ECLI:NL:GHSHE:2024:1439

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.310.935_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een tussenbeschikking in hoger beroep over de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige 1], geboren in 2007. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen. De rechtbank Limburg heeft dit verzoek afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] alsnog bij de vader bepaald.

De beslissing over de zorgregeling is echter aangehouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en een definitief advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de raad de opdracht gegeven om het onderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling. De partijen hebben ingestemd met het advies van de raad, en het hof heeft bepaald dat verdere beslissingen pro forma worden aangehouden tot 22 oktober 2024.

De zaak is complex en raakt aan belangrijke aspecten van het personen- en familierecht, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de adviezen van de raad en de reacties van de ouders op het raadsrapport. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 25 april 2024, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 april 2024
Zaaknummer: 200.310.935/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/298105 / FA RK 21-4152
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.P.H.W. Haas,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P.F. Rober.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1]([minderjarige 1]), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 8 juni 2023

5.1.
Het hof heeft in deze zaak bij beschikking van 8 juni 2023 de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 mei 2022 vernietigd voor zover daarbij het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen is afgewezen. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het hof de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] alsnog bij de vader bepaald.
5.2.
Het hof heeft de beslissing met betrekking tot de zorgregeling zes maanden aangehouden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en het hof heeft opdracht gegeven aan de raad om het onderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden tot 15 december 2023.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 22 februari 2024;
- het V8-formulier d.d. 26 februari 2024 van de zijde van de moeder;
- het V8-formulier d.d. 4 maart 2024 van de zijde van de vader.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad besluit in het raadsrapport van 22 februari 2024 om het onderzoek naar de opvoedingssituatie van [minderjarige 1] af te sluiten onder verwijzing van de ouders naar de gemeente [woonplaats moeder] voor het initiëren van een structureel contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
7.2.
De raad adviseert het hof om met betrekking tot [minderjarige 1] de behandeling van het verzoek dat ziet op de verdeling van zorg- en opvoedingstaken aan te houden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening voor [minderjarige 1] en de raad de opdracht te geven om het onderzoek na zes maanden te hervatten, teneinde een definitief advies te geven.
7.3.
Blijkens de reacties van partijen en [minderjarige 1] op het raadsrapport, zoals weergegeven onder 11. van het raadsrapport, kunnen de ouders en [minderjarige 1] zich conformeren aan het advies van de raad. Partijen hebben het hof voorts bij voornoemde V8-formulieren van respectievelijk 26 februari 2024 en 4 maart 2024 bevestigd dat zij kunnen instemmen met het advies van de raad.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1. Gelet op het advies van de raad en het feit dat partijen zich kunnen vinden in dit advies, zal het hof de beslissing over de zorgregeling aanhouden in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening. Het hof geeft de raad daarbij de opdracht om het onderzoek zes maanden na afsluiting van het onderhavige raadsonderzoek te hervatten, derhalve uiterlijk 22 augustus 2024, en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling.
Indien de raad daartoe aanleiding ziet en/of de ingezette hulpverlening stagneert, kan de raad eerder een terugkoppeling aan het hof geven.
Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
7.4.2.
De beslissing over de zorgregeling zal in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en het definitieve advies van de raad voor de duur van zes maanden worden aangehouden. Het hof zal iedere verdere beslissing PRO FORMA aanhouden tot 22 oktober 2024.

8.De beslissing

Het hof:
houdt de beslissing met betrekking tot de zorgregeling zes maanden aan in afwachting van de resultaten van de ingezette hulpverlening en geeft de opdracht aan de raad om het onderzoek te hervatten en een definitief advies uit te brengen over de zorgregeling;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing PRO FORMA aan tot 22 oktober 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en A.M. Bossink en is op 25 april 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.