Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties en met het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 26 oktober 2023;
- het proces-verbaal (met aangehechte spreekaantekeningen) van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 juli 2023, ingekomen ter griffie op 16 november 2023;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2024;
3.De beoordeling
‘het nu handig is om over mobiliteit te praten’.
- na verder onderzoek is gebleken dat meer dan 440 fouten in 103 toetsen door [de werknemer] niet als fout zijn geconstateerd;
- nog nader onderzoek zou volgen waarbij ook hoor en wederhoor zou plaatsvinden;
- [de werkgever] voornemens was om [de werknemer] te schorsen, maar dat hij eerst de gelegenheid kreeg om op 16 februari 2023 zijn zienswijze daarop te geven;
- [de werknemer] geen contact met collega’s, ouders en leerlingen mocht opnemen aangaande zaken betreffende het onderzoek.
- [de werkgever] te veroordelen tot betaling aan [de werknemer] van het achterstallig salaris, inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 27 juli 2023, althans vanaf een door het hof te bepalen datum, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend op 27 juli 2023 wordt hersteld, de voorziening te treffen dat [de werkgever] wordt veroordeeld tot betaling aan [de werknemer] van een bedrag van € 6.331,82 bruto voor iedere maand dat de onderbreking duurt, zulks ter compensatie van het door [de werknemer] geleden nadeel;
- indien de datum van herstel zes maanden of langer na 27 juli 2023 ligt, de voorziening te treffen dat beide arbeidsovereenkomsten samen moeten worden genomen voor alle arbeidsrechtelijke regelingen waarvoor de doorbrekingstermijn van zes maanden nadelige gevolgen heeft voor [de werknemer] ;
- de beschikking waarvan beroep te vernietigen voor zover het betreft 5.3 en 5.4 in het dictum en opnieuw rechtdoende voor recht te verklaren dat [de werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en wél recht heeft op een transitievergoeding alsook voor recht te verklaren dat de handelwijze van [de werknemer] niet is aan te merken als een dringende reden in de zin van artikel 7:687 BW;
- [de werkgever] te veroordelen in de kosten van beide instanties, een bedrag aan salaris van de gemachtigde van [de werknemer] daaronder begrepen.
‘Ik begrijp dat betrokkene vorige week een gesprek heeft gehad over een voorval op het werk, dit heeft een enorme impact gehad op hem. Intern onderzoek wordt voortgezet. Hij heeft zich op zaterdag 11 februari ’23 ziekgemeld.’Daarmee acht het hof juist aannemelijk dat de op 7 maart 2023 door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen zijn ontstaan nádat [de werkgever] haar bevindingen omtrent de Cito-toetsen aan [de werknemer] kenbaar had gemaakt (op 9 en 10 februari 2023). Ook de reactie van [de werknemer] meteen diezelfde dag dat ‘
het nu handig is om over mobiliteit te praten’laat zich moeilijk verenigen met zijn betoog dat hij zich door ernstige beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren niet bewust was van zijn handelwijze en de consequenties daarvan.
belandde, waarvoor de huisarts hem heeft verwezen naar de praktijkondersteuner. De depressie speelde dus pas (ruim) ná het bezoek aan de huisarts op 14 februari 2023. In die periode (vanaf 17 april 2023) kwam ook aan het licht dat [de werknemer] via een ghost (geheim) account contact onderhield met enkele leerlingen en dat de zedenpolitie erbij betrokken werd, dus dat [de werknemer] als gevolg dáárvan extra stress ervaarde en in een depressie belandde acht het hof aannemelijk. Ten slotte verklaart de huisarts [de werknemer] op 25 april 2023 te hebben verwezen naar een neuroloog in verband met krachtverlies in zijn rechterhand, maar daarvan (op 16 mei 2023) nog geen uitslag te hebben. [de werknemer] heeft niets aangevoerd noch enige onderbouwing overgelegd betreffende die uitslag, terwijl [de werknemer] in eerste aanleg nog (onder overlegging van een afspraakbevestiging) had benadrukt in afwachting te zijn van de uitslag van een onderzoek. Het hof constateert voorts dat ook een huisartsenjournaal ontbreekt, waaruit eventuele andere huisartsbezoeken hadden kunnen blijken.
vermoedelijk toch al deels eerder gezeten. Maar dit is een vermoeden van de praktijkondersteuner, op basis van hetgeen [de werknemer] zelf aan de praktijkondersteuner heeft verteld (een anamnese). Het verslag heeft aldus niet te gelden als een medisch oordeel waaruit volgt dat de stressklachten dusdanig waren dat [de werknemer] al (veel) eerder arbeidsongeschikt was. Het verslag vermeldt voorts dat
op dit moment, dus op 28 september 2023, sprake is van ernstige depressieve klachten en dat [de werknemer] al maanden suïcidale gedachten heeft. Het hof begrijpt dat die situatie zeer zorgelijk was, maar kan er niet uit afleiden dat de depressie en de suïcidale gedachten al (ruim) vóór de ziekmelding aanwezig waren. Ten slotte vermeldt het verslag dat er aanwijzingen zijn voor een bipolaire stoornis, waarvoor [de werknemer] zou zijn verwezen naar de SGGZ. [de werknemer] heeft echter niets aangevoerd over (de uitkomst van) dat nadere onderzoek.
dat als je als leraar langs de rijen loopt en je ziet dat kinderen fouten maken dan dien je daar wat van te zeggen, dat heb ik 3 jaar lang gehoord en daar heb ik naar gehandeld. Ik ben misschien iets te ver gegaan, maar wel met goede bedoelingen.’ Voor zover dat inderdaad destijds door de vorige directrice is gezegd, kan dat argument [de werknemer] toch niet baten, om de volgende reden. [de werknemer] heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat ter voorbereiding op de Cito-toetsen van schooljaar 2022-2023 op 15 december 2022 tijdens een teamvergadering, waarbij [de werknemer] aanwezig was, het toetsprotocol expliciet is doorgenomen. Juist bij de Cito-toets is hulp bij het beantwoorden van de vragen niet toegestaan. Voorts heeft [de werknemer] erkend dat hij één leerling de toets apart heeft laten maken, omdat die leerling
‘helemaal van de wap was’. Volgens [de werkgever] heeft [de werknemer] ook hiermee op ontoelaatbare wijze geholpen. [de werkgever] heeft daarover ook nog aangevoerd dat [de werknemer] in weerwil van de voorschriften nergens heeft genoteerd dat hij ondersteuning heeft geboden. [de werknemer] heeft dat niet, althans onvoldoende, betwist.
.