ECLI:NL:GHSHE:2024:1161

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
20-002558-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewezenverklaring ontuchtige handelingen met minderjarige door docent

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een docent, was eerder vrijgesproken van meerdere beschuldigingen van ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte integraal schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen met de minderjarige, gepleegd in de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020. De aangeefster, geboren op 14 november 2002, heeft verklaard dat zij een relatie had met de verdachte, die begon met bijlessen en leidde tot seksuele contacten. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden, en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is een contactverbod met de aangeefster opgelegd. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen, met een totaalbedrag van € 5.552,84, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002558-22
Uitspraak : 5 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 2 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-267914-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de eerste vijf gedachtestreepjes op de tenlastelegging, het zesde gedachtestreepje bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘ontucht plegen met (het hof begrijpt)
eenaan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. De rechtbank heeft overwogen in het vonnis dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden met veroordeling van de benadeelde partij in de proceskosten.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de tenlastegelegde gedragingen integraal bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Door en namens de verdachte is primair vrijspraak betoogd van de tenlastegelegde gedragingen onder gedachtestreepjes 1 tot en met 5. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van bewezenverklaring van het zesde gedachtestreepje. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair niet-ontvankelijkverklaring bepleit en zijn subsidiair opmerkingen gemaakt ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in zijn functie als docent, meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2019 tot en met 28 maart 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] (België), in elk geval in Nederland en/of België, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [aangeefster] (geboren op 14 november 2002), door (telkens):
- zijn, verdachtes, penis, in de vagina en/of mond van die [aangeefster] te brengen en/of
– die [aangeefster] te (tong)zoenen en/of
- de vagina van [aangeefster] met zijn tong en/of vingers te betasten en/of
- zich door die [aangeefster] te laten aftrekken en/of
- het lichaam van die [aangeefster] te strelen, in elk geval te betasten en/of
- die [aangeefster] video’s en/of foto’s te sturen waarop zijn, verdachtes, ontblote penis zichtbaar was en/of waarop zichtbaar was dat hij, verdachte, zichzelf aan het aftrekken, in elk geval aan het betasten, was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in zijn functie als docent, meermalen, in de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020 te Nederland en/of België, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [aangeefster] (geboren op 14 november 2002), door (telkens):
- zijn, verdachtes, penis, in de vagina en mond van die [aangeefster] te brengen en
- die [aangeefster] te (tong)zoenen en
- de vagina van [aangeefster] met zijn tong en/of vingers te betasten en
- zich door die [aangeefster] te laten aftrekken en
- het lichaam van die [aangeefster] te strelen, in elk geval te betasten en
- die [aangeefster] video’s en foto’s te sturen waarop zijn, verdachtes, ontblote penis zichtbaar was en waarop zichtbaar was dat hij, verdachte, zichzelf aan het aftrekken was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, zedenteam Eindhoven, dossiernummer PL2100-2020014910, gesloten d.d. 21 oktober 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 451), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2020 (pg. 10 t/m 11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 10)
Ik heb [aangeefster]
(het hof begrijpt: aangeefster [aangeefster] )gevraagd om te vertellen wat er speelde. Ze verklaarde het volgende:
- dat ze bijna 1 jaar een relatie heeft met docent [verdachte]
- dat het contact tussen beide begon met bijles voor economie
- ze heeft drie bijlessen op school gehad
- de eerste bijles nog wel over economie ging, maar dat het daarna snel over
interesse in elkaar ging
- vervolgens nog 3 'bijlessen' bij [aangeefster] thuis waren gegeven
- dat ze tussen de bijlessen op school en bijlessen thuis (vermoedelijk vrijdags voor
de meivakantie van 2019) samen naar een bosgebied in [plaats 1] zijn geweest
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2020 (pg. 112 t/m 126), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [aangeefster] :
(pg. 112)
Op woensdag 8 april 2020 om 09:30 uur verhoorden wij de getuige:
Achternaam : [aangeefster]
Voornamen: : [aangeefster]
Geboren : 14 november 2022
(pg. 113)
Vertel eens waarom jij hier bent.
- Omdat ik dus een jaar een relatie heb gehad met [verdachte]
(het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte),leraar. In het begin kreeg ik bijles van hem. In het begin was het normaal. Toen zijn we over persoonlijkere dingen gaan praten. Toen heeft hij mijn telefoonnummer gevraagd om afspraken te maken over de bijlessen. Toen hadden we dat dus een keer of drie gedaan en was het alleen bijles. Toen gingen we over persoonlijkere dingen praten. Toen werd door [verdachte] gezegd dat hij gevoelens kreeg voor mij en ik kreeg ze ook voor hem. Toen had hij dat tegen mij gezegd maar ik had het in het begin nog niet tegen hem gezegd. Toen ik dat wel had verteld had hij gezegd dat we er op school een keer over zouden praten. We wisten allebei dat het niet normaal was maar we wilden het wel allebei. We zouden afspreken en dat hebben we gedaan. We zijn toen in [plaats 1] geweest, in het buitengebied, na school, in het begin van de meivakantie. We zijn naar de bossen geweest, wezen wandelen. Toen heeft hij me opgehaald en weer teruggebracht. Daarna alleen een tijdje app-contact. Een maand later is hij bij ons thuis bijles komen geven. Ik denk dat hij drie keer bij ons thuis bijles heeft gegeven. In de grote vakantie zijn wij naar [hotel] geweest in België. Hij heeft me toen opgehaald in [plaats 2] en ook weer teruggebracht. Toen hebben we seksueel contact gehad toen we in België waren.
(pg. 115)
Je hebt het over [verdachte] . Wie is dat?
- Hij is 51, hij woont in [woonplaats] , ik ken hem via school, via de bijles Economie.
Het is dus een leerkracht?
- Ja.
(pg. 118)
Je zegt in het begin van de meivakantie
(het hof begrijpt: op 26 april 2019) hebben we een keer afgesproken.
- Dat was toen in [plaats 1] .
Hoe komt het dat je dan afspreekt met hem?
- Dat was op school toen we over de gevoelens hadden en toen zei hij dat we een keer moesten afspreken buiten school. Hij stelde het dus voor en ik zei ja.
Jullie zijn aan het lopen in [plaats 1] . Gebeurt daar nog iets op seksueel gebied?
- Een keer zoenen.
Was dat de eerste keer?
- Ja.
Zoenen, hoe zoenen?
- Gewoon tongzoenen.
Wanneer is het dan de eerste keer dat je seks met hem hebt?
- In België. In een vakantie. In de grote vakantie, de zomervakantie van 2019.
Wat ging je daar doen in [plaats 4] ?
- Daar hebben we seks gehad. Ik mocht niet weten waar we naartoe gingen.
Je komt dan bij [hotel] . Wat vraag je dan?
- Ik had van tevoren uitgevraagd via de app waar we heen gingen. In de auto heb ik
toen gevraagd wat we daar gingen doen en dat vertelde hij niet.
Wat is [hotel] ?
- Dat is een soort van een hotelachtig idee. Het is het niet, het lijkt erop.
Wat is dat dan?
- Het is een groot wit gebouw. Er staat niets op.
En dan?
- We gaan naar binnen. Het zijn kamers. Dus we hadden een kamer.
Hoe gaat het dan met die kamer?
- Je hebt een automaat, hij had er contant geld in gedaan, je krijgt dan een kamer.
En dan? Vraag jij dan nog steeds niks?
- Jawel, jawel. We komen de kamer binnen. Hij had me vast. In het begin praten we
wat.
(pg. 119)
Jullie zitten op die kamer, en dan?
- Ik zei 'hij hield me vast'. In het begin gezoend. Gepraat, ja, ook seks gehad.
Wat versta jij onder seks?
- Geslachtsgemeenschap.
Hoe gaat dat dan? Waar zijn jullie dan in die kamer?
- Op bed, we liggen op bed.
- Hij vroeg wat ik wilde. Hij vroeg wat voor dingen ik bij hem zou willen doen of hoe ver ik zou gaan, van die dingen.
Wat heb je daarop gezegd?
- Dat ik in eerste instantie niet te ver wou gaan. Dat ik sowieso niet, in eerste
instantie dat ik geen seks wou. Nog steeds met de reden van, die relatie kan dat
wel, maar ik had wel die gevoelens en ik dacht kan dat wel. Maar dat ik geen seks wil had ik wel heel duidelijk gezegd. Hij vroeg waarom en ik had gezegd dat ik dat nog steeds niet wist maar dat ik bang was dat het uit zou komen, dat het bekend zou
worden. Dat het niet goed zou aflopen, zo.
Hoe gaat dat dan want jij wil geen seks?
- Hij zegt dat het niet uit gaat komen, op school niet en ook thuis niet. Allemaal
redenen dat het wel kan. Ik bleef zeggen dat ik het niet wilde en hij bleef redenen
aangeven en uiteindelijk ging ik toch akkoord.
En dan?
- We houden elkaar vast, elkaar aanraken.
Probeer dat eens te benoemen, wat jij doet en wat hij doet.
- Elkaar aanraken onder de kleding met de handen.
Wat raak je dan aan?
- Elkaars geslachtsdeel.
Wie begint als eerste?
- Hij.
Wat raakte hij als eerste bij jou aan?
- Mijn borsten en toen mijn geslachtsdeel.
Als hij jouw geslachtsdeel aanraakt, wat doet hij dan?
- Strelen, uh, ik weet niet hoe ik dat zeggen moet. Vingeren.
Wat deed jij bij hem?
- Ook strelen.
(pg. 120)
Hoe zat het met jullie kleding?
- Niet, we hadden kleren uit. Ik zei net zonder kleding.
Wie had jullie kleding uitgedaan?
- Hij, bij zichzelf en ook bij mij.
Jullie raken elkaar aan en strelen elkaar over het geslachtsdeel. Hoe gaat het dan
verder?
- Hij gaat dan toch verder dan ik wou en heeft seks met mij.
Hoe ging dat dan?
- Hij ging boven op mij zitten. Hij gaat in me, moet ik dat zeggen? Hij gaat met zijn
piemel bij mij naar binnen in mijn vagina.
En dan?
- Op en neer gaan.
Hoe stopt dat?
- Ik snap niet wat je bedoelt.
Anders zou je nu nog bezig zijn. Er is een reden voor dat het stopt.
-Uiteindelijk is hij gestopt omdat hij klaarkwam.
Waar kwam hij klaar?
- In mijn vagina.
(pg. 121)
Wanneer zie je elkaar dan weer?
- Een maand later ongeveer. Einde van de grote vakantie denk ik. Nee, wacht
tussendoor hebben we elkaar nog gezien maar niet om samen met zijn tweeën af te
spreken. We zagen elkaar op de kermis in [plaats 3] . Hij wist wel dat ik er was en we
kwamen elkaar tegen. Ik ben met hem over de kermis gelopen.
Hoeveel keer heb je in totaal seks met hem gehad?
- Drie keer. Nee wacht, vier keer, ook een keer bij ons thuis.
Wanneer was dan die keer bij jullie thuis?
- Hij was toen naar ons thuisgekomen en mijn ouders wisten dat niet. Het had niks met bijles te maken maar hij kwam wel naar ons thuis. Ik was wel thuis maar verder niemand. We hadden dat wel afgesproken.
Hoe was die afspraak tot stand gekomen?
- Dat we elkaar zouden zien maar niet voor bijles of seks maar gewoon om af te
spreken net als in [plaats 1] . Althans van mijn kant was het niet voor seks maar van
zijn kant wel.
Over welke periode hebben we het dan?
- Ook gewoon de grote vakantie, op het einde van de grote vakantie. De laatste week volgens mij
Wat is er toen gebeurd?
- Ook hetzelfde, in het begin gepraat.
Waar zijn jullie?
- Op mijn kamer. In het begin gepraat, hetzelfde als toen in België, gepraat, geknuffeld, gezoend en ook weer seks gehad.
Hoe is het toen gestopt?
- Ook dezelfde manier, ook klaargekomen.
(pg. 122)
Die andere twee keren?
- Dat was ook in [plaats 4] toen het schooljaar weer begonnen was. Een keer was op een
studiedag en een keer op een zaterdag. Die studiedag was volgens mij in september.
Je hebt qua seksuele handelingen, vingeren, zoenen, hij aan jouw borsten komen, hij
aan jouw geslachtsdeel strelen, jij zijn geslachtsdeel strelen. Nog iets anders?
- Bij die keer bij ons thuis ook nog met de mond.
Wat bedoel je met de mond?
- Met de mond bij het geslachtsdeel.
Wie bij wie?
- Eerst hij bij mij en daarna ik bij hem.
Wat doet hij dan bij jou?
- Hij likt aan mijn geslachtsdeel en hij gaat erin met zijn tong.
En jij bij hem?
- Pijpen. Zijn geslachtsdeel in mijn mond. Op en neer gaan in mijn mond.
(pg. 123)
Je had me foto's/screenshots gestuurd maar ook filmpjes. Vertel daar eens over.
-Ik kreeg die filmpjes van uit hemzelf. Hij stuurde die uit zichzelf.
Wat zie je dan op het filmpje?
- Dat hij zich aftrekt.
Waaruit kan ik opmaken dat hij dat is?
- Dat is vanuit hem gestuurd en ik heb de foto dat hij had gestuurd.
3.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [aangeefster] onder leiding van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 5 juli 2022, uitgewerkt door beëdigd schrijftolk [schrijftolk] (het hof begrijpt) d.d. 12 juli 2022, voor zover inhoudende:
(pg. 2)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld, de Getuige.
Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld, de Verhoorster.
(pg. 14)
V Oké. Ehm want bij eh bij de politie eerder hé en bij de Rechter-commissaris
heb je verklaard dat je eh meermaals seks met [verdachte] hebt gehad.
G Hm hm
V Wanneer was de eerste keer?
G Ja, dat is al, dat is dan alweer veel later.
V Hm hm
G Ik had dus aangegeven wat ik, wat ik niet wou
V Ja, wat was dat wat je niet wou?
G Ja, dat ik sowieso eh geen seks wou.
(pg. 16)
V Hoe vaak heb je seks gehad met eh [verdachte] ?
G Volgens mij vier keer.
V Oké. En waar vonden die plaats?
G Eh bij die, die eh in België wat ik net ook zei, van die, die
V Hotel.
G Dat ik niet wist hoe ik 't moest noemen, een soort hotel.
V Soort hotel. Hm hm
G Ehja, en één keer toen waar ik toen nog bij woonde, zeg maar.
(pg. 19)
V De eerste keer dat je daar was, welke seksuele handelingen hebben jullie toen samen gedaan?
G Ik moest bij hem, zeg maar eh zeg maar. (Stilte. 11:41:10-11:42:28) Bij hem eh.
(Stilte) Hem pijpen.
V Hm hm
G En eerst aftrekken en toen dan dat.
V Hm hm
G Ja, en dan, zeg maar eh dat, dat eh die mijn kleren uittrek, trok eh dat die zijn
kleren uittrok.
V Hm hm
G Maar dan had ik allang gezegd van eh allang. Had ik nee gezegd, maar. Ja,
daarna, daarna eh ja, seks zelf, zeg maar.
V Seks zelf, wat bedoel je daarmee? Ik denk dat ik 't wel weet, alleen ik mag 't
niet invullen voor jou. Wat bedoel je met seks zelf?
G Ja, (stilte) Ja, geslachtsgemeenschap.
(pg. 20)
V Welke seksuele handelingen zijn d'r eh gebeurd bij de tweede keer in België?
G 't Zelfde.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 juli 2020 (pg. 443 t/m 445), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(pg. 443)
U heeft vanochtend gebeld en gezegd dat u nog nagedacht had over de vragen die we hadden gesteld en met name de vraag waarin wij u zeiden dat [aangeefster] had gezegd dat u haar en [verdachte] was tegengekomen in de bossen in [plaats 1] en daar had gezegd 'Wat doen jullie hier? Dit ga ik zeker bespreken.'
(pg. 444)
Er is een zijstraat op de [dijk] en die heet de [straatnaam] . Dit is richting
[plaats 1] in de buurt van mijn woning. Als je dan links gaat kom je in de [straatnaam]
en dat is een smal geasfalteerd weggetje. Links is het weiland en recht heb je bos
Als je dan een stukje de weg inloopt dan zie je op een gegeven moment rechts een
bankje. Achter het bankje ga je meteen het bos in. Ik sloeg daar af om het bos in te
gaan en volgens mij heb ik ze
(het hof begrijpt: de verdachte en aangeefster) gezien. Ik zag ze voor mij van links uit een weggetje uit het bos komen omdat je daar bij dat bankje namelijk naar rechts maar ook naar links het bos in kan. Ik zag hen dus voor mij van links uit dat pad komen.
Wat deed u op dat moment?
- Ik schrok eigenlijk een beetje en zei: "Hé, dat is raar jullie samen. Hier ga ik
werk van maken." Het is iets wat niet hoort. Ik ben doorgelopen want ik was
geschrokken en dacht ik moet snel wegwezen. Ik had er een beetje een vreemd gevoel over.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 6 juli 2020 (pg. 437 t/m 442), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(pg. 438)
Nu is [aangeefster] iets overkomen. Wat weet jij daarvan?
- Dat zij het gedeeld heeft met mij dat zij gevoelens had voor [verdachte] . Zij heeft
verteld tegen mij dat zij een keer met hem naar de visvijver in [plaats 2] is geweest.
Dat zij daar ook gekust hadden. Dat zij het lastig vond dat zij gevoelens voor hem had/heeft gekregen. Achteraf dingen tegen haar zin heeft gedaan.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 18 maart 2020, inclusief bijlagen (pg. 12 t/m 71), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pg. 35)
[18-02-2020 10:09:57] [aangeefster] : Waarom ben jij je ineens anders gaan
gedragen tegenover me?
[18-02-2020 10:15:49] [verdachte] : Vertrouwen.
[18-02-2020 10:17:04] [aangeefster] : Vertrouwen. Maar je wilt wel sex en
alles en daarna ineens
[18-02-2020 10:17:12] [aangeefster] : Alles wegvegen
[18-02-2020 11:35:29] [verdachte] : Ik denk ff na, ok
[18-02-2020 11:57:03] [verdachte] : Ik wil je allerminst kwetsen. Laat dat duidelijk zijn
[19-02-2020 11:14:23] [verdachte] : Hoi. Ik laat je niet vallen als je dat bedoelt.
[20-02-2020 22:50:20] [verdachte] : Ik dacht zo, om je te helpen moet je
me vertellen wat je anders wil. Als je dat helder hebt... want ik gaf dat al een
beetje aan
[20-02-2020 22:59:28] [verdachte] : Dus, wat wil je verandert zien...
(pg. 36)
[25-02-2020 15:19:25] [verdachte] : Als ik er niks om geef app ik niet
meer. ik kan je helaas nu niet helpen hiermee.
[25-02-2020 15:27:43] [aangeefster] : Werkt het zo volgens jou. Eerst een
relatie mee aangaan en dan als je even geen zin hebt om het mee op te lossen als
we vastlopen mij ermee laten zitten terwijl jij er even veel mee te maken hebt
(pg. 37)
[27-02-2020 20:28:46] [verdachte] : Kunnen we een tussenoplossing
bedenken of zo...
[27-02-2020 21:09:01] [aangeefster] : Wat bedoel je met tussenoplossing
[28-02-2020 09:54:18] [verdachte] : De tussenoplossing, en zeg maar wat je er van vind, is af en toe een intensief persoonlijk contact zoals jij wenst
en af en toe rust. Daar kan ik waarschijnlijk beter mee uit de weg, maar ik weet
niet hoe jij het ziet.
[28-02-2020 10:03:08] [aangeefster] : Ik vraag jou hoe je de relatie ziet.
vertel eens zonder naar mij te kijken hoe jij de relatie ziet. Gewoon eerlijk in
zijn.
[28-02-2020 17:44:46] [verdachte] : Jouw vraag, hebben we een relatie?
Antwoord ja
[28-02-2020 17:44:52] [verdachte] : Toch?
[28-02-2020 17:45:18] [aangeefster] : Je wil die nog? Is dus je antwoordt??
[28-02-2020 17:45:35] [verdachte] : Kan het zoals het eerst was. Ik denk het …
[28-02-2020 17:45:41] [verdachte] : Jij niet?
[28-02-2020 17:45:53] [verdachte] : Wat wil jij?
[28-02-2020 17:50:30] [aangeefster] : Wat bedoel je met hoe het eerst was? Ik wil van jou horen hoe je het zit
[28-02-2020 17:50:32] [aangeefster] : Ziet
[28-02-2020 19:38:37] [verdachte] : Wat wil je horen? Ik snap je niet.
[28-02-2020 20:42:21] [verdachte] : Hoe weet ik zo niet zo vlug. Ik
denk... en ik ben niet zo vlug om niet het verkeerde te zeggen.
[28-02-2020 20:43:09] [aangeefster] : Je zegt dat je het denkt dat het wel
kan zoals een tijd geleden
[28-02-2020 20:45:01] [aangeefster] : Dus ik vraag hoe zoals een tijd
geleden, zoals toen met de afspraakjes, veel app-contact, seksueel/intiem
contact,... Bedoel je dat. Dat je dat opnieuw wil?
[28-02-2020 21:03:22] [verdachte] : Ik moet goed denken wat mogelijk is
zonder jou te kwetsen, want wat wil jij? Wat je net appte?
[28-02-2020 21:11:33] [aangeefster] : ik vraag het nu aan jou.
[28-02-2020 21:24:13] [aangeefster] : Als je wel een spelletje hebt
gespeeld zeg dat dan nu want je bent dan wel eerlijk als het zo zou zijn
[28-02-2020 21:49:01] [verdachte] : Ik speel niet. Jij vraagt wat ik
wil. ik wat jij wil. ik geef aan dat het voor mij lastig is nu. Ik hoop wel dat
het beter wordt.
[28-02-2020 22:42:43] [verdachte] : Tuurlijk heb ik gevoelens.
(pg. 39)
[01-03-2020 17:09:46] [aangeefster] : Ik beloof dat ik rustig probeer te
blijven
[01-03-2020 17:11:39] [verdachte] : Ik heb liever dat je wilt wordt
[01-03-2020 22:42:26] [verdachte] : willen. Ja, hetzelfde? Als dat kan
wel. En jij?
[01-03-2020 22:43:36] [aangeefster] : Hoi. wat hetzelfde. wat wil je weer hetzelfde
[01-03-2020 22:43:49] [verdachte] : Als eerst.
[01-03-2020 22:43:55] [aangeefster] : Ik wil uit jouw mond horen wat je wilt.
[01-03-2020 22:44:04] [verdachte] : zoals t begin. Jij niet?
[01-03-2020 22:44:11] [aangeefster] : Niet "zoals eerst' of "hetzelfde". Nee. wat.
[01-03-2020 22:44:49] [aangeefster] : wat is zoals eerst in jouw ogen. Ik moet het van jou horen om misverstanden te voorkomen
[01-03-2020 22:46:58] [verdachte] : Ja, gezellig kletsen over de app. zonder verwijten.
[01-03-2020 22:47:11] [verdachte] : over ieder onderwerp
[01-03-2020 22:48:16] [verdachte] : ook meer, maar wil jij dat
[01-03-2020 22:48:33] [aangeefster] : wil ik wat
[01-03-2020 22:48:57] [verdachte] : Persoonlijke gesprekjes
[01-03-2020 22:50:20] [aangeefster] : Nee ik vraag het jou
[01-03-2020 22:51:25] [verdachte] : vrij praten over van alles en nog
wat
[01-03-2020 22:53:26] [verdachte] : Ik wil wat mogelijk is
[01-03-2020 22:54:58] [verdachte] : wil je lichamelijk contact?
[01-03-2020 22:55:09] [aangeefster] : ik vraag het nu aan jou.
[01-03-2020 22:55:19] [verdachte] : Willen Ja.
[01-03-2020 22:55:26] [verdachte] : Jij?
[01-03-2020 22:56:04] [aangeefster] : Meteen weer aan mij vragen
[01-03-2020 22:56:26] [verdachte] : Ik zei ja
[01-03-2020 23:00:50] [verdachte] : Maar wat wil jij. Ik wil wel.
[01-03-2020 23:02:49] [verdachte] : contact met elkaar zien
[01-03-2020 23:02:59] [aangeefster] : Oh zo
[01-03-2020 23:03:06] [verdachte] : dus rechtstreeks
[01-03-2020 23:03:24] [verdachte] : wil jij dat nog wel
(pg. 40)
[01-03-2020 23:04:15] [verdachte] : Als het kan ook meer contact
[01-03-2020 23:04:19] [verdachte] : ?
[01-03-2020 23:04:33] [aangeefster] : Wat bedoel je met meer contact?
[01-03-2020 23:04:36] [aangeefster] : Fysiek?
[01-03-2020 23:04:40] [verdachte] : Ja
[01-03-2020 23:05:09] [verdachte] : Met of zonder foto
[01-03-2020 23:05:50] [verdachte] : Speelfilm
[01-03-2020 23:06:02] [aangeefster] : Haha grapjas
[01-03-2020 23:06:24] [verdachte] : Moeten we weer eens doen …
[01-03-2020 23:06:35] [verdachte] : was leuker…
[01-03-2020 23:06:44] [aangeefster] : wellek
[01-03-2020 23:06:54] [verdachte] : Speelfilm maken
[01-03-2020 23:21:01] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd
[01-03-2020 23:25:00] [verdachte] : wel kaal. Tondeuse
[01-03-2020 23:34:31] [verdachte] : T kriebelt weer
[01-03-2020 23:49:41] [verdachte] : Hela
[02-03-2020 00:00:02] [verdachte] : Dit bericht verwijderd.
[02-03-2020 00:15:53] [verdachte] : Kom maar.
[02-03-2020 00:22:36] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
[02-03-2020 00:27:11] [verdachte] : Eerst voor dan 69 dan achter
[02-03-2020 00:31:36] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd
[02-03-2020 00:32:30] [verdachte] : Al nat
[02-03-2020 00:35:22] [verdachte] : Stop hem maar helemaal in je mond
[02-03-2020 00:35:45] [verdachte] : steek ik mijn tong in je poes
[02-03-2020 00:37:21] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
[02-03-2020 00:40:56] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2020, inclusief bijlagen (pg. 145 t/m pg. 391), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pg. 145)
Door verbalisant [verbalisant 4] werd de telefoon van [aangeefster] op voorgeschreven
wijze onderzocht.
Uit de verkregen informatie van de telefoon bleek dat [aangeefster] geappt heeft met een
persoon die in haar telefoon staat als ' [verdachte] '.
Het in de telefoon aangetroffen WhatsAppgesprek, met dit telefoonnummer en deze
persoon, start op 10-7-2019 16:58:09(UTC+0) en eindigt op 28-3-2020 22:02:46 (UTC+0).
Op 1 maart 2020 neemt het gesprek een rare wending. Het is dan wintertijd in
Nederland.
Op 1-3-2020 22:06:54 (UTC+0) vraagt [verdachte] 'Speelfilm maken'. Hierna worden over en weer wat berichten verstuurd. Vervolgens is zichtbaar dat diverse berichten door de afzender zijn verwijderd.
(pg. 146)
Op de gemaakte schermafdruk, waarin het verwijderde bericht staat van 22:21:01
(UTC+0) zichtbaar met de tijd 23:21 uur, zie ik een afbeelding van een naakt
mannelijk geslachtsdeel. Gezien het verloop van de tekst die leesbaar is in het
WhatsAppgesprek en op de schermafdruk is de afbeelding het door de afzender
verwijderde bericht. De schermafdrukken zijn bijgevoegd als bijlagen 2 A t/m C.
* Op 1-3-2020 23:00:02 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden
bericht 'Verwijderd door afzender'.
In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam
IMGJL786.MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band waarop de letters "A SPORTS" zichtbaar zijn. Ik zie een deel van een buik, een zwarte onderbroek en enigszins behaarde benen. Ik zie dat met de linkerhand de band van de onderbroek naar beneden wordt gedaan waardoor een penis met balzak zichtbaar worden. Ik zie dat de linkerhand eerst de balzak en daarna de penis vastpakt. Vervolgens wordt met de duim en wijsvinger van die hand de eikel vastgepakt en wordt het vel naar beneden bewogen waardoor de urineopening van de penis zichtbaar wordt. Door de wijze van filmen wordt de penis nadrukkelijk in beeld gebracht. Ik zie dat dan de linkerhand van links naar rechts over de penis en balzak beweegt waarna de penis in de linkerhand wordt gepakt en het vel van de penis omhoog en omlaag wordt bewogen zodat de eikel steeds goed zichtbaar in beeld is. Zie bijlage 3.
In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam
IMGJL790.MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band waarop de letters "USA SPORTS" zichtbaar zijn. Ik zie een deel van een buik, een zwarte onderbroek en enigszins behaarde benen. Ik zie dat met de linkerhand de band van de onderbroek naar beneden wordt gedaan waardoor een penis met balzak zichtbaar worden. Ik zie een penis in erectie als de band van de onderbroek naar beneden onder de balzak wordt gedaan. Ik zie dat de linkerhand de penis vastpakt en het vel van de penis omhoog en omlaag beweegt waardoor de eikel zichtbaar wordt. Ik zie dat de penis rechtop blijft staan als de hand de penis loslaat en de onderbroek vastgepakt wordt bij de rand en verder naar beneden wordt gedaan onder de balzak. Ik zie een grijze vloer/bodem. Rechts zie ik een stuk lichtgrijze plucheachtige stof. Zie bijlage 4.
Op de gemaakte schermafdruk, waarin het verwijderde bericht van 23:31:36 (UTC+0) zichtbaar met de tijd 00:31 uur, staat een afbeelding van het eerste beeld van een filmpje. De schermafdruk is bijgevoegd als bijlage 5 B.
In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam
IMG_1794.MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een naakt behaard onderlichaam. Ik zie in het midden van het beeld een penis en een balzak. De penis is slap en wijst naar het rechterbeen. Ik zie op een deel van de benen een doek liggen die aan de onderzijde lichtgrijs is en aan de bovenzijde is voorzien van donkergrijze en lichtgrijze brede strepen. Ik zie dat de linkerhand over de balzak en de penis heen en weer beweegt waarna er gefilmd wordt in de richting van de anus. Ik zie dat de vingers van de linkerhand in beeld komen en bewegen naar beneden naar het onderlichaam in de richting van de anus. Ik zie onder het onderlichaam een grijze stof, vermoedelijk een soort meubelstof. Ik zie dat de
(pg. 147)
penis weer wordt gefilmd en dat de linkerhand de penis vastpakt.
Zie bijlage 5 A, C en D.
* Op 1-3-2020 23:37:21 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden
bericht 'Verwijderd door afzender'. In de opgeslagen schermafdrukken werd een afbeelding aangetroffen van het verwijderde bericht van 23:37:21 (UTC+0) met de naam IMG_1796.JPG. Op deze afbeelding zie ik een naakte stijve penis die met de duim en wijsvinger van de linkerhand wordt vastgehouden. Ik zie een deel van een naakt lichaam en een stukje zwarte stof onder de penis vermoedelijk van een onderbroek. Zie bijlage 6 A +B.
* Op 1-3-2020 23:40:56 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden
bericht 'Verwijderd door afzender'. In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam IMG_1798.MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band. Ik zie een deel van een naakte buik en twee enigszins behaarde benen. Ik zie een stijve penis en ik zie dat de penis met de linkerhand wordt vastgehouden en de hand snel het vel van de penis omhoog en omlaag beweegt. De eikel is duidelijk zichtbaar midden in het beeld. Ik zie dat de onderbroek onder de balzak zit. Ik zie voor de benen een stuk stof dat aan de binnenzijde voorzien is van een effen grijze stof en de buitenzijde is voorzien van brede donker- en lichtgrijze strepen. Zie bijlage 7.
8.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 22 maart 2024, voor zover inhoudende:
Op 1 maart 2020 te Nederland heb ik video’s en foto’s gestuurd naar aangeefster [aangeefster] , waarop mijn ontblote penis zichtwaar was en waarop zichtbaar was dat ik mezelf aan het aftrekken en betasten was.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – vrijspraak van het eerste tot en met het vijfde tenlastegelegde gedachtestreepje bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende (betrouwbaar) bewijs biedt om tot een integrale bewezenverklaring te komen. De verklaringen van aangeefster zijn onvoldoende betrouwbaar om tot het bewijs te kunnen bezigen. De inhoud van de verschillende verklaringen van aangeefster is tegenstrijdig, onjuist en strookt niet met andere zich in het procesdossier bevindende informatie. Naast de discrepanties in de verklaringen van aangeefster, behelst het dossier verschillende opmerkelijke omstandigheden die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Zo heeft aangeefster eerder onterechte aantijgingen gedaan jegens een andere docent, te weten [docent] . Daarnaast kan de specifieke kennis die aangeefster heeft over [hotel] in [plaats 4] ook van het internet komen, nu veel informatie en diverse foto’s op de website te vinden zijn. De verklaringen van aangeefster dienen dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Ook uit de WhatsApp-berichten blijkt op geen enkele wijze dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gedragingen. Aldus bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals opgenomen in de eerste vijf gedachtestreepjes van de tenlastelegging, hetgeen dient te leiden tot partiële vrijspraak, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir – betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een integrale bewezenverklaring te komen. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster, voor zover deze zien op het tweede gedachtestreepje (tongzoenen) steun vinden in de verklaring van getuige [getuige 1] , die de verdachte en aangeefster samen in het bos in [plaats 1] heeft gezien. Ook getuige [getuige 2] verklaart dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte en aangeefster samen naar de visvijver in [plaats 2] zijn geweest en daar gekust hebben. Dat aangeefster verschillend heeft verklaard over de keren dat ze seks met verdachte heeft gehad en waar de eerste keer seks heeft plaatsgevonden, komt doordat in de verhoren niet wordt geconcretiseerd wat er met seksueel contact wordt bedoeld. De overige discrepanties in de verklaringen van aangeefster zijn bovendien niet zo wezenlijk dat deze verklaringen in het geheel niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De verklaringen vinden daarnaast voldoende steun in de appgesprekken. De appgesprekken tonen niet alleen aan dat er een relatie is geweest tussen verdachte en aangeefster, maar ook dat er seksueel contact is geweest. Aangezien aangeefster heeft verklaard dat de eerste keer zoenen heeft plaatsgevonden de eerste vrijdag voor de meivakantie, dient de aanvang van de pleegperiode 26 april 2019 te zijn. Voorgaande dient te leiden tot integrale bewezenverklaring van de tenlastegelegde gedragingen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Aangeefster heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd. Uit deze verklaringen volgt dat aangeefster sinds ongeveer maart 2019 een relatie heeft met een docent van het [school] in [plaats 2] , te weten [verdachte] (hierna: de verdachte). Aangeefster heeft verklaard dat het contact begon met bijlessen voor economie, die eerst op school plaatsvonden en vervolgens thuis. Door de bijlessen is het appcontact tussen verdachte en aangeefster begonnen en vertelden zij elkaar persoonlijke dingen. De verdachte vertelde aangeefster op enig moment tijdens de bijlessen dat hij gevoelens voor haar kreeg. Aan het begin van de meivakantie hebben verdachte en aangeefster afgesproken in [plaats 1] , waar zij in het bos ook ge(tong)zoend hebben. Hierna vervolgden de bijlessen op verzoek van de verdachte bij aangeefster thuis. Aan het begin van de zomervakantie zijn aangeefster en verdachte naar [hotel] gegaan in [plaats 4] te België, een soort hotel. Daar hebben ze verschillende seksuele handelingen verricht. Aangeefster wilde in eerste instantie geen seks, maar ze had wel gevoelens voor de verdachte en is uiteindelijk toch akkoord gegaan. De verdachte en aangeefster hebben vier keer seks gehad. Drie keer in [plaats 4] bij [hotel] en een keer bij aangeefster thuis. Nadat verdachte een TIA heeft gehad en aangeefster in een crisisgroep terecht kwam (vanaf ongeveer oktober 2019), veranderde het contact tussen beide. Er werden gesprekken gevoerd via WhatsApp of de relatie nog kon standhouden en op welke manier. Op 1 maart 2020 heeft de verdachte meerdere seksuele video’s en foto’s naar aangeefster gestuurd. Omdat aangeefster en verdachte er samen niet uit kwamen heeft aangeefster door middel van een nepaccount in oktober 2019 het [school] laten weten dat verdachte een relatie had met een leerling.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij tevens docent is op het [school] in [plaats 2] en dat zij de verdachte en aangeefster samen in het bos in [plaats 1] heeft gezien en dat ze daarvan schrok.
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster bijles heeft gegeven op school en bij haar thuis. Aangeefster zag de verdachte als haar vriendje en verdachte wilde haar vooruit helpen. In een moment van zwakte heeft de verdachte foto’s en video’s naar aangeefster gestuurd, maar verdachte en aangeefster hebben geen seks gehad. Verdachte heeft haar slechts eenmaal aangeraakt om haar te troosten. De verdachte en aangeefster zijn ook niet samen naar [plaats 1] en [plaats 4] geweest.
Het hof is van oordeel dat uit de appgesprekken zoals opgenomen in de bewijsmiddelen onomstotelijk blijkt dat er sprake is geweest van een relatie tussen de verdachte en aangeefster. Dit leidt het hof niet alleen af uit de bevestiging van de verdachte op een vraag van aangeefster of zij een relatie hebben, maar ook uit de algehele sfeer die naar voren komt uit de appgesprekken. Uit de gesprekken volgt immers dat zij elkaar allerlei persoonlijke dingen vertellen en veel intiem contact onderhouden. Verder bevestigen de appgesprekken naar het oordeel van het hof tevens dat er seksueel contact is geweest tussen de verdachte en aangeefster. Uit de appgesprekken volgt dat de verdachte een tussenoplossing voorstelt om de relatie tussen hen voort te zetten, namelijk ‘af en toe intensief persoonlijk contact en af en toe rust’. De verdachte geeft aan dat hij een relatie wil en dat hij wil dat de relatie teruggaat naar hoe het eerder was, waarop aangeefster reageert of verdachte dan bedoelt ‘zoals toen met de afspraakjes, veel app-contact, seksueel/intiem contact’. Verdachte reageert op dit bericht van aangeefster – wat men redelijkerwijs zou mogen verwachten – niet geschrokken of met onbegrip. De verdachte geeft aan dat hij ‘goed moet denken wat mogelijk is zonder jou te kwetsen’. Daarna antwoordt hij dat hij ook gevoelens heeft voor aangeefster maar dat het lastig is voor hem nu. De verdachte geeft wederom aan dat als het kan hij wil dat het hetzelfde wordt als eerst: ‘zoals t begin. Gezellig kletsen over de app. Persoonlijke gesprekjes.’ Vervolgens vraagt aangeefster of verdachte lichamelijk contact wil, waarop de verdachte reageert: ’Willen ja’. Diezelfde dag nog volgen seksuele video’s en foto’s en seksueel getinte berichten die verdachte naar aangeefster stuurt. Het hof is van oordeel dat uit voorgaande appgesprekken blijkt dat verdachte en aangeefster een seksuele relatie hebben gehad. Dit volgt uit voornoemde berichten tussen beiden en wordt bevestigd door de seksuele berichten, video’s en foto’s die de verdachte aan aangeefster heeft gestuurd op 1 maart 2020.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is en of er voldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde gedragingen te komen. Het hof merkt eerst ten aanzien van het bepaalde in artikel 342 tweede lid Sv het volgende op.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152).
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de gedraging zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen de verklaring van de aangever en het overige bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Het hof acht de verklaringen die door aangeefster op meerdere momenten zijn afgelegd, niet zodanig afwijkend van elkaar of innerlijk tegenstrijdig dat deze aanleiding geven om te twijfelen aan de gehele betrouwbaarheid en de inhoud van de door haar afgelegde verklaringen. Bovendien is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet op zichzelf staan, maar afdoende worden ondersteund door ander bewijs, in het bijzonder de voornoemde appgesprekken. De verklaring van getuige [docent] bij de rechter-commissaris, inhoudende dat hij onterecht beschuldigd zou zijn door aangeefster van seksuele gedragingen, doet aan het voorgaande niet af. Het hof acht de verklaringen van aangeefster dan ook betrouwbaar en zal deze tot het bewijs bezigen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in zoverre.
Het hof is aldus van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op voldoende specifieke punten bevestiging vinden in het bewijsmateriaal, in het bijzonder in de appgesprekken maar ook in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Dit staat volgens het hof niet in een te ver verwijderd verband van de verklaringen van aangeefster. Hoewel niet iedere tenlastegelegde gedraging specifiek uit de appgesprekken volgt, blijkt wel degelijk van een relatie en van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster, hetgeen -in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen- voldoende steunbewijs oplevert voor de ontuchtige handelingen.
Het hof is dan ook, anders dan de rechtbank en de verdediging maar met de advocaat-generaal, van oordeel dat de tenlastegelegde gedragingen integraal bewezen kunnen worden verklaard. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de ontucht voor het eerst heeft plaatsgevonden op 26 april 2019, zijnde de vrijdag voor de meivakantie in 2019. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastegelegde periode vanaf 1 maart 2019 tot 26 april 2019. Nu de laatste ontuchtige handeling heeft plaatsgevonden op 1 maart 2020, te weten het sturen van de video’s en foto’s, zal het hof als pleegperiode bewezen verklaren 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door de verdediging is verzocht om te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte tweemaal een TIA heeft gehad en dat hij als gevolg van die laatste TIA uitval ervaart aan de rechterkant van zijn lichaam. Verdachte is daardoor niet meer in staat te werken.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge, in zijn hoedanigheid van leraar. In de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020 hebben de verdachte en aangeefster op meerdere momenten seksueel contact gehad en heeft verdachte ook seksuele video’s, foto’s en berichten naar aangeefster gestuurd. Verdachte wist dat aangeefster een kwetsbaar meisje was, hetgeen ook blijkt uit de appgesprekken tussen verdachte en aangeefster waarin hij zijn zorgen over haar uit en vindt dat ze hulp moet zoeken. Verdachte heeft desalniettemin misbruik van aangeefster gemaakt door een relatie met haar aan te gaan en vervolgens seksuele gedragingen met haar te verrichten. De verdachte heeft de toenadering bovendien zelf gezocht door haar nummer te vragen, aan aangeefster voor te stellen of de bijlessen bij haar thuis konden plaatsvinden, en door als eerste zijn gevoelens over aangeefster te uiten. Het bewezenverklaarde is daarnaast buitengewoon kwalijk omdat het slachtoffer aan zijn opleiding was toevertrouwd en er sprake was van een gezagsrelatie. Een middelbare school zou een veilige plaats moeten zijn voor leerlingen en een docent zou zijn leerlingen moeten beschermen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in plaats van ze daaraan bloot te stellen. Verdachte heeft met zijn handelen enkel zijn eigen lustgevoelens willen bevredigen en daarmee het vertrouwen dat zijn leerlingen, hun ouders en zijn collega-docenten in hem mochten stellen op grove wijze beschaamd.
Het feit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt heeft zeer nadelige gevolgen voor het minderjarige slachtoffer, in de zin van psychische en emotionele schade, hetgeen ook blijkt uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft tot de dag van vandaag te kampen met psychische problemen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2024, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht een hogere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd op zijn plaats. Het hof heeft hierbij acht geslagen op de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, maar ook op het feit dat de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde gedragingen. Daarenboven hebben aangeefster en de verdachte, blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de politie d.d. 13 juli 2023 en het proces-verbaal van bevindingen van de advocaat-generaal d.d. 19 juli 2023, nog steeds contact. Hieruit volgt dat de verdachte ook thans niet het kwalijke van zijn handelen in ziet.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is.
Voorts acht het hof het opleggen van een contactverbod met slachtoffer [aangeefster] als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke strafdeel wenselijk. Gelet op het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2023 volgt immers dat er in de periode van mei en juni 2023 meerdere inkomende en uitgaande oproepen tussen slachtoffer en verdachte op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat is opgesteld door de advocaat-generaal d.d. 19 juli 2023, dat op de telefoon van het slachtoffer verschillende WhatsAppberichten zijn aangetroffen tussen het slachtoffer en de verdachte. Vrijwel alle berichten waren verwijderd door de afzender, zijnde de verdachte. Het slachtoffer heeft echter
screenshotsvan de berichten gemaakt en die
screenshots heeft de advocaat-generaal bekeken. De advocaat-generaal heeft gerelateerd dat de volgende verzochten berichten te lezen waren: ‘pak hem dan in de mond’, ‘ik wil je sterretje likken’, ‘ik wil wel weten heb ik je verkracht’, ‘ik heb je gevoelens nooit pijn willen doen’ en ‘ik wil je van achteren neuken en van voren vingeren’. Er stonden ook
screenshotsin de fotogalerij van verdachte en zijn geslachtsdeel. Op een foto was het gezicht van de verdachte zichtbaar evenals zijn geslachtsdeel. De berichten dateren van mei en juni 2023. Gelet op voorgaande houdt het hof er dan ook ernstig rekening mee dat de verdachte in de toekomst mogelijk opnieuw contact zal zoeken met het slachtoffer en jegens haar een misdrijf begaat of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van haar lichaam. Dat het slachtoffer thans meerderjarig is en dat niet vast is komen te staan wie als eerste opnieuw contact heeft gezocht, doet daaraan niet af, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de psychische gesteldheid en kwetsbaarheid van het slachtoffer. Gelet op het bovenstaande zal de bijzondere voorwaarde die het hof zal koppelen aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen straf alsook het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de duur van de berechting.
Het hof neemt in aanmerking dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De verdachte is op 22 juni 2020 in verzekering gesteld en op 2 november 2022 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De redelijke termijn in eerste aanleg is hierdoor met ruim vier maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen. In hoger beroep is de redelijke termijn niet overschreden.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de in beginsel passende gevangenisstraf matigen en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met een proeftijd van 3 jaren opleggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
De benadeelde partij [aangeefster] heeft in eerste aanleg met betrekking tot het tenlastegelegde een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 13.756,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering behelst thans de volgende posten.
Materieel
Verblijf ziekenhuis € 806,00
Reiskosten
a. Informatief gesprek politie € 22,68
b. Getuigenverhoor politie € 17,88
c. SOA-test GGD Den Bosch € 11,82
d. Getuigenverhoor RHC € 29,44
e. Studioverhoor politie € 13,36
€ 95,18
Zorgkosten € 355,02

Subtotaal € 1.256,20

Immaterieel €12.500,00

Totaal€13.756,20

Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleitte partiële vrijspraak. Subsidiair is het volgende gesteld. Ten aanzien van de zorgkosten en de verblijfkosten in het ziekenhuis is gesteld dat de causaliteit niet kan worden vastgesteld. De benadeelde dient in zoverre dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De gevorderde reiskosten, behoudens de kosten voor de SOA-test, zijn geen rechtstreekse schade en de vordering dient in zoverre te worden afgewezen. Daarnaast bestaat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde immateriële schade en het handelen van de verdachte. Vast staat dat benadeelde een qua intellectuele capaciteiten en psychische gesteldheid bijzonder kwetsbaar en afhankelijk persoon is. Gelet hierop stelt de verdediging dat de causaliteit ontbreekt en de benadeelde in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof overweegt ten aanzien kostenpost I en III het volgende. Kostenpost I betreft een drietal ziekenhuisopnames in verschillende perioden. De eerste ziekenhuisopname loopt van 31 oktober 2019 tot en met 2 november 2019 (3 dagen, bedrag ad 3 x € 31,00 = € 93,00), en de tweede periode loopt van 29 november 2019 tot en met 16 december 2019 (17 dagen, bedrag ad 17 x € 31,00 = 527,00). Het hof is ten aanzien van deze opnames van oordeel dat het causale verband met het bewezenverklaarde thans onvoldoende kan worden vastgesteld. Het hof is van oordeel dat de behandeling van deze kosten nadere bewijslevering vergt, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering voor dat deel (kostenpost I tot een bedrag ad € 620,00) niet-ontvankelijk is en de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De derde ziekenhuisopname is van 15 juli 2020 tot en met 21 juli 2020 (6 dagen, bedrag ad 6 x € 31,00 = € 186,00). Voor deze periode is het hof van oordeel dat de gevorderde kosten voldoende passen bij de toedracht van het bewezenverklaarde, nu dit aan het einde van de bewezenverklaarde periode betreft en bekend is dat dergelijke strafbare feiten ernstige psychische en emotionele schade kunnen veroorzaken, hetgeen in dit geval heeft geresulteerd in een ziekenhuis/crisis opname. Dit is eveneens van toepassing ten aanzien van kostenpost III, die naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd is en in voldoende rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit. Het hof zal kostenpost I (tot een bedrag ad € 186,00) en kostenpost III dan ook toewijzen.
Ten aanzien van kostenpost II is het hof van oordeel dat kostenposten II a, II b, II d en II e geen rechtstreekse materiële schade betreffen nu zij niet bestemd zijn ter voorkoming of beperking van de schade ingevolge artikel 6:96, tweede lid, onder a, BW, noch kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder b, BW. Ten overvloede merkt het hof op dat deze kostenposten evenmin voor toewijzing in aanmerking komen als proceskosten, nu de benadeelde partij in het strafproces is bijgestaan door een gemachtigde advocaat. Op grond van het bepaalde in artikel 238, tweede lid, Rv is er in dit geval dan ook geen ruimte om de reiskosten van de benadeelde als proceskosten toe te wijzen. Het hof zal benadeelde partij in dit deel van de vordering (kostenposten II a, II b, II d en II e) dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Kostenpost II c daarentegen is naar het oordeel van het hof wel toewijsbaar, nu deze voldoende onderbouwd is, rechtstreekse schade betreft en in voldoende rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. De raadsman heeft deze kostenpost bovendien niet betwist en toewijzing daarvan komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal de vordering in zoverre (kostenpost II c) dan ook toewijzen.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag ad € 552,84 aan materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2022, zijnde de datum van het indienen van de vordering, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ad
€ 17.500,- overweegt het hof als volgt.
Als een slachtoffer als gevolg van een strafbaar feit naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel oploopt, dan is er sprake van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in de wet. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat er immateriële schade is geleden tot na te noemen bedrag en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Uit het schadeonderbouwingsformulier d.d. 26 september 2022 volgt dat de benadeelde psychische schade heeft geleden. De aantasting van het lijf en de persoon van de benadeelde heeft geleid tot zeer veel pijn, gevoelens van angst, onveiligheid en depressie. Een en ander heeft geleid tot het totaal psychisch vastlopen van de benadeelde partij, met zelfmoordneigingen en diverse crisisplaatsingen, opnames en langdurige (klinische) psychologische behandelingen tot op heden. Inmiddels is zelfs een Zorgmachtiging afgegeven.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende onderbouwd dat het bewezenverklaarde dermate ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer dat de in artikel 6:106, aanhef en onder B, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het hof heeft echter, onder meer op grond van de verklaring van de moeder van de benadeelde (pg 130 procesdossier) en de rapportage van een arts (pg. 25 schadeonderbouwingsformulier) vastgesteld dat benadeelde reeds geruime tijd (dus ook vóór het bewezenverklaarde) last heeft van sociale problematiek, vermoedelijk autisme en een angststoornis. Daarnaast blijkt ook (pg. 81 politiedossier en pg. 26 schadeonderbouwingsformulier) dat de thuissituatie niet goed was waardoor Veilig Thuis en het Centrum voor Jeugd en Gezien zijn ingeschakeld. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat niet voor het volledige bedrag aan gevorderde immateriële schade het causale verband met het bewezenverklaarde kan worden aangenomen.
Het hof acht het gelet op voorgaande billijk om een bedrag ad € 5.000,- aan immateriële schade toe te wijzen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het toe te wijzen bedrag ad € 5.000,- aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de bewezenverklaarde periode, te weten op 1 maart 2020, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [aangeefster] is toegebracht tot een bedrag van € 5.552,84. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor aangegeven tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster]
Beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarde en het uit te oefenen toezicht door de politie dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.552,84 (vijfduizend vijfhonderdtweeënvijftig euro en vierentachtig cent) bestaande uit € 552,84 (vijfhonderdtweeënvijftig euro en vierentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
26 september 2022 en van de immateriële schade op 1 maart 2019.
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 5 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.