Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) namens [appellante] , bijgestaan door mr. Krol en
- de curator.
- de brief van de curator van 9 januari 2024 met bijlagen (nr. 1 t/m 4), ingekomen ter griffie van dit hof op diezelfde datum en
- de pleitnotitie van mr. Krol met bijbehorende producties, op voorhand ingekomen ter griffie van dit hof op 9 januari 2024.
3.De beoordeling
[appellante] en de gelieerde vennootschappen, een bedrag van € 2.100.000,- aan [appellante] heeft onttrokken.
nade opheffing van het faillissement betaald kunnen worden, doet hier niet aan af. Dit bedrag is immers niet voldoende om alle crediteuren te kunnen betalen en bovendien betekent de enkele toezegging dat vorderingen na de opheffing van het faillissement zullen worden betaald, niet dat deze thans niet meer bestaan (vgl. Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:774
)