ECLI:NL:GHSHE:2024:1410

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
20-002293-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en verduistering met betrekking tot meerdere feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen en verduisteringen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal van vleeswaren en een poging tot diefstal met een valse sleutel, alsook aan verduistering van een bankpasje. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 130 dagen, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van 166 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft overwogen dat de verdachte blijk heeft gegeven van geen respect voor andermans goederen en dat zijn eerdere veroordelingen meegewogen zijn in de strafoplegging. De verdachte heeft in het verleden al detentie ondergaan voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel niet-ontvankelijk verklaard, omdat de proeftijd reeds was verstreken. Het hof heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven te beteren door middel van reclassering en behandeling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002293-23
Uitspraak : 23 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 juli 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-106062-23 en 03-073577-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-659310-16, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de dagvaarding onder parketnummer 03-073577-23 ten aanzien van feit 1 nietig verklaard en is de verdachte ter zake van verduistering (parketnummer 03-073577-23 feit 2 primair) en telkens diefstal (parketnummer 03-106062-23 feiten 1, 2 en 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen met aftrek van voorarrest. De officier van justitie is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met parketnummer 03-659310-16.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de dagvaarding ook ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03-073577-23 geldig zal verklaren, het tenlastegelegde onder de parketnummers 03-106062-23 en 03-073577-23 bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen met aftrek van voorarrest, een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Radix.
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde bedrag van het onder parketnummer 03-106062-23 feit 2 tenlastegelegde en vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 03-073577-23 feit 1 tenlastegelegde poging tot diefstal en de onder feit 2 tenlastegelegde verduistering (primair) en diefstal (subsidiair). Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
De geldigheid van de dagvaarding
Anders dan de rechtbank acht het hof de dagvaarding ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 03-073577-23 geldig met verbeterde lezing als hierna vermeld.
Omvang en ontvankelijkheid van het hoger beroep
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep, mede een beslissing genomen op een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). Het hof heeft ter terechtzitting de vraag opgeworpen of de rechtbank deze beslissing in het vonnis had kunnen opnemen en of tegen die beslissing hoger beroep mogelijk is nu de wet – in het bijzonder de artikelen 361a en 407 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – daarin wat de voorwaardelijke ISD-maatregel betreft niet uitdrukkelijk lijkt te voorzien.
In lijn met de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 11 januari 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:22) en de daarin beschreven wetsgeschiedenis is het hof van oordeel dat een redelijke uitleg van de wet meebrengt dat in dit opzicht geen verschil moet worden gemaakt tussen de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel aan de ene kant en die van voorwaardelijke straffen aan de andere kant. Dat betekent dat naar het oordeel van het hof ook in geval van een voorwaardelijke ISD-maatregel wegens schending van de algemene voorwaarde, gelijktijdige berechting met het nieuwe feit in de rede ligt en een rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing op de vordering, die is opgenomen in het vonnis. Met de procureur-generaal overweegt het hof dat in dit verband van belang is dat specifieke relevante bepalingen ten aanzien van de behandeling van een vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel op dit moment in de wet ontbreken, terwijl een andere opvatting bovendien het onwenselijke gevolg zou hebben dat – anders dan bij voorwaardelijke straffen en in afwijking van het recht dat gold vóór de inwerkingtreding van de zogeheten Wet USB en Spoedreparatiewet USB (Stb. 2017, 82 en Stb. 2020, 225) – geen rechtsmiddel zou openstaan wanneer na een afzonderlijke behandeling een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt gegrond op een schending van de algemene voorwaarde en enige toelichting die zo’n drastische koerswijziging zou kunnen rechtvaardigen, ontbreekt.
Dat betekent dat de rechtbank naar het oordeel van het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel terecht in het vonnis waarvan beroep heeft opgenomen.
Anders dan door de verdediging in hoger beroep is bepleit, verzet artikel 407 Sv zich tegen een beperking die erop neer zou komen dat (de beslissing van de rechtbank op) de vordering tot tenuitvoerlegging van het hoger beroep wordt uitgezonderd. Van een gevoegde zaak als bedoeld in het tweede lid van dat wetsartikel is immers geen sprake. De vordering tot tenuitvoerlegging is dan ook in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof overweegt ten overvloede met de procureur-generaal dat het tegen de achtergrond van het voorgaande raadzaam is dat de wetgever - ter verduidelijking - artikel 361a Sv wijzigt, zodat daarin tot uitdrukking komt dat het artikel mede ziet op situaties waarin een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke maatregel aan de orde is.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-106062-23:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren (ter waarde van EUR 430,71), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Maastricht meerdere vlees- en/of viswaren (ter waarde van EUR 311,50), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-073577-23 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (ter hoogte van € 16,40), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een pinpas en/of creditcard zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar heeft gebruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Kerkrade, althans in Nederland, opzettelijk een pinpas en/of creditcard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Kerkrade een pinpas en/of creditcard, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 03-073577-23 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-106062-23:
1.
hij op 22 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 29 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 30 maart 2023 te Maastricht meerdere vlees- en viswaren (ter waarde van EUR 311,50), die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-073577-23 (gevoegd):
1.
hij op 3 maart 2023 te Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (ter hoogte van € 16,40), dat aan [benadeelde 2] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een creditcard zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar heeft gebruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 3 maart 2023 te Kerkrade opzettelijk een creditcard toebehorende aan [benadeelde 2] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat het onder feit 2 van parketnummer 03-106062-23 tenlastegelegde bedrag niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte eveneens zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 03-073577-23 feit 1 en 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een goed dat aan een ander toebehoort, dat sprake zou zijn van een ‘res nullius’ of ‘res derelicta’, dat het pasje zou zijn verloren, weggegooid, of op straat is achtergelaten en dat de verdachte niet wist of je iets met het pasje kon doen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte kan worden afgeleid dat op 2 of 3 maart 2023 de beurs met inhoud, waaronder een bankpasje van Bunq bank, van aangever is gestolen. De verdachte heeft verklaard dat hij een pasje had gevonden voor de ingang van het bedrijf waar verdachte werkte (het hof begrijpt: het bedrijf waar ook aangever werkzaam was) en dat hij zag dat er een chip en tekentje van contactloos betalen op zat. Vervolgens is hij naar het tankstation gereden en heeft hij geprobeerd om daar met de pas 2 pakjes Marlboro af te rekenen. Toen de betaling met dit pasje niet lukte, is de verdachte zonder de producten het tankstation uitgelopen. Het bankpasje heeft hij vervolgens naar eigen zeggen weggegooid.
Dat de verdachte het bankpasje onbeheerd op straat heeft gevonden maakt niet dat het bankpasje daarmee moet worden aangemerkt als een ‘res nullius’ of ‘res derelicta’, dat wil zeggen een goed waarvan de eigenaar vrijwillig afstand heeft gedaan en dat daarom aan niemand meer toebehoorde.
De verdachte had moeten beseffen dat het bankpasje geen ‘res derelicta’ betreft. Dat hij dit ook daadwerkelijk heeft beseft, volgt naar het oordeel van het hof alleen al uit het feit dat de verdachte het bankpasje vervolgens heeft gebruikt om te proberen daarmee goederen aan te schaffen en daarmee wederrechtelijk toegang te krijgen tot geld van een ander. De verdachte heeft zich naar het oordeel van het hof aldus schuldig gemaakt aan verduistering van het bankpasje.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich door dit gebruik van het bankpasje eveneens schuldig gemaakt aan poging tot diefstal door middel van een valse sleutel.
Gelet op het voorgaande acht het hof de aan de verdachte tenlastegelegde verduistering alsmede de poging tot diefstal door middel van een valse sleutel bewezen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 3 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 03-073577-23 onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 03-073577-23 onder 2 primair bewezenverklaarde l wordt gekwalificeerd als:

verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde ambulante behandeling door Radix.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Daarmee heeft hij blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen. Deze feiten hebben niet alleen schade veroorzaakt voor de betrokken winkeliers, maar dergelijke delicten veroorzaken ook overlast en ergernis voor de gedupeerden. Daarnaast ondervindt ook de maatschappij als geheel schade van dit soort winkeldiefstallen, doordat de schade die door dergelijke feiten wordt veroorzaakt uiteindelijk wordt doorberekend in de consumentenprijzen van producten en doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen winkeldiefstallen, uiteindelijk door de consumenten worden betaald. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een bankpasje en een poging tot diefstal, door met een gevonden bankpasje te trachten 2 pakjes sigaretten te kopen. Een dergelijk feit brengt over het algemeen schade teweeg aan de eigenaar van het verduisterde goed en veroorzaakt overlast en ergernis bij de gedupeerde. Dit alles weegt het hof bij de strafoplegging mee in het nadeel van verdachte.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld tot (al dan niet deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Ook heeft hij in de periode 2018 tot en met 2022 detentie in België ondergaan voor vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen en straffen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Het hof weegt ook die omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging. Het hof constateert daarnaast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft in de zaak 76 dagen in voorarrest doorgebracht. De raadsman heeft in hoger beroep – in aanvulling op reclasseringsrapportages in het dossier van 26 juni en 22 november 2023 die niet al te positief zijn – recente correspondentie ingebracht van Moveoo waaruit volgt dat de verdachte inmiddels goede sprongen vooruit maakt en dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming die de duur van het voorarrest overstijgt het woon- en hulpverleningstraject dat in gang is gezet teniet zou doen, met alle negatieve consequenties van dien. De verdachte heeft ter terechtzitting ervan blijk gegeven een andere weg in zijn leven te willen inslaan, daarbij hulp nodig te hebben en gebaat te zijn bij een behandeling bij Radix.
Hoewel de door de rechtbank opgelegde geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen op zichzelf passend is – in het bijzonder gelet op aard, ernst en hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten, mede in het licht van verdachtes strafblad – is het hof tegen de achtergrond van het voorgaande van oordeel dat op dit moment aan het strafdoel van speciale preventie het meeste gewicht moet worden toegekend. Dat strafdoel is erbij gebaat dat het traject wat inmiddels in gang is gezet om de verdachte op het goede spoor te houden niet door een nieuwe vrijheidsbeneming wordt doorkruist.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 166 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf (76 dagen) is gelijk aan het voorarrest dat de verdachte in de zaak reeds heeft ondergaan. Dat betekent dat de verdachte in beginsel niet terug zal hoeven te keren in detentie.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof benadrukt dat deze strafoplegging door de verdachte moet worden gezien en benut als laatste kans.
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis de rechtbank Limburg d.d. 14 december 2016 (parketnummer 03/659310-16, onherroepelijk geworden op 30 december 2016) voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, nu de daaraan verbonden proeftijd van 3 jaar ten tijde van het bewezenverklaarde reeds was verstreken.
De verdachte is na het onherroepelijk worden van de veroordeling tot de voorwaardelijke ISD-maatregel weliswaar langere tijd uit anderen hoofden gedetineerd geweest, maar anders dan bij bijvoorbeeld voorwaardelijke straffen (art. 6:1:18 Sv, voorheen art. 14b van het Wetboek van Strafrecht) en de tbs met voorwaarden (art. 6:1:19 Sv, voorheen art. 38f van het Wetboek van Strafrecht) regelt de wet niet dat de proeftijd van een voorwaardelijke ISD-maatregel door een dergelijke vrijheidsbeneming wordt onderbroken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 03-073577-23 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-106062-23 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 03-073577-23 onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
166 (honderdzesenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich gedurende de proeftijd op afspraken met de reclassering Leger des Heils (Limburg) meldt, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd aan aanwijzingen van de reclassering Leger des Heils houdt, ook als dat inhoudt ambulante behandeling bij Radix of een soortgelijke instelling, indien en zo lang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 03-659310-16.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 23 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.