Uitspraak
appellanten,
hierna tezamen aan te duiden als [appellanten] en ieder afzonderlijk als respectievelijk [appellant] en [appellante] ,
advocaat: mr. T.P.M. Kouwenaar te 's-Hertogenbosch,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna tezamen aan te duiden als [geïntimeerden] en ieder afzonderlijk als respectievelijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ,
advocaat: mr. P. Feenstra te Amsterdam.
5.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 december 2022 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- de door [appellanten] voorafgaande aan de comparitie overgelegde producties 8 t/m 12;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2023;
- de memorie van grieven (met productie 13);
- de memorie van antwoord;
6.De beoordeling
‘Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk op 01 april 2019 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van maximaal 100% van de koopsom geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen, zulks tegen geen hogere bruto jaarlast dan niet van toepassing, of een rentepercentage niet hoger dan thans geldende marktrente, bij de volgende hypotheekvorm: annuïteiten- of lineaire hypotheek, tegen de thans gangbare condities bij een erkende bank- of hypotheekinstelling. Onder bankinstelling wordt In dit artikel begrepen een bank of verzekeraar in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht (..)’
‘Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde financiering (..) te verkrijgen. (…) Indien koper de ontbinding wenst in te roepen als gevolg van het (tijdig) ontbreken van een financiering als bedoeld in artikel 15.1 onder sub a, wordt (..) onder 'goed gedocumenteerd' verstaan dat (…) koper verplicht is om bij een beroep op de ontbindende voorwaarden kopieën af te geven van alle informatie en bescheiden welke hij in het kader van de hypotheekaanvraag aan de bankinstellingen heeft verstrekt c.q. dient te verstrekken, waaronder eveneens begrepen twee afwijzingen van twee verschillende geldverstrekkers. In deze schriftelijke afwijzingen dient minimaal het aangevraagde hypotheekbedrag, de namen van de aanvragers en de reden van de afwijzing te worden vermeld. Deze gegevens zullen worden gebruikt om te controleren of op juiste gronden de ontbinding wordt Ingeroepen. (..)’
‘We hebben vertraging bij de bank doordat stukken van de pensioen BV (op naam van [appellante] ) niet sluitend zijn en de moeder van [appellante] heeft enkele dagen slecht gelegen en is inmiddels (vorige week) overleden. Hierdoor heb ik kopers beperkt kunnen lastig vallen met aanvullende vragen.’en
‘Gezien de spaartegoeden die er zijn (om de toekomstige uitgaven te dekken), verwachten wij geen verdere problemen bij de aanvraag van de benodigde lening. Vraag is dan ook om de ontbindende voorwaarden voor alle zekerheid te verlengen tot 15 april 2019. De intentie is echter om de akte begin april te laten passeren (na finaal akkoord bank).’[geïntimeerde sub 1] heeft met het verzoek om verlenging niet ingestemd. Hij heeft met [X beheer] een afspraak gemaakt voor een bijeenkomst op 29 maart 2029.
‘(..) Helaas is het kopers niet gelukt om een toezegging te verkrijgen voor de benodigde lening inzake financiering van de benodigde koopsom. Bijgaand doen wij u de afwijsbrieven van de banken ABN AMRO en Rabobank toekomen inclusief de inkomstenbescheiden waarop de beoordeling van de hypotheekaanvraag heeft plaatsgevonden. (..)’
(i) een afwijsbrief van ABN AMRO aan [X beheer] d.d. 1 april 2019, waarin valt te lezen: ‘
Wij hebben de aanvraag zorgvuldig beoordeeld. Op dit moment kunnen wij uw klanten helaas geen hypotheek verstrekken. Wij vinden dit op basis van bovengenoemde informatie niet verantwoord’. In de brief wordt alleen verwezen naar ‘
de door u aangeleverde gegevens en documenten’, welke informatie en documenten dit betreft, is in het schrijven van ABN AMRO verder niet vermeld.
(ii) een afwijzing van Rabobank d.d. 29 maart 2019, waarin wordt verwezen naar een hypotheekaanvraag d.d. 22 maart 2019 voor een lening van € 363.500,= en geen reden van afwijzing wordt vermeld.
(iii) een renteaanbod d.d. 29 maart 2019 van ABN AMRO voor een Budget Hypotheek voor [appellant] c.s. met de toevoeging
‘In dit hoofdstuk staan de formulieren die u nodig heeft om de lening aan te vragen’. [appellant] c.s. zijn op dit renteaanbod niet ingegaan en hebben de aanvraag voor deze hypotheek niet vervolgd. De aanvraag voor deze lening betrof een aanvraag voor een lening van in totaal € 363.500,=.
- de documentatieplicht van art. 15 lid 3 van de koopovereenkomst ten doel heeft dat de verkoper direct kan controleren of door de koper terecht een beroep op ontbinding wordt gedaan en dat de vereiste documentatie daarom gelijktijdig met het beroep op ontbinding dient te worden verstrekt (r.o. 2.8 vs);
- [appellanten] twee afwijsbrieven, van Rabobank en ABN AMRO, heeft overgelegd die niet voldoen aan de in art. 15 van de koopovereenkomst gestelde voorwaarden; de afwijzing van de Rabobank vermeldt een hoger dan het maximale financieringsbedrag, die van ABN AMRO vermeldt in het geheel geen bedrag (r.o. 2.15 en 2.16 vs);
- in een nadere latere (te late) email van ABN AMRO (email van 9 april 2019, prod. 3 cva) wel het maximale bedrag van € 360.000,= voor de aan te vragen financiering is vermeld en de geringe mate van overschrijding van de termijn (9 april ipv uiterlijk 8 april) nog door de vingers zou kunnen worden gezien; dat echter ook niet is voldaan aan de vereisten voor de ter onderbouwing aan [geïntimeerden] toe te zenden stukken (r.o. 2.16 vs);
- bij de email van 2 april 2019 (met het beroep op ontbinding van [appellanten] ) een tweetal documenten (het renteaanbod van ABN AMRO van 29 maart 2019 en een toelichting) zijn meegezonden, maar dat dit onvoldoende is, nu uit het renteaanbod blijkt dat er op verzoek van ABN AMRO nog gegevens aangevuld moesten worden en [appellanten] deze gegevens niet op uiterlijk 8 april 2019 aan [geïntimeerden] heeft verstrekt (r.o. 2.16 vs);
- dat de achterliggende gedachte van artikel 15 is dat [geïntimeerden] uiterlijk op 8 april 2019 konden controleren of het financieringsvoorbehoud op juiste gronden is ingeroepen en dat zij dat in dit geval niet hebben kunnen doen (r.o. 2.17 vs);
- dat [appellanten] wel stellen dat zij alles goed en tijdig te hebben aangeleverd bij [X beheer] , maar dat een en ander vervolgens is "misgelopen" bij [X beheer] doch dat de acties van [X beheer] in de verhouding tussen [geïntimeerden] en [appellanten] . voor risico van [appellanten] komen (r.o. 2.27 vs);
- dat [appellanten] daarom geen beroep kunnen doen op de ontbindende voorwaarde van het financieringsvoorbehoud, zij in verzuim zijn komen te verkeren en [geïntimeerden] de overeenkomst hebben kunnen ontbinden en aanspraak kunnen maken op de boete van 10% van de koopsom.
‘(..) Gezien de spaartegoeden die er zijn (..), verwachten wij geen verdere problemen bij de aanvraag van de benodigde lening. (..)’.