In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 april 2024 een herstelarrest gewezen met betrekking tot een kennelijke rekenfout in de proceskosten van een eerder arrest van 2 april 2024. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.J.G. Borger, had geconstateerd dat de proceskosten in het arrest van 2 april 2024 onjuist waren berekend. De kosten waren ten onrechte vastgesteld op € 3.758,14, terwijl deze volgens de appellant € 4.292,14 moesten zijn. Mr. Borger heeft het hof verzocht om deze rekenfout te corrigeren op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het hof heeft mr. J.J.M. Goumans, de advocaat van de geïntimeerden, de gelegenheid gegeven om zijn mening over het verzoek van mr. Borger te geven. Mr. Goumans heeft bevestigd dat hij het eens is met de conclusie van mr. Borger dat er sprake is van een duidelijke rekenfout. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat de eerder genoemde proceskosten inderdaad niet klopten en dat het totaalbedrag van € 3.758,14 moest worden verbeterd naar € 4.292,14.
In de beslissing heeft het hof de nieuwe berekening van de proceskosten gepresenteerd, inclusief de explootkosten, griffierechten, en de salarissen van de advocaten. Het hof heeft bepaald dat deze verbetering op de minuut van het eerdere arrest van 2 april 2024 moet worden vermeld, met de datum van 23 april 2024. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.