De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
[minderjarige] is een lief en leuk kind, maar ook een ontzettend kwetsbaar meisje dat het de volwassenen om haar heen erg moeilijk maakt. In het gezinshuis [gezinshuis] , waar [minderjarige] van 11 december 2022 tot en met 20 december 2023 verbleef, had [minderjarige] met de juiste diagnostiek en behandeling een grote kans gehad om zich hier positief te ontwikkelen. Nadat de moeder op advies van haar toenmalig advocaat de gezinshuisvader had beschuldigd van seksueel misbruik van [minderjarige] , waar geen feiten aan werden verbonden, kon [minderjarige] niet langer blijven in het gezinshuis en is zij overgeplaatst naar een crisisplek. Dit heeft [minderjarige] veel pijn en verdriet gedaan. De moeder kan niet overzien welke gevolgen haar keuzes hebben voor het gevoel van veiligheid van [minderjarige] . De GI heeft [minderjarige] aangemeld bij het [instantie 7] voor diagnostiek en behandeling, omdat [instantie 8] hun traject heeft stilgelegd vanwege de recente turbulente ontwikkelingen in het leven van [minderjarige] . Na een crisisplaatsing is [minderjarige] op 30 januari 2024 overgeplaatst naar [instantie 1] , een behandelgroep van [instantie 6] . [minderjarige] laat op de behandelgroep zorgelijk gedrag zien. Ze is niet zindelijk, smeert met haar ontlasting, kan geen relaties aangaan met de andere kinderen op de groep en kan niet omgaan met uitgestelde aandacht.
[instantie 2] is in januari 2024 gestopt met de omgangsbegeleiding, omdat de moeder opnames had gemaakt van de medewerkers en die heeft laten horen aan de rechtbank. De moeder was opgelucht dat [instantie 2] stopte en ziet niet in dat dit vervelend is voor [minderjarige] , omdat [minderjarige] een goede klik had met de begeleiders. In maart 2024 heeft [instantie 3] de omgangsbegeleiding overgenomen. De GI ziet tijdens de omgang dat de moeder ontzettend veel van [minderjarige] houdt en haar best doet om de omgang vorm te geven. [minderjarige] heeft bepaalde kaders en grenzen nodig die ze door moeder niet krijgt aangeboden. De moeder begrenst [minderjarige] bijvoorbeeld door te zeggen: ‘je moet luisteren anders ga ik nu naar huis.’ [minderjarige] oogt onrustig, kan niet of nauwelijks haar aandacht bij een taakje houden, loopt vaak weg van de moeder en de GI, plast in haar broek, wil graag eten en lijkt hierin
onverzadigbaar. De GI ziet een gespannen meisje dat het leuk vindt om haar moeder te zien, maar dit ook weer ontzettend moeilijk lijkt te vinden. Het lukt de moeder onvoldoende om bij [minderjarige] aan te sluiten, haar te begrenzen, haar emoties te herkennen en in te spelen op haar behoeftes. Het lijkt alsof de moeder in strijd zit om [minderjarige] terug naar huis te krijgen en daarmee voorbij gaat aan de belangen van [minderjarige] . De moeder kan niet voor [minderjarige] zorgen, ook niet een paar dagen per week. Binnen de door [instantie 3] begeleide omgang zijn er al zoveel dingen waaraan gewerkt moet worden. Dat wordt steeds met de moeder teruggekoppeld tijdens een RTO, maar het blijft lastig voor de moeder om zelfreflectie te hebben. De GI acht een artikel 810a onderzoek niet nodig en bovendien niet in het belang van [minderjarige] .