Alhoewel het invoelbaar is dat de vader graag zou zien dat [minderjarige] weer bij hem komt wonen, kan hiervan, in de hiervoor genoemde omstandigheden, geen sprake zijn. [minderjarige] heeft al veel verlieservaringen in haar leven opgedaan. Om haar op dit moment uit haar inmiddels vertrouwde omgeving weg te halen, wordt niet in haar belang geacht en zou opnieuw een ingrijpende en stressvolle ervaring voor haar zijn.
De vader heeft weliswaar zijn zorgen geuit over het pleeggezin waar [minderjarige] verblijft, maar vanuit de raad, de GI en de bijzondere curator worden deze zorgen niet bevestigd, zodat dit niet tot een andere beslissing kan leiden.
Voor [minderjarige] is het met name van belang dat er snel duidelijkheid en rust ontstaat, zodat zij (verder) kan gaan werken aan haar traumagerelateerde problematiek. De therapie die zij krijgt kan op dit moment onvoldoende effect sorteren, vanwege de onzekerheid die zij nu ervaart.
Het hof hoopt dat er vanuit die rust op termijn weer een opening bij [minderjarige] zal ontstaan om het contact met de vader aan te gaan.
De pleegouders hebben tijdens de mondelinge behandeling nogmaals benadrukt dat zij het contact tussen [minderjarige] en de vader heel belangrijk vinden en dat zij [minderjarige] stimuleren om het contact met de vader aan te gaan. Het hof ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen.
Een plaatsing van [minderjarige] in een ander pleeggezin kan op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden evenmin in het belang van [minderjarige] worden geacht, daargelaten dat het hof hierover geen beslissing kan nemen.
Ook hetgeen de vader verder nog naar voren heeft gebracht, kan niet tot een andere beslissing leiden. Als de vader in staat is, zo nodig met psychologische hulp, [minderjarige] duidelijk te maken dat hij het prima vindt dat ze van haar pleegouders houdt en dat het goed is dat zij daar wil blijven wonen, kan er bij [minderjarige] ruimte ontstaan voor traumaverwerking en mogelijk daarna contactherstel met haar vader.
Slotsom