ECLI:NL:GHSHE:2024:1235

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
200.338.781_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft op 11 maart 2024 een beroepschrift ingediend waarin hij verzoekt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 december 2023 te vernietigen. De rechtbank had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders verlengd. De vader verzoekt primair om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, dan wel subsidiair om plaatsing in een ander pleeggezin buiten het netwerk, met een omgangsregeling die het hof passend acht.

De pleegouders hebben op hun beurt verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en de V6-formulieren van de vader. De mondelinge behandeling in hoger beroep is gepland op 22 april 2024.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vader het gezag over [minderjarige] uitoefent en dat [minderjarige] sinds 20 november 2021 bij de pleegouders verblijft. De rechtbank heeft eerder een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing verleend, die nu ter verlenging voorligt. Het hof heeft besloten om de bijzondere curator opnieuw te benoemen, zodat deze [minderjarige] kan vertegenwoordigen in het hoger beroep. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 11 april 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 april 2024
Zaaknummer: 200.338.781/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/409922 / JE RK 23-898
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Klootwijk,
tegen
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[pleegouders] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [pleegouders] , dan wel: de pleegouders,
advocaat: mr. A.J. van Steensel,
[de bijzonder curator] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 13 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer en op schrift gesteld op 28 december 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 maart 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking wat betreft de machtiging uithuisplaatsing te vernietigen en opnieuw rechtdoende, primair te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader zal zijn dan wel, subsidiair, dat [minderjarige] in een ander pleeggezin, buiten het netwerk, wordt geplaatst, waarbij er een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] zal worden vastgesteld die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 8 april 2024, hebben de pleegouders verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, dan wel die verzoeken af te wijzen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 13 december 2023;
- het V6-formulier met bijlage (productie 4A) van de advocaat van de vader van 22 maart 2024;
- het V6-formulier met bijlagen (procesdossier eerste aanleg) van de advocaat van de vader van 25 maart 2024;
- het emailbericht van de bijzondere curator van 26 maart 2024.
2.4.
De mondelinge behandeling is bepaald op 22 april 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Binnen het huwelijk van [de moeder] (hierna: de moeder) en de vader is de minderjarige [minderjarige] geboren. De moeder is op [datum] 2021 overleden.
3.2.
De vader oefent het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] verblijft sinds 20 november 2021, nadat zij met de moeder de echtelijke woning had verlaten, bij de pleegouders in [woonplaats] .
3.3.
[minderjarige] staat sinds 7 juli 2022 onder toezicht van de GI. Voorts heeft de rechtbank met ingang van 7 juli 2022 ten behoeve van [minderjarige] een machtiging uithuisplaatsing verleend in een voorziening van pleegzorg (bij de pleegouders).
3.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 26 juli 2023, voor zover thans van belang,
op de voet van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) [de bijzonder curator] benoemd tot bijzondere curator.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening van pleegzorg ( [pleegouders] ) met ingang van 7 januari 2024 tot 7 juli 2024 verlengd.
3.6.
De rechtbank heeft in rov. 5.9 van de bestreden beschikking overwogen dat de bijzondere curator haar taak heeft vervuld en zij in de onderhavige procedure wordt ontslagen van haar functie.
3.7.
Het hof acht het van belang om de bijzondere curator in hoger beroep opnieuw te benoemen, zodat zij [minderjarige] een stem kan geven en haar (tijdens de mondelinge behandeling) kan vertegenwoordigen. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt tot bijzondere curator, teneinde de minderjarige in dit hoger beroep te vertegenwoordigen:
[de bijzonder curator] , kantoorhoudende [adres] , telefoon: [telefoonnummer] , email:
[e-mailadres];
houdt iedere overige beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en
S.J. Vogels en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.