ECLI:NL:GHSHE:2024:1807

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.325.420_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake de omgangsregeling voor twee minderjarigen, geboren in 2008 en 2011. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om vaststelling van een omgangsregeling met zijn kinderen, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, zich tegen dit verzoek heeft verzet. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft op 31 augustus 2023 een verzoek van het hof ontvangen om onderzoek te doen naar de draagkracht van de kinderen voor begeleid contact met de vader. Het hof heeft de beslissing over de omgangsregeling aangehouden tot 31 december 2023, in afwachting van het rapport van de raad, dat op 27 november 2023 is ingediend.

In het rapport concludeert de raad dat er geen signalen zijn van kwetsbare kinderen, maar dat er wel zorgvuldigheid geboden is in de omgangsregeling, gezien de lange periode van geen contact en de zorgen van de kinderen. De raad adviseert om de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak aan te houden voor negen maanden, zodat de mogelijkheden voor omgang verder onderzocht kunnen worden, met de regie bij een begeleidende instantie. Zowel de vader als de moeder hebben in hun reacties op het raadsrapport aangegeven bereid te zijn om het geadviseerde traject te volgen.

Het hof heeft besloten om de beslissing over de omgangsregeling aan te houden tot 1 maart 2025, zodat de ouders de gelegenheid krijgen om zich te wenden tot een hulpverleningsinstantie voor verdere begeleiding. De advocaten van partijen zijn verzocht om uiterlijk één maand voor de pro forma datum een rapportage in te dienen over de voortgang van het hulpverleningstraject. De beschikking is openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 mei 2024
Zaaknummer: 200.325.420/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/309344 / FA RK 22-3463
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D. Dronkers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Ligtelijn-Huisman.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 31 augustus 2023

5.1.
Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de vraag of er draagkracht is bij de kinderen voor enige vorm van begeleid contact met de vader.
5.2.
Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden pro forma tot 31 december 2023.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad van 27 november 2023, ingekomen ter griffie op 1 december 2023;
- het V6-formulier met bijlage namens de vader, ingekomen ter griffie op 15 december 2023;
- het V6-formulier met bijlage namens de moeder, ingekomen ter griffie op 18 december 2023.
6.2.
Het hof heeft partijen en de raad per brief van 3 mei 2024 bericht dat een van de raadsheren ten overstaan van wie de mondelinge behandeling is gehouden niet meer werkzaam is bij het hof en dat er daarom een nieuwe raadsheer aan de zaak is verbonden.
6.3.
Het hof heeft partijen en de raad verzocht om uiterlijk 10 mei 2024 kenbaar te maken of zij ermee kunnen instemmen dat het hof in de gewijzigde samenstelling een beschikking zal wijzen, dan wel dat zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
6.4.
Van partijen noch de raad is een reactie ontvangen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad heeft in het rapport van 27 november 2023 het volgende geconcludeerd en geadviseerd. Uit het onderzoek zijn geen signalen naar voren gekomen om te spreken van kwetsbare kinderen. De raad is van mening dat er wel met zorg en aandacht gekeken moet worden hoe en op welke manier tot omgang kan worden gekomen gezien de duur van het ontbreken van contact en de zorgen die de kinderen hebben bij contact met hun vader. Het belang, het proces en de ontwikkeling van de kinderen staat voorop en is leidend. Het proces en de mogelijke omgang moeten dan ook in een veilig kader plaatsvinden. De raad is van mening dat allereerst [instantie] oriënterende gesprekken met de vader dient te voeren zodat [instantie] een inschatting kan maken wat de mogelijkheden van de vader zijn. Gelijktijdig kunnen gesprekken met de kinderen worden opgestart om hun visie en voorwaarden voor omgang met de vader verder uit te werken. Belangrijk daarbij is dat ook de moeder als vertrouwenspersoon en opvoeder in het proces wordt meegenomen.
7.2.
De raad adviseert het hof de bestreden beschikking, waarbij het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling is afgewezen, in zoverre te vernietigen en de zaak aan te houden voor een periode van negen maanden, in afwachting van het verloop van de hulpverlening, waarbij de mogelijkheden voor omgang verder worden onderzocht en waar mogelijk een BOR II traject wordt opgestart, waarbij de regie over de omgang ligt bij de begeleidende instantie.
7.3.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op voornoemd rapport van de raad te reageren. Partijen hebben hiervan gebruik gemaakt.
7.4.
De vader heeft in reactie op het raadsrapport -samengevat- het volgende aangevoerd. De vader kan zich verenigen met het advies van de raad. De vader heeft er alle vertrouwen in dat de omgang tot stand gaat komen en hij zal zich hiervoor inzetten. De vader verzoekt overeenkomstig het advies van de raad te beslissen in een tussenuitspraak.
7.5.
De moeder heeft in reactie op het raadsrapport -samengevat- het volgende aangevoerd. Het vergt veel energie van de moeder om opnieuw met de raad in gesprek te gaan over de vader in relatie tot de kinderen. Ook heeft de moeder gemerkt dat de gesprekken een wissel hebben getrokken op het leven van de kinderen en de rust op zowel school als thuis verstoord is geraakt. Het belang van de kinderen prevaleert echter boven haar eigen belangen en om die reden is de moeder bereid het geadviseerde traject aan te gaan en kan zij instemmen met de aanhouding van de zaak voor de duur van negen maanden.
7.6.
Het hof overweegt het volgende.
7.6.1.
Gelet op het advies van de raad en het feit dat partijen zich kunnen conformeren aan dit advies en de hulpverlening kunnen accepteren en benutten, zal het hof de beslissing over de omgangsregeling negen maanden aanhouden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening. Het hof gaat ervan uit dat ouders zich zelfstandig, al dan niet met hulp van de advocaten, zullen wenden tot [instantie] , dan wel een soortgelijke organisatie om overeenkomstig het advies van de Raad te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om alsnog tot omgang te komen en eventueel onder begeleiding en regie van [instantie] een BOR-II traject te starten. Zo nodig kunnen partijen, al dan niet met hulp van de advocaten, zich wenden tot de gemeente van de woonplaats van de kinderen teneinde een verwijzing naar [instantie] dan wel een soortgelijke organisatie te verkrijgen.
7.6.2.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden tot 1 maart 2025.

8.De beslissing

Het hof:
houdt de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aan teneinde de ouders in de gelegenheid te stellen zich te wenden tot [instantie] of een soortgelijke organisatie waar de mogelijkheden voor omgang worden onderzocht en waar mogelijk omgang wordt opgestart onder regie van een BOR II traject, waarbij de invulling van het traject wordt bepaald door en zal worden overgelaten aan de betreffende hulpverleningsinstantie,
verzoekt de advocaten van partijen uiterlijk één maand voor de hierna te noemen pro forma datum de rapportage van de hulpverleningsinstantie omtrent de voortgang van het hulpverleningstraject bij het hof in te dienen dan wel het hof eerder te informeren indien het hulpverleningstraject niet slaagt, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raad, en het te hof informeren of zij een beslissing wensen of een mondelinge behandeling;
houdt iedere beslissing aan tot PRO FORMA 1 maart 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.M. Bossink, M.A. Stammes en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.