In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die de werknemer heeft opgelopen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. De werknemer, die in Polen woont, heeft in hoger beroep de afwijzing van zijn vordering door de kantonrechter bestreden. De werknemer stelt dat hij op 6 mei 2020 een arbeidsongeval heeft gehad, waarbij hij letsel heeft opgelopen door een pallet die vastliep op een rollenbaan. De werkgever betwist dat het ongeval heeft plaatsgevonden en stelt dat zij haar zorgplicht heeft nageleefd. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de werknemer schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, en heeft de vordering afgewezen.
In hoger beroep heeft de werknemer twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de werknemer daadwerkelijk letsel heeft opgelopen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Het hof heeft de werknemer echter toegelaten tot het leveren van bewijs dat hij bij zijn ziekmelding op 6 mei 2020 heeft gemeld dat hem een arbeidsongeval is overkomen. Tevens is de werkgever gelast bewijs te leveren dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en getuigenverhoor.