ECLI:NL:GHSHE:2024:1435

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
20-002287-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding in strafzaak op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder op 25 januari 2022 door de politierechter veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder C van de Opiumwet, met een gevangenisstraf van drie maanden als gevolg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter op 25 juni 2022 bij verstek heeft geoordeeld en dat de uitspraak op 14 april 2023 aan de verdachte is betekend. De verdediging stelde echter dat de verdachte pas op 25 juli 2023 op de hoogte was van de uitspraak. Het hof heeft deze stelling verworpen, omdat de verdachte zelf de akte van uitreiking op 14 april 2023 heeft getekend. Hierdoor ging het hof ervan uit dat de verdachte op de hoogte was van de uitspraak en dat het hoger beroep binnen veertien dagen na deze betekening ingesteld had moeten worden.

Aangezien het hoger beroep pas op 8 augustus 2023 is ingesteld, na het verstrijken van de termijn, en er geen verontschuldigbare omstandigheden zijn gebleken, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A. Verhoeven als voorzitter en mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. F. van Es als raadsheren, in aanwezigheid van de griffiers mr. L. van Harskamp en mr. M.B. Mobach.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002287-23
Uitspraak : 18 januari 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats te ‘s-Hertogenbosch, van 25 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-325263-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Daarnaast heeft de politierechter een beslissing genomen ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep.
De verdediging heeft het hof verzocht de verdachte ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de politierechter op 25 juni 2022 bij verstek vonnis heeft gewezen en de verdachte heeft veroordeeld. Dit vonnis is blijkens een bij de mededeling uitspraak behorende akte van uitreiking op 14 april 2023 aan de verdachte in persoon betekend, hetgeen ook niet door de verdediging wordt betwist. De verdediging heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de verdachte niet eerder dan 25 juli 2023 op de hoogte was van de uitspraak van de politierechter en daarbij gewezen op het feit dat het opvallend is dat er na 14 april 2023 nogmaals getracht is de mededeling van de uitspraak van de politierechter aan de verdachte te betekenen. Het hof gaat daar echter aan voorbij, nu ook door de verdediging is aangegeven dat de verdachte de akte van uitreiking bij de mededeling uitspraak op 14 april 2023 zelf heeft getekend en het enkele feit dat er nadien nogmaals getracht is de mededeling uitspraak aan de verdachte te betekenen daar niet aan af doet. Het hof gaat er dan ook van uit dat de verdachte op 14 april 2023 op de hoogte was van de einduitspraak van de politierechter.
In een dergelijk geval kan de verdachte volgens artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep instellen binnen veertien dagen na het betekenen van de mededeling uitspraak op 14 april 2023.
Nu het hoger beroep eerst na het verstrijken van die termijn is ingesteld, namelijk op 8 augustus 2023, en niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verontschuldigbaar moet worden geacht, is het hoger beroep te laat ingesteld en dient de verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A. Verhoeven, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Harskamp en mr. M.B. Mobach, griffiers,
en op 18 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. M.B. Mobach zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.