ECLI:NL:GHSHE:2024:1244

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
200.338.945_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei na tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 8 maart 2024 de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toekenning van een schone lei, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen, waaronder de informatieplicht en de afdrachtplicht. De appellant had een aanzienlijke boedelachterstand laten ontstaan van € 11.468,94 en had niet aangetoond dat hij aan de sollicitatieplicht had voldaan.

De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van zijn vader, niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij verzocht om een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling, zodat hij zijn schuldeisers een akkoord kon aanbieden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de tekortkomingen van de appellant toerekenbaar zijn en dat er geen aanleiding is om de tekortkomingen buiten beschouwing te laten.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat er geen vertrouwen is dat hij dit in de toekomst wel zal doen. De rechtbank heeft terecht geen schone lei verleend en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van verplichtingen in het kader van de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van tekortkomingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 11 april 2024
Zaaknummer : 200.338.945/01
Insolventienummer : [insolventienummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] , v.h.o.d.n. [naam],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. A. Karacelik te Rotterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 8 maart 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie (het vonnis waarvan beroep), ingekomen ter griffie van dit hof op 15 maart 2024, heeft [appellant] het hof verzocht voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende te oordelen, primair dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] wordt beëindigd met toekenning van de schone lei, dan wel subsidiair te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing blijft en verlengd wordt voor de maximale duur.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Karacelik en
  • de heer [bewindvoerder] van [kantoor] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van de brief van 21 maart 2024 met bijlagen (de verslagen) van de bewindvoerder (zie hierna onder 3.5.), ingekomen ter griffie van dit hof op 22 maart 2024.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. Bij vonnis van 29 oktober 2020 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Bij verzoek van 3 februari 2023 heeft de bewindvoerder verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat [appellant] niet aan de inspannings-, de informatie- en de afdrachtverplichting heeft voldaan. In de voordracht tot tussentijdse beëindiging is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“Schuldenaar heeft niet aangetoond dat hij vanaf oktober 2022 heeft voldaan aan de
inspanningsplicht dan wel de sollicitatieplicht. Betrokkene is tot op heden 4 maanden tekortgeschoten in deze verplichting.
(…)
Schuldenaar heeft in de maand oktober 2022 nauwelijks inkomsten gehad. Niet duidelijk is waarom er in de maand al geen recht was op een WW-uitkering? Betrokkene heeft nog niet de salarisafrekening van de laatste werkgever ingeleverd en onduidelijk is wat er met de afrekening vakantiegeld is gebeurd (Op de overgelegde bankafschriften is geen bijschrijving te zien van bijvoorbeeld de afrekening vakantiegeld). Meneer dient nog te verduidelijken hoe het een en ander met de oud werkgever is afgewikkeld. Ook ontbreken nog de bankmutaties vanaf 31 oktober 2022 tot en met 31 januari 2023, de polis zorgverekering 2023 (ook van de partner) en de inkomensspecificaties van de maanden december 2022 en januari 2023 (ook van de partner).
(…)
Er is een boedelachterstand ontstaan van € 7.973,87.”
Op de zitting van 12 april 2023 waar het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is behandeld, is het verzoek ingetrokken.
In het eindverslag van 31 juli 2023 heeft de bewindvoerder negatief geadviseerd met betrekking tot het verlenen van de schone lei, omdat [appellant] tekortgeschoten is in de nakoming van vier verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling. Het eindverslag vermeldt verder, voor zover relevant, nog het volgende:
“Schuldenaar heeft tot aan april 2023 een WW-uitkering genoten en heeft sindsdien een loondienstverband op basis van een nul urencontract. De sollicitatieplicht is van toepassing aangezien meneer wekelijks minder dan 36 uur arbeid verricht.
(…)
4. Nakoming verplichtingen door de schuldena(a)r(en)
Informatieplicht
Schuldenaar heeft ook deze verslagperiode niet correct voldaan aan de informatieplicht. Betrokkene dient nog de kinderopvangtoeslag inzichtelijk te maken en de de inkomensspecificatie en de polis zorgverzekering van de partner in te leveren, maar ook de laatste specificatie wijziging huur.
Inspanningsplicht (zijn er bewijsstukken overlegd?)
Omdat schuldenaar geen stukken heeft ingeleverd waaruit blijkt dat hij tijdens de periode dat hij een WW-uitkering ontving was ziekgemeld, de rechter-commissaris geen ontheffing van de sollicitatieplicht heeft verleend en er geen bewijsstukken van sollicitaties zijn ingeleverd, is betrokkene in de maanden november 2022 tot en met juni 2023 (8 maanden) tekortgeschoten in de nakoming van de sollicitatieplicht.
(Niet) ontstaan nieuwe schulden
Er is een nieuwe schud ontstaan bij het UWV inzake teveel uitbetaalde
uitkering. De terugvordering bedraagt € 623,18.
Afdrachtplicht
Schuldenaar draagt niets af aan de boedel. De boedelachterstand bedraagt € 11.468,94”
Op 4 september 2023 heeft de bewindvoerder de rechter-commissaris negatief geadviseerd met betrekking tot het al dan niet verlenen van de schone lei, omdat [appellant] vier maanden tekortgeschoten is in de nakoming van de sollicitatieplicht (april 2023 tot en met juni 2023 en augustus 2023), [appellant] de informatieplicht niet is nagekomen (zo ontbreken inkomensspecificaties en bankafschriften), [appellant] voor het laatst in november 2022 een bedrag naar de boedelrekening heeft overgemaakt en de boedelachterstand € 11.468,94 bedraagt (berekend tot en met juni 2023) en omdat de uitvoering van de regeling is gefrustreerd of belemmerd door toedoen of nalaten van [appellant] doordat hij – ondanks het advies van de rechter – geen beschermingsbewindvoerder heeft gezocht.
Op 11 september 2023 heeft de eindzitting plaatsgevonden en is de behandeling van deze zitting aangehouden.
Op 23 oktober 2023 heeft de voortgezette behandeling van de eindzitting plaatsgevonden.
Bij vonnis van 30 oktober 2023 is de regeling met vier maanden verlengd, derhalve tot 29 februari 2024, om [appellant] in de gelegenheid te stellen zijn uiterste best te gaan doen om een betaalde baan te vinden en de boedelachterstand, welke op dat moment € 11.468,94 bedroeg, op korte termijn in de vorm van een aanbieding van een akkoord te compenseren.
i. Het eindverslag van 28 november 2023 van de bewindvoerder vermeldt dat [appellant] ook vanaf oktober 2023 niet voldaan heeft aan de informatieplicht (er zijn geen inkomensspecificaties en bankafschriften ingeleverd), dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij na de eindzitting fulltime heeft gewerkt en geen bewijsstukken van zijn sollicitaties heeft ingeleverd, dat de boedelachterstand mogelijk hoger zal zijn geworden maar dat dit pas kan worden gecontroleerd als [appellant] informatie heeft verstrekt en dat de gelden voor het akkoord nog niet op de boedelrekening zijn bijgeschreven.
Bij bericht van 11 december 2023 heeft de bewindvoerder bij de afdeling Toezicht van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangegeven dat het akkoord niet tot stand kan worden gebracht, omdat de gelden ten behoeve van het akkoord niet op de boedelrekening zijn bijgeschreven en dat [appellant] evenmin aan de verplichtingen die gelden tijdens de verlengde termijn voldoet. De bewindvoerder heeft geadviseerd de regeling te beëindigen zonder verlening van de schone lei.
Op 28 februari 2024 heeft de bewindvoerder de rechter-commissaris opnieuw negatief geadviseerd met betrekking tot het al dan niet verlenen van de schone lei, omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij in de verlengde termijn fulltime heeft gewerkt of heeft gesolliciteerd, [appellant] nog de inkomensspecificaties en bankafschriften van de maanden juli 2023 tot en met januari 2024 moet inleveren, [appellant] ook in de verlengde termijn niet aan de boedel heeft afgedragen en de uitvoering van de regeling is gefrustreerd of belemmerd door toedoen of nalaten van [appellant] .
Op 6 maart 2024 heeft opnieuw een eindzitting plaatsgevonden.
Eerste aanleg
3.2.
[appellant] heeft ter zitting verklaard dat er het een en ander heeft gespeeld, zoals het
overlijden van zijn vader, waardoor hij niet in staat was aan de verplichtingen voortvloeiende
uit de regeling te voldoen. [appellant] heeft de rechtbank verzocht zijn regeling nogmaals te
verlengen, opdat hij middels extra inkomsten alsnog de boedelachterstand kan aflossen.
3.3.
Bij vonnis van 8 maart 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder schone lei. De rechtbank heeft hiertoe het volgende overwogen:
“3.3.3. Niet is in geschil dat schuldenaar een forse boedelachterstand (tot en met juni 2023
berekend op € 11.468,94) heeft laten ontstaan. Daarmee staat vast dat schuldenaar tekort is geschoten in het nakomen van een kernverplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank rekent dit schuldenaar te meer aan nu aan schuldenaar meerdere kansen is geboden om deze boedelachterstand op te lossen, bijvoorbeeld in de vorm van een aan de schuldeisers aan te bieden akkoord. Schuldenaar heeft deze kansen onbenut gelaten. Daarnaast heeft schuldenaar gedurende de verlengde termijn zich in het geheel niet aan verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling gehouden. Uit voornoemde gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat schuldenaar geen correcte medewerking heeft verleend aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank is daarbij niet gebleken van omstandigheden waardoor de tekortkomingen schuldenaar niet kunnen worden toegerekend. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat de tekortkomingen gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing kunnen blijven.”
Hoger beroep
3.4.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij heeft in het beroepschrift – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Uit het vonnis komt naar voren dat [appellant] de boedelachterstand gedurende de verlengde termijn niet heeft kunnen inlopen. De regeling is bij vonnis van 30 oktober 2023 verlengd om [appellant] in de gelegenheid te stellen de boedelachterstand in te lopen met hulp van zijn familie. Op het laatste moment heeft hij dat bedrag niet kunnen krijgen waardoor hij de boedelachterstand niet heeft kunnen inlopen. Geheel onverwachts is ook zijn vader overleden waardoor [appellant] zich niet heeft kunnen inspannen. Zonder te kunnen rouwen moest hij hard aan de slag om zich te kunnen houden aan de verplichtingen. Dat werd hem op een gegeven moment te veel waardoor hij simpelweg het niet meer zag zitten. Het vonnis zonder toekenning van de schone lei kwam dan ook hard aan. Desondanks heeft [appellant] hulp kunnen regelen via andere familieleden om zo zijn leven weer op de rails te krijgen. Hij zal dit met beide handen aangrijpen en wil dan ook een tweede kans om de regeling met een schone lei te kunnen beëindigen. De tekortkomingen die zijn veroorzaakt wegens onvoorziene omstandigheden zouden dan niet volledig aan hem toegerekend moeten worden. [appellant] zal voor de mondelinge behandeling een betaalplan overleggen om inzicht te geven hoe hij de boedelachterstand zal gaan inlopen, aldus [appellant] .
3.4.1.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – toegevoegd dat hij zijn zaken niet heeft kunnen oppakken door het overlijden van zijn vader in [maand] 2023. Aanvankelijk had [appellant] twee personen die hem financieel wilden helpen, maar dat ging uiteindelijk niet door. [appellant] heeft vervolgens opnieuw iemand gevonden die hem wil helpen en dat is zijn tante. Zij wil een bedrag van ongeveer € 12.000,= tot € 12.500,= beschikbaar stellen. Volgens [appellant] heeft hij op 2 april 2024 met zijn tante besproken dat hij dit bedrag maandelijks aan haar gaat aflossen nadat de schuldsanering is afgelopen. Er zijn geen exacte bedragen besproken. [appellant] heeft het hof verzocht om een maximale termijnverlenging zodat hij zijn schuldeisers een bedrag kan aanbieden die daarbij ook gebaat zijn. De termijnverlenging van vier maanden, zoals eerder opgelegd door de rechtbank, was volgens [appellant] te kort.
[appellant] heeft desgevraagd aangegeven dat zijn schuldenlast niet door hem is gekomen, maar doordat zijn onderneming is geruïneerd. Dat heeft emotioneel gezien impact op zijn leven, net als het einde van zijn relatie. [appellant] probeert de verplichtingen na te komen, maar het lukt hem allemaal niet omdat hij op een gegeven moment op is.
3.5.
De bewindvoerder heeft in de brief van 21 maart 2024 als reactie op het beroepschrift – zakelijk weergegeven – het hof het volgende bericht.
De rechtbank heeft de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd, zodat [appellant] met behulp van derden de schuldeisers een akkoord kon gaan aanbieden ter hoogte van de boedelachterstand. Volgens de bewindvoerder heeft de rechtbank niet toegestaan dat familie de boedelachterstand namens [appellant] zou voldoen.
Volgens de bewindvoerder heeft [appellant] zich ook tijdens de verlengde termijn niet gehouden aan de geldende verplichtingen, dus de bewindvoerder kan de zinsnede dat [appellant] tijdens het rouwproces hard aan de slag moest om zich te kunnen houden aan de verplichtingen niet volgen. Er is tijdens de verlengde termijn geen informatie verstrekt (ook niet over het overlijden van zijn vader), er zijn geen bewijsstukken van sollicitaties ingeleverd of bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de inspanningsplicht is voldaan en er zijn geen boedelafdrachten gedaan, aldus de bewindvoerder. [appellant] heeft meerdere keren de gelegenheid gekregen om zijn schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, maar heeft alle aanwijzingen van zowel de zittingsrechter als de bewindvoerder genegeerd.
De bewindvoerder heeft er geen vertrouwen in dat [appellant] tijdens een nieuwe verlenging van de looptijd zal gaan voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling.
Tot slot heeft de bewindvoerder vermeld dat tot op heden nog steeds de bankafschriften en inkomensspecificaties ontbreken. Ook wordt er niets aan de boedel afgedragen en is het onduidelijk of [appellant] voldoet aan de inspannings-/sollicitatieplicht.
3.5.1.
De bewindvoerder heeft hieraan ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – toegevoegd dat er dingen in het leven van [appellant] zijn voorgevallen en dat daar best begrip voor is, maar dat er al genoeg kansen zijn geboden. Volgens de bewindvoerder gaan er meerdere dingen niet goed, zoals de communicatie en het overleggen van stukken. Ook nu zijn er nog steeds bepaalde stukken niet naar de bewindvoerder gestuurd. De boedelachterstand staat tot en met september 2023 vast. De VTLB-berekening is nog op de oude situatie gebaseerd. Dat komt volgens de bewindvoerder omdat de partner van [appellant] geen stukken wilde geven. Door de gang van zaken ziet de bewindvoerder het niet zitten om de termijn te verlengen, omdat er al zo vaak toezeggingen zijn gedaan die niet zijn nagekomen.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.6.2.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden aan [appellant] geen schone lei heeft verleend. Het hof licht dit toe.
3.6.3.
[appellant] heeft in de eerste plaats niet aan de informatieplicht voldaan. Dat blijkt uit de verscheidene verslagen zoals hiervoor is weergegeven onder 3.1. en uit de reactie van de bewindvoerder op het beroepschrift en uit wat de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard. Zo heeft [appellant] niet altijd inkomensspecificaties toegestuurd en is tijdens de verlengde termijn ook geen informatie verstrekt.
Doordat [appellant] niet heeft voldaan aan de informatieplicht, is het niet duidelijk of [appellant] 36 uur per week heeft gewerkt of dat voor hem de sollicitatieplicht gold. Ook heeft de bewindvoerder daardoor niet de meest recente VTLB-berekening kunnen maken als gevolg waarvan het ook niet duidelijk is of de boedelachterstand mogelijk hoger is dan waar nu vanuit wordt gegaan. Het hof is van oordeel dat [appellant] derhalve niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de informatieplicht en de overige verplichtingen, zoals de sollicitatieplicht, heeft voldaan.
3.6.4.
Daarbij komt dat [appellant] ondanks het advies van de rechter geen beschermingsbewindvoerder heeft geregeld. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] hierover verklaard dat een beschermingsbewind € 800,00 kost en dat hij dit geld niet heeft. Het hof kan zich voorstellen dat dit een fors bedrag is voor [appellant] , maar het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat [appellant] al het nodige heeft gedaan om toch een beschermingsbewind te regelen nu dit naar het oordeel van het hof noodzakelijk was.
3.6.5.
Hierbij komt dat [appellant] nieuwe schulden heeft gemaakt. Zie hiervoor onder 3.1. sub d. Dat een betalingsregeling is getroffen, doet (vooralsnog) niet af van het bestaan van de schuld.
3.6.6.
Bovendien staat vast dat [appellant] een boedelachterstand (in ieder geval tot en met juni 2023 berekend op € 11.468,94) heeft laten ontstaan. De boedelachterstand zal mogelijk hoger zijn geworden, maar dat kan thans niet worden gecontroleerd nu [appellant] geen informatie heeft verstrekt.
3.6.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat vast is komen te staan dat [appellant] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten.
3.6.8.
Het hof is van oordeel dat de tekortkomingen [appellant] ook kunnen worden toegerekend. [appellant] is en was namelijk op de hoogte van de regels zoals die gelden in de schuldsaneringsregeling. Bij aanvang van de schuldsaneringsregeling wordt een schuldenaar over de verplichtingen geïnformeerd en heeft de schuldenaar bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling een formulier met de regels daarvan moeten ondertekenen. Ook heeft er een voordracht voor een tussentijdse beëindiging plaatsgevonden. Hoewel het hof niet beschikt over het proces-verbaal van de zitting op 12 april 2023, is het voorshands aannemelijk dat [appellant] toen opnieuw op de regels van de schuldsanering is gewezen. Bovendien heeft op 11 september 2023 de eindzitting plaatsgevonden en op 23 oktober 2023 de voortgezette behandeling ervan. Het hof beschikt ook niet over deze proces-verbalen, maar het is aannemelijk dat ook toen met [appellant] de verplichtingen die op hem rusten zijn besproken. [appellant] is derhalve voldoende gewaarschuwd. Het hof ziet geen aanleiding om op de voet van artikel 354 lid 2 Fw te bepalen dat deze tekortkomingen gezien de bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven. Ook niet in het licht dat de vader van [appellant] in [maand] 2023 is overleden. Het hof heeft er begrip voor dat dit impact heeft (gehad) op het leven van [appellant] , maar het is het hof gebleken dat [appellant] over de gehele looptijd van de schuldsanering zijn verplichtingen niet is nagekomen. Ook ten tijde van de zitting in hoger beroep had de bewindvoerder nog steeds niet alle stukken ontvangen.
3.6.9.
[appellant] heeft subsidiair verzocht om verlenging van de termijn. Op zich is ingevolge HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2935 verlenging van de termijn van de schuldsanering ook mogelijk na afloop van de looptijd als in het toelatingsvonnis vermeld.
Het hof acht echter geen termen aanwezig om de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling te verlengen. Dat [appellant] ter zitting heeft verklaard dat zijn tante hem nu wil helpen door een bedrag van ongeveer € 12.500,= ter beschikking te stellen voor het aanbieden van een akkoord aan de schuldeisers, maakt het voorgaande niet anders. Hoewel er een betaalplan is aangekondigd, heeft het hof in het geheel geen concrete informatie hierover gezien. Zo is er geen uitgewerkt betaalplan overhandigd. Ook was de tante niet ter zitting aanwezig om bijvoorbeeld een toelichting te geven. Evenmin is gebleken dat het bedrag al was gestort op de derdenrekening van de advocaat van [appellant] . Enkel de toezegging van [appellant] dat zijn tante hem wil helpen is voor het hof te weinig. Daarbij komt dat de bewindvoerder ter zitting heeft bevestigd dat hij geen vertrouwen heeft in een verlenging. Het hof is van oordeel dat de verwachting gerechtvaardigd is dat na een verlenging van de termijn de kans bestaat dat [appellant] alsnog geen schone lei toekomt, althans heeft het hof er onvoldoende vertrouwen in dat [appellant] na een verlenging wel volledig aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiend verplichtingen zal voldoen.
3.7.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht geen nadere verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling heeft verleend en terecht aan [appellant] geen “schone lei” heeft toegekend. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, L.G.J.M. van Ekert en C.M. Molhuysen en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.