In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 november 2023, staat de vraag centraal of de deur van gedaagde in de achtergevel van zijn pand onrechtmatig is aangebracht, waardoor er verboden uitzicht op het erf van eiser zou bestaan, in strijd met artikel 5:50 BW. Eiser, eigenaar van een perceel in Maastricht, vordert dat de rechtbank vaststelt dat de deur onrechtmatig is en dat gedaagde deze moet verwijderen of voorzieningen moet treffen om het uitzicht te blokkeren. Gedaagde, die de deur heeft geplaatst voor onderhoud aan zijn pand, betwist dat er sprake is van verboden uitzicht en stelt dat eiser onvoldoende belang heeft bij zijn vorderingen.
De rechtbank oordeelt dat de deur inderdaad uitzicht biedt op het erf van eiser, wat in strijd is met de wet. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe dat de deur onrechtmatig is aangebracht en verplicht gedaagde om binnen vier weken na betekening van het vonnis voorzieningen te treffen zodat er geen uitzicht meer is. De rechtbank wijst de primaire vordering tot verwijdering van de deur af, maar staat de subsidiaire vordering toe, waarbij gedaagde een dwangsom van € 500,00 per dag moet betalen als hij niet aan de verplichtingen voldoet. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.410,85 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor de verklaring voor recht.