In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 222 Rv, waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. R.R.H.J. Ramakers, verzocht om voeging van de onderhavige procedure met een andere aanhangige zaak. De appellant stelde dat er sprake was van verknochtheid tussen beide zaken, die betrekking hebben op burenrecht en dezelfde partijen omvatten. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft de vordering tot voeging niet betwist. Het hof heeft vastgesteld dat beide zaken verknocht zijn en dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld. Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 28 mei 2024 voor memorie van grieven, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het hof benadrukt dat de vorderingen, ondanks de voeging, hun zelfstandigheid behouden en dat partijen duidelijk moeten maken op welke zaak hun stukken betrekking hebben.