ECLI:NL:GHSHE:2024:1360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
200.335.367_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De moeder van de rechthebbende had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zij als bewindvoerder was ontslagen en een opvolgend bewindvoerder was benoemd. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 31 oktober 2023 was verstreken. De moeder van de rechthebbende had het beroepschrift pas op 29 november 2023 ingediend, zonder dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De advocaat van de moeder had aangevoerd dat hij het beroepschrift op verzoek van zijn cliënte had ondertekend, maar kon niet aantonen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Het hof heeft daarom de moeder van de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, waardoor er geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvond. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 april 2024
Zaaknummer: 200.335.367/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10620573 TT VERZ 23-1154
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder van de rechthebbende],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder van de rechthebbende,
advocaat: mr. M. Amrani.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de rechthebbende,
[de opvolgend bewindvoerder],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de opvolgend bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 30 november 2023, heeft de moeder van de rechthebbende verzocht de beschikking van 31 augustus 2023 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar wederom tot bewindvoerder te benoemen. De advocaat van de moeder van de rechthebbende heeft op na te noemen mondelinge behandeling verduidelijkt dat wordt bedoeld om de beschikking van 31 juli 2023 te vernietigen en de moeder van rechthebbende wederom tot bewindvoerder te benoemen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 februari 2024, heeft de bewindvoerder verzocht de moeder van de rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling, waarbij uitsluitend de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde is geweest, heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Amrani, namens de moeder van de rechthebbende;
  • de opvolgend bewindvoerder.
2.3.1.
Het hof heeft op grond van het verzoek van [de mentor] (de mentor van de rechthebbende) van 19 februari 2024, vanwege de geestelijke toestand van de rechthebbende en de omstandigheid dat het op genoemde mondelinge behandeling alleen zou gaan over de ontvankelijkheid, afgezien van het horen van de rechthebbende.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de moeder van de rechthebbende op 3 januari 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Over de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren is een bewind ingesteld, met benoeming van de moeder van de rechthebbende tot bewindvoerder.
3.2.
De moeder van de rechthebbende heeft in eerste aanleg de kantonrechter, voor zover in deze procedure van belang, verzocht om te worden ontslagen als bewindvoerder en [de opvolgend bewindvoerder] , tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij met ernstige lichamelijke en fysieke beperkingen kampt waardoor zij haar taken als bewindvoerder niet langer kan uitvoeren.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter met ingang van 16 augustus 2023 de moeder van de rechthebbende als bewindvoerder ontslagen en met ingang van die datum [de opvolgend bewindvoerder] , tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.4.
De moeder van de rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid
3.5.
Het hof dient allereerst te beoordelen of de moeder van de rechthebbende ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.6.
De advocaat van de moeder van de rechthebbende heeft tijdens de mondelinge behandeling omtrent de ontvankelijkheid – samengevat – aangevoerd dat hij op verzoek van (de begeleidster van) zijn cliënte het beroepschrift heeft ondertekend. Hij heeft de inhoud van het beroepschrift niet zelf opgesteld.
Uit de stukken blijkt inderdaad dat de bestreden beschikking dateert van 31 juli 2023, in plaats van de in het beroepschrift genoemde datum, zijnde 31 augustus 2023. Het beroepschrift is daarom te laat ingediend. De advocaat van de moeder van rechthebbende kan niet onderbouwen of inzichtelijk maken dat er in deze zaak sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijving. Hij refereert zich – voor wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep – aan het oordeel van het hof.
3.7.
De opvolgend bewindvoerder heeft omtrent de ontvankelijkheid – samengevat – aangevoerd dat het hoger beroep van de moeder van de rechthebbende binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, dus vóór 1 november 2023, bij het hof ingediend had moeten zijn. Het beroepschrift is echter te laat ingediend. De moeder van de rechthebbende dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar hoger beroep.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de moeder van de rechthebbende tijdig hoger beroep heeft ingesteld.
3.8.2.
Ingevolge artikel 806 lid 1 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan in deze zaak hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
3.8.3.
Ingevolge artikel 805 Rv verstrekt of verzendt de griffier onverwijld een afschrift van de beschikking aan de verzoekster, de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden.
3.8.4.
De bestreden beschikking dateert van 31 juli 2023. De laatste dag van de termijn voor het aanwenden van het rechtsmiddel in deze zaak door de moeder van de rechthebbende was dus 31 oktober 2023.
3.8.5.
Het hof heeft het eerste exemplaar van het beroepschrift ontvangen op 29 november 2023, dus na het verstrijken van de beroepstermijn. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682). Dit leidt ertoe dat het hof de moeder van de rechthebbende niet-ontvankelijk dient te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. Het hof komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder van de rechthebbende niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, A.M. Bossink en A.C. van den Boogaard en is op 18 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.