen van die grieven is gericht tegen het feitenoverzicht van de rechtbank.
Het hof overweegt dat slechts geschilpunten die door middel van een – zowel voor het hof als voor de wederpartij – als zodanig herkenbare grief aan het hof zijn voorgelegd, door het hof zullen worden beoordeeld. Het hof is van oordeel dat beide partijen weliswaar opmerkingen hebben gemaakt over de feiten, maar dat het voor het hof en/of voor de andere partij (in dit geval over en weer voor beide partijen), niet voldoende duidelijk is of die opmerkingen moeten worden beschouwd als een grief. Het hof heeft die opmerkingen daarom niet als grieven opgevat tegen het feitenoverzicht van de rechtbank. Om die reden gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten. Dat zijn de volgende.
6.2.1.
Op 1 maart 2018 hebben partijen een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten (ex artikel 7:750 BW), waarbij [geïntimeerde] zich heeft verbonden tot het verrichten van meerdere werkzaamheden aan de woning van [appellant] . Op de overeenkomst zijn de Consumentenvoorwaarden Verbouwingen (Covo2010) van toepassing verklaard.
6.2.2.
De overeengekomen aanneemsom was € 60.722,96 en partijen zijn overeengekomen dat het werk binnen 90 werkbare dagen na de uiterste datum van aanvang (1 maart 2018) zou worden uitgevoerd.
6.2.3.
Op 14 juli 2018 heeft [geïntimeerde] het werk neergelegd waarna hij op 20 juli 2018 [appellant] heeft verzocht om afrekening conform de stand van het werk (inclusief meer- en minderwerk), waarbij [appellant] volgens [geïntimeerde] nog een bedrag van € 4.600,00 diende te betalen. Op 23 juli 2018 heeft [geïntimeerde] aangegeven het werk pas te willen hervatten wanneer voornoemd bedrag van € 4.600,00 door [appellant] aan hem was betaald.
6.2.4.
Op 24 juli 2018 heeft [appellant] kenbaar gemaakt niet in te kunnen stemmen met de eisen van [geïntimeerde] en heeft hij [geïntimeerde] in gebreke gesteld en gesommeerd het overeengekomen werk te hervatten en alsnog binnen een termijn van 10 werkdagen op te leveren.
6.2.5.
Op 1 augustus 2018 heeft [appellant] zijn oude woning moeten verlaten. [appellant] heeft toen een voorziening voor onderdak en opslag van zijn inboedel, de geleverde nieuwe keuken en bijkeuken getroffen.
6.2.6.
Op 2 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] in een overleg tussen partijen aan [appellant] toegezegd het werk op 24 augustus 2018 te zullen opleveren. Partijen hebben toen afgesproken dat [appellant] een onafhankelijke expert zou inhuren om bij de oplevering een bouwkundige inspectie uit te voeren. Op verzoek van [geïntimeerde] heeft [appellant] een nieuwe meterkast en schakelmateriaal gekocht voor in totaal een bedrag van € 2.084,93.
6.2.7.
Op 9 augustus 2018 heeft [appellant] [geïntimeerde] nogmaals in gebreke gesteld en gesommeerd om het werk op 24 augustus 2018 conform de overeenkomst op te leveren en de gebreken die tijdens de werkzaamheden zijn ontstaan te herstellen.
6.2.8.
Op 12 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] verzocht de oplevertermijn te verplaatsen naar 30 augustus 2018. [appellant] heeft daarmee ingestemd, onder de mededeling dat daarna niet langer gelegenheid zal worden geboden het werk af te maken en gebreken te herstellen. Verder heeft hij medegedeeld dat hij, bij gebreke van oplevering op deze datum, aanspraak zal maken op vervangende schadevergoeding en dat door een onafhankelijke expert een opleveringsinspectie zal worden uitgevoerd.
6.2.9.
Op 19 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] kenbaar gemaakt aan [appellant] dat hij stopt met zijn aannemersbedrijf wegens medische redenen, maar dat dit voor [appellant] verder geen gevolgen zal hebben en [appellant] altijd een beroep mag doen op nazorg of garantie.
6.2.10.
Op 25 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] aangegeven dat hij de verbouwing niet zal voltooien en dat de door [appellant] genoemde gebreken door hem al zijn of nog worden hersteld. [geïntimeerde] heeft daarna geen werkzaamheden meer voor [appellant] verricht.
6.2.11.
Op 29 augustus 2018 heeft [appellant] [geïntimeerde] verzocht voor 1 september 2018 gebreken te herstellen.
6.2.12.
Op 13 en 17 oktober 2018 heeft [Bouwkundig Adviesbureau X] (hierna: [Bouwkundig Adviesbureau X] ) het werk geïnspecteerd. [geïntimeerde] heeft zich op 13 oktober 2018 kort voor aanvang van de inspectie telefonisch afgemeld; op 17 oktober 2018 heeft [geïntimeerde] zich per e-mail afgemeld. Op 30 november 2018 heeft [Bouwkundig Adviesbureau X] een rapport uitgebracht.
6.2.13.
[appellant] heeft [aannemersbedrijf] (hierna: [aannemersbedrijf] ) opdracht gegeven om de verbouwing af te maken en de gebreken zoals die blijken uit het rapport van [Bouwkundig Adviesbureau X] te herstellen. [aannemersbedrijf] heeft op 28 december 2018 een rapport opgesteld van de door hem geconstateerde gebreken.
6.2.14.
Op 31 januari 2019 heeft [appellant] de rapporten van [Bouwkundig Adviesbureau X] en [aannemersbedrijf] aan [geïntimeerde] gezonden en aanspraak gemaakt op een bedrag van € 82.383,17, een bedrag van € 50.866,13 en een gefixeerde schadevergoeding van € 40,00 per kalenderdag wegens overschrijding van de bouwtijd.
6.2.15.
[geïntimeerde] heeft de vorderingen van [appellant] betwist.
De vorderingen in eerste aanleg en de beslissing van de rechtbank; de vorderingen in hoger beroep
6.3.1.
[appellant] heeft (in conventie) bij de rechtbank gevorderd (verkort weergegeven en na vermeerdering van eis):
1. de overeenkomst te ontbinden voor zover deze niet is uitgevoerd;
en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van:
2. € 16.173,97;
3. € 10.420,62 ter zake minderwerk;
4. € 60.146,24 en € 18.797,69 (en subsidiair € 10.400,-) ter zake schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
5. € 2.212,55 ter zake kosten deskundigen, te vermeerderen met wettelijke rente;
6. € 817,51 ter zake gevolgschade lekkage lichtstraat;
alsmede
7. voor recht te verklaren dat het grondwerk en/of de fundering van de aanbouw van de woning ondeugdelijk door [geïntimeerde] is uitgevoerd en dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
8. met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
6.3.2.
[geïntimeerde] heeft (in reconventie) bij de rechtbank gevorderd (verkort weergegeven) [appellant] te veroordelen tot betaling van € 5.710,69 te vermeerderen met wettelijke rente en met zijn veroordeling in de proceskosten en nakosten.
6.3.3.
De rechtbank heeft [geïntimeerde] veroordeeld om aan [appellant] te betalen (verkort weergegeven):
€ 13.599,82 inclusief btw aan schadevergoeding herstelkosten;
€ 8.473,19 aan gefixeerde schadevergoeding;
€ 2.212,55 aan deskundigenkosten;
al deze posten te vermeerderen met wettelijke rente;
€ 214,06 inclusief btw aan (gevolg)schade lichtstraat.
De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] op [appellant] allemaal afgewezen.
[geïntimeerde] is veroordeeld in de proceskosten (zowel in conventie als in reconventie) en alle veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft de overige vorderingen van [appellant] op [geïntimeerde] afgewezen.
6.3.4.
[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis. [appellant] heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Hij heeft gevorderd dat het hof:
[geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 80.967,69 ter zake vervangende schadevergoeding;
[geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 13.933,38 ter zake minderwerk;
[geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 9.108,45 ter zake gefixeerde schadevergoeding;
a. voor recht verklaart dat de fundering van de aanbouw van de woning van [appellant] door [geïntimeerde] ondeugdelijk is uitgevoerd en dat [geïntimeerde] jegens [appellant] aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende schade;
b. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 59.552,04 in verband met de gebrekkige fundering van de aanbouw;
5. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 4.170,00 ter zake kosten deskundige;
6. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 817,50 ter zake gevolgschade lekkage lichtstraat;
7. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van (primair) € 2.833,55, dan wel (subsidiair) € 1.870,72, dan wel (meer subsidiair) € 649,68 ter zake minderwerk elektra;
8. [geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.
6.3.5.
[geïntimeerde] is in incidenteel hoger beroep gekomen. Hij heeft eveneens geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis. Hij heeft aanvankelijk in hoger beroep gevorderd dat het hof de vorderingen van [appellant] zal afwijzen en dat [appellant] wordt verplicht om alles aan hem terug te betalen wat hij ter uitvoering van het vernietigde vonnis heeft voldaan. Daarna heeft [geïntimeerde] deze eis herhaald en aangevuld met de eis om [appellant] te veroordelen tot betaling van € 1.950,00 ter zake de kosten van het rapport van [deskundige] .
Enkele procesrechtelijke beslissingen
6.4.1.
[appellant] heeft zijn eis in hoger beroep gewijzigd. [geïntimeerde] heeft meerdere bezwaren aangevoerd tegen de gewijzigde eis, waaronder bezwaren van procesrechtelijke aard. Volgens [geïntimeerde] is de manier waarop [appellant] in hoger beroep procedeert in strijd met de regels van een goede procesorde (maar dat bezwaar ziet voornamelijk op een ander probleem waarover het hof hierna oordeelt in 6.4.3). Het hof is van oordeel dat uit de memorie van antwoord van [geïntimeerde] onvoldoende duidelijk volgt dat of waarom het [appellant] uit oogpunt van een goede procesorde niet vrij zou staan zijn eis in hoger beroep te wijzigen (dus los van de vraag of de gewijzigde eis voldoende duidelijk is of toewijsbaar is). In ieder geval is het hof van oordeel dat er geen aanleiding is de eiswijziging buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis.
6.4.2.
Het hof constateert dat [geïntimeerde] wel in incidenteel hoger beroep is gekomen maar dat hij niet heeft geconcludeerd dat het hof alsnog zijn vorderingen tegen [appellant] (zijn reconventionele vorderingen uit de eerste aanleg) moet toewijzen. Het hof zal dus niet meer beoordelen of de door de rechtbank afgewezen vorderingen van [geïntimeerde] op [appellant] (de reconventionele vorderingen) alsnog moeten worden toegewezen en zich beperken tot de (in hoger beroep gewijzigde) eis om [appellant] te veroordelen tot betaling van de kosten van ir. Stolk. Die vordering heeft alleen betrekking op de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige. [geïntimeerde] heeft die kosten gevorderd nadat hij van grieven had gediend in incidenteel hoger beroep. Tegen deze eiswijziging heeft [appellant] geen procesrechtelijk bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis.
6.4.3.
[appellant] heeft bij memorie van grieven als productie 45 bijgevoegd een ‘Discussielijst Meerwerk en Minderwerk’, als productie 47 een ‘Rapport [appellant] inzake gebreken en niet voltooide werkzaamheden verbouwing [geïntimeerde] ’ en als productie 49 ‘Weerspreking [appellant] verweer [geïntimeerde] op calculatie [aannemersbedrijf] ’. Productie 45 bestaat uit 141 pagina’s, productie 47 uit 171 pagina’s en productie 49 uit 36 pagina’s. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] terecht bezwaar heeft gemaakt tegen deze producties, omdat deze producties nadere uiteenzettingen zijn van de standpunten van [appellant] . Het gaat bij deze producties om een verkapte memorie van grieven. [appellant] heeft voorafgaand aan het nemen van zijn memorie van grieven toestemming gevraagd en gekregen voor een uitgebreidere memorie dan op grond van artikel 2.11 van het (toen geldende) procesreglement was toegestaan. Een verzoek om meer dan het toegestane aantal pagina’s dan waarvoor [appellant] reeds toestemming had gekregen is niet gedaan. Het hof zal de in deze producties ingenomen standpunten niet in de beoordeling betrekken, omdat [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd dat deze wijze van procederen in strijd komt met de regels van een goede procesorde. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd dat van hem niet kon worden verwacht dat hij op al deze producties zou reageren (zie o.a. HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404).
Een instructie aan [appellant]
6.5.
[geïntimeerde] heeft de door [appellant] gestelde schadeposten betwist en (onder andere) aangevoerd dat [appellant] vergoeding van vele schadeposten vordert, maar dat alle vorderingen uitsluitend zijn gebaseerd op calculaties en niet op facturen of betalingsbewijzen.
Volgens [geïntimeerde] heeft als uitgangspunt te gelden dat schade concreet moet worden begroot en inmiddels zijn er vele jaren verstreken sinds de door hem uitgevoerde verbouwing. Volgens [geïntimeerde] had het daarom inmiddels voor [appellant] mogelijk moeten zijn om alle facturen van [aannemersbedrijf] te verstrekken, alsmede betalingsbewijzen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] dit terecht heeft aangevoerd. Het hof draagt [appellant] op om een akte te nemen waarin hij uiteenzet welke werkzaamheden [aannemersbedrijf] op welke momenten heeft verricht, welke bedragen wanneer daarvoor in rekening zijn gebracht en of de facturen zijn voldaan. [appellant] dient zijn akte te voorzien van bewijsmiddelen (facturen en betaalbewijzen).
Het verdere verloop van de procedure
6.6.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door [appellant] . [geïntimeerde] mag daarna een antwoordakte nemen. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 2 juli 2024 voor akte aan de zijde van [appellant] met de hiervoor in 6.5 vermelde doeleinden, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en G.J.S. Bouwens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juni 2024.
griffier rolraadsheer