Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] .
hierna te noemen: de raad.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsnog te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 1] – na een nader vast te stellen opbouwschema – uiteindelijk bij de moeder zal verblijven gedurende eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, zulks na voorafgaand onderzoek en advies van de raad;
- ingeval de zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de moeder zal worden gewijzigd, te bepalen dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. Kosten rechtens.
- de vader, bijgestaan door mr. Haas;
- de moeder, bijgestaan door mr. Rober;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] ;
[minderjarige 1] is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van de gesprekken met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 4 maart 2022;
- het V6-formulier d.d. 21 oktober 2022, met bijlage van de zijde van de moeder;
- het V6-formulier d.d. 31 oktober 2022, met bijlagen van de zijde van de vader.
3.De beoordeling
De rechtbank had zich meer in de ontstane situatie rondom [minderjarige 1] moeten verdiepen, maar in ieder geval een raadsonderzoek moeten gelasten in plaats van deze kwestie af te doen als ‘pubergedrag’. [minderjarige 1] , maar ook de vader, voelt zich weinig serieus genomen door de rechtbank. Er is sprake van een structureel probleem tussen de moeder en [minderjarige 1] . Inmiddels is dit de vijfde procedure die wordt gevoerd omdat de situatie tussen de moeder en [minderjarige 1] niet normaliseert. De vader is ten einde raad en hoopt dan ook dat het hof over zal gaan tot het gelasten van een raadsonderzoek. Er dient in ieder geval eerst een kader te worden geschetst waarbinnen de verhoudingen tussen de moeder en [minderjarige 1] kunnen worden verbeterd c.q. worden hersteld, waarna eerste herstelcontacten kunnen plaatsvinden. De tot dusverre ingezette hulpverlening ( [instantie 1] en [instantie 2] ) zijn hierin tekortgeschoten. Onlangs is de vader op intakegesprek geweest bij [instantie 3] . De vader staat achter de gezinsbegeleiding die hij in het kader van dit traject thuis gaat krijgen en de kindercoach die aan de kinderen wordt toegewezen.
Het doet de moeder pijn dat de vader de situatie omschrijft als een structureel probleem
Anderzijds is het gelet op de ernst van de patstelling van de ouders nodig dat de raad onderzoek gaat doen naar welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken en hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige 1] is. Er is in het verleden al veel hulpverlening geweest en er zijn veel procedures gevoerd. De raad hoopte van harte dat het traject bij [instantie 3] uitkomst gaat bieden, maar vooral het geval dat onverhoopt niet zo is dient er een vangnet te zijn om op een andere manier mee te denken over mogelijke oplossingen. Als er tijdens het raadsonderzoek ontwikkelingen zijn in het traject bij [instantie 3] , dan kan de raad deze ontwikkelingen direct betrekken in het onderzoek. Hoewel de onderhavige procedure feitelijk alleen betrekking heeft op [minderjarige 1] , wil de raad [minderjarige 2] ook meenemen in het onderzoek.
Het na acht maanden hervatten van het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] is een behoorlijke stap. De raad geeft de ouders in overweging om met [instantie 3] te bespreken of dit eerst contact op een neutrale plek onder begeleiding kan plaatsvinden, bijvoorbeeld bij [instantie 3] . Zowel voor de ouders als de kinderen kan deze steun van [instantie 3] helpend zijn.
Raadsonderzoek
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en hoe dient die regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
- welke hoofdverblijfplaats is het meeste in belang van [minderjarige 1] ?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en advies te vermelden?
Het staat de raad uiteraard vrij om ook [minderjarige 2] mee te nemen in het raadsonderzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt dat er de komende periode – waar nodig met behulp van [instantie 3] – ingezet wordt op contactherstel tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en tussen [minderjarige 1] en de moeder (en waar mogelijk ook tussen [minderjarige 2] en de vader). Hierbij is het uitgangspunt dat [minderjarige 1] eens in de veertien dagen minimaal één uur bij de moeder verblijft en dat [minderjarige 2] tijdens dit contactmoment ook aanwezig is. Partijen stemmen in overleg met [instantie 3] de dag, het tijdstip en de duur van het contact nader af. Het hof wijst nog nadrukkelijk op het advies van de raad om het eerste contact tussen de moeder en [minderjarige 1] onder begeleiding van [instantie 3] op een neutrale plek te laten plaatsvinden.