Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] . Hierna te noemen: [minderjarige] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, uitgesproken door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2024, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, die op 24 november 2023 de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] heeft uitgesproken. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent, is van mening dat de ondertoezichtstelling prematuur is en dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] niet in haar belang is. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding van professionals zou plaatsvinden in het kader van een BOR-3 regeling. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2024 is de moeder niet verschenen, terwijl de vader en de vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling wel aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die ernstig bedreigd wordt door het ontbreken van statusvoorlichting en het dreigende contactverlies met de vader. De moeder heeft tot nu toe geen adequate samenwerking met de jeugdbeschermer getoond, wat de uitvoering van de ondertoezichtstelling bemoeilijkt. Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat minder ingrijpende maatregelen niet toereikend zijn om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De beslissing is genomen in het kader van de zorg voor de minderjarige en de noodzaak van begeleiding in haar ontwikkeling.