ECLI:NL:GHSHE:2024:1106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
200.294.193_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkingssfeer van een samenwerkingsovereenkomst voor het bouwen van een internetplatform voor arbeidsbemiddeling zonder territoriale beperking

In deze zaak gaat het om een samenwerkingsovereenkomst tussen HB 17 ZZP B.V. en Seacommerce V.O.F. voor het ontwikkelen van een online platform, horecabaas.nl, dat zzp'ers en horecaondernemers met elkaar verbindt. De overeenkomst, gesloten op 25 juli 2018, bevat bepalingen over de verplichtingen van beide partijen, waaronder de ontwikkeling en het onderhoud van het platform door Seacommerce en de verplichting van HB 17 om het aantal gedetacheerde zzp-uren te maximaliseren.

In de procedure vorderde Seacommerce betaling van een bedrag van € 11.146,25 van HB 17, omdat laatstgenoemde haar betalingsverplichtingen niet nakwam. HB 17 voerde aan dat Seacommerce haar verplichtingen niet nakwam en dat de samenwerkingsovereenkomst beperkt was tot de provincie Zeeland. De kantonrechter oordeelde in het vonnis van 17 maart 2021 dat de overeenkomst geen territoriale beperking kende en wees de vorderingen van Seacommerce toe, terwijl de vorderingen van HB 17 in reconventie werden afgewezen.

In hoger beroep heeft HB 17 vier grieven aangevoerd, waaronder de reikwijdte van de samenwerkingsovereenkomst en de verplichting tot urenverantwoording. Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst niet beperkt was tot Zeeland en dat Seacommerce niet verplicht was om een urenverantwoording te verstrekken. Het hof oordeelde dat HB 17 niet gerechtigd was om haar betalingsverplichtingen op te schorten en dat de grieven van HB 17 faalden.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde HB 17 in de proceskosten van het principaal hoger beroep, terwijl Seacommerce in de kosten van het incidenteel hoger beroep werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in samenwerkingsovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.294.193/01
arrest van 2 april 2024
in de zaak van
HB 17 ZZP B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verder aan te duiden als HB17,
advocaat: mr. A.J.K. Fluit te Goes,
tegen
Seacommerce V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
verder aan te duiden als Seacommerce,
advocaat: mr. R.L.A. van Buul te Eindhoven.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 november 2022 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer 8209450 CV EXPL 19-5035 gewezen vonnis van 17 maart 2021.

4.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 15 november 2022;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

5.De verdere beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep
5.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Seacommerce is actief in het bedenken, ontwikkelen en integreren van e-commerce software voor startups en voor het midden- en kleinbedrijf. HB17 is actief in het bemiddelen tussen zzp'ers en (horeca)ondernemers.
Seacommerce en HB17 zijn een samenwerking aangegaan om zzp'ers en horecaondernemers samen te brengen via een online platform, genaamd horecabaas.nl. Horecaondernemers kunnen op dit platform vacatures plaatsen, waarop geïnteresseerde zzp'ers vervolgens kunnen reageren.
Seacommerce en HB17 hebben hiertoe op 25 juli 2018 een schriftelijke overeenkomst gesloten, genaamd 'Samenwerkingsovereenkomst Horecabaas' (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). In de samenwerkingsovereenkomst staat (onder meer):
"( ... )
In aanmerking nemende dat:
A. (…)
B. (…)
C. Partijen een samenwerking met elkaar willen aangaan met betrekking tot de inzet van een door Seacommerce te ontwikkelen softwareplatform, (…), bij HB 17 ZZP, teneinde via dit platform een maximalisatie van het aantal werkuren van door HB 17 ZZP gedetacheerde ZZP’ers bij opdrachtgevers/werkgevers te realiseren;
D. (…)
Artikel 1: Doel en tijdsduur samenwerking:
1.1
Partijen hebben als doel, zoals hiervoor in de considerans is omschreven onder C: het ontwikkelen, bouwen en integreren van een softwareplatform, waarmee het aantal gewerkte ZZP uren van de door HB 17 ZZP bemiddelde ZZP’ers bij opdrachtgevers/ werkgevers kan worden geoptimaliseerd;
(…)
Artikel 2: verplichtingen / werkzaamheden van Seacommerce:
2.1
Seacommerce verplicht zich jegens HB 17 ZZP tot het ontwikkelen en bouwen van het hiervoor bedoelde softwareplatform;
2.2
Vanaf het moment van oplevering van het platform door Seacommerce, verbindt Seacommerce zich jegens HB 17 ZZP om gedurende de looptijd van deze samenwerking, voor circa 16 uur per week servicewerkzaamheden te verrichten met betrekking tot dit softwareplatform, een en ander in goed onderling overleg met HB 17 ZZP. Deze servicewerkzaamheden bestaan enerzijds uit herstel van tekortkomingen in het software platform en anderzijds uit verbeteringen / optimaliseren van de functionaliteiten van het softwareplatform: (... )
Artikel 3: Verplichtingen / werkzaamheden van HB 17 ZZP
3.1
HB 17 ZZP verplicht zich jegens Seacommerce tot het maximaliseren van het aantal door HB 17 ZZP gedetacheerde ZZP uren via dit softwareplatform, waarmee en waardoor dit software platform zal worden gevuld en daarmee voor beide partijen waarde zal gaan verkrijgen; (... )
Artikel 4: Vergoedingen:
4.1
De door HB 17 ZZP te betalen vergoeding aan Seacommerce voor het bouwen en onderhouden van dit softwareplatform gedurende de looptijd van deze samenwerking, bestaat uit een vergoeding over de totale gewerkte/gedetacheerde ZZP uren via dit platform. De vergoeding is pas verschuldigd vanaf de eerste detacheringsopdracht van dit softwareplatform en bestaat uit het volgende:
a.
a) In het 1e jaar : 0,90 euro per gewerkt uur;
b) In het 2e jaar : 0,75 euro per gewerkt uur;
c) In het 3e t/m einde contract : 0,50 euro per gewerkt uur.
(…)
4.3
Op basis van het aantal via het softwareplatform bemiddelde en gedetacheerde ZZP-uren wordt iedere eerste week van de maand het aantal uren van de daaraan voorafgaande maand door Seacommerce gefactureerd aan HB 17 ZZP. Betaling van deze facturen vindt plaats binnen 14 dagen na factuurdatum. (.. . )
Artikel 8: Geheimhouding:
8.1
Partijen verplichten zich jegens elkaar tot geheimhouding jegens derden van alle van elkaar verkregen vertrouwelijke informatie, in het bijzonder voor wat betreft elkaars interne bedrijfsgegevens, zoals de ontwikkeling van producten, financiële gegevens, klanten, toeleveranciers etc., voor zover die informatie niet van algemene aard en ook voor derden toegankelijk moet worden geacht. Deze geheimhouding blijft ook van kracht na beëindiging van de overeenkomst;
8.2 1
n geval een partij aantoonbaar in gebreke blijft het bepaalde in het vorige lid na te komen, verbeurt zij aan de andere partij een onmiddellijk opeisbare en niet verrekenbare en niet voor matiging vatbare boete van € 500,-- voor iedere overtreding en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de benadeelde partij om volledig schadevergoeding te vorderen. (.. . )”
Bij e-mail van 27 juni 2019 heeft HB17 aan Seacommerce voorgesteld om franchisenemers in te zetten om horecabaas.nl buiten de provincie Zeeland te ontplooien, waarbij HB17 een lagere vergoeding per gerealiseerd zzp-uur aan Seacommerce zou betalen dan was opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.
Bij e-mail van 28 juni 2019 heeft Seacommerce HBI7 (onder andere) bericht:
"( ... ) Alle groei in uren op het platform van Horecabaas, al dan niet via een franchise formule, is onderdeel van de huidige overeenkomst en is niet beperkt tot de regio Zeeland.
We kunnen ons voorstellen dat de businesscase voor franchising, waarvan jullie de details niet met ons hebben gedeeld, dun is. Echter, een verlaging van onze fee binnen de looptijd van het huidige contract is simpelweg niet realistisch als de terugverdien periode niet wordt verlengd.( ... )"
HB17 heeft Seacommerce bij e-mail van 11 juni 2019 verzocht om urenrapportages van de door Seacommerce wegens servicewerkzaamheden als bedoeld in artikel 2.2 van de samenwerkingsovereenkomst gewerkte uren te verstrekken aan HB17. Seacommerce heeft over de maanden tot mei 2019 en vanaf september 2019 geen urenrapportages aan HB 17 verstrekt.
De vennoten van Seacommerce zijn geïnterviewd voor de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC). Naar aanleiding van dit interview is op [datum] een artikel verschenen in de PZC. In dit artikel staat (onder andere):
"( ... ) Zo’n tien webshops en platforms hebben [persoon A] en [persoon B] nu onder de vingers.
Horecabaas.nl bijvoorbeeld, een platform waarop werkgevers en werkzoekenden in de horeca elkaar kunnen vinden. Ook de gewerkte uren worden met het platform afgerekend. [persoon B] : "Dat is technisch best complex, want je praat over 200 tot 300 facturen per week. Zoiets is super foutgevoelig. Gelukkig gaat het goed." Beide heren kunnen er aardig van leven, maar 'rijk word je er niet van '. (... )”
HB17 heeft vanaf juli 2019 geen vergoeding meer betaald aan Seacommerce voor de gerealiseerde zzp-uren en de software. Bij brief van 17 september 2019 heeft mr. Fluit Seacommerce bericht dat HB17 haar betalingsverplichting heeft opgeschort. Seacommerce heeft daarop op enig moment haar werkzaamheden aan het platform horecabaas.nl (gedeeltelijk) gestaakt.
5.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Seacommerce in conventie na vermeerdering van eis, zakelijk weergegeven, de veroordeling van HB17 tot betaling van een bedrag van € 11.146,25, te vermeerderen met de vanaf juli 2020 in rekening te brengen facturen en te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in het petitum onder de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie, alsmede een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst niet beperkt is tot de provincie Zeeland, alles voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Aan deze vordering heeft Seacommerce, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat HB17 haar betalingsverplichtingen, voortvloeiend uit de samenwerkingsovereenkomst, niet nakomt. Ook komt zij haar verplichting tot maximalisatie niet na door zich te beperken tot Zeeland, hoewel de samenwerkingsovereenkomst geen territoriale beperking kent. Verder doet HB17 ten onrechte een beroep op een opschortingsrecht en stelt zij ten onrechte dat Seacommerce jegens haar een boete verbeurd zou hebben.
5.2.2.
HB17 heeft in conventie gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert aan dat Seacommerce ten onrechte nalaat om gewerkte uren te verantwoorden. In afwachting daarvan beroept HB17 zich op een opschortingsrecht. Bovendien stelt zij dat Seacommerce een geheimhoudingsbeding heeft geschonden, op grond waarvan Seacommerce een boete van € 500,= verschuldigd is geworden. In reconventie vordert HB17 een verklaring voor recht dat zij haar betalingsverplichtingen mag opschorten in afwachting van een urenverantwoording door Seacommerce, met veroordeling van Seacommerce tot het overleggen van die verantwoording over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert zij een verklaring voor recht dat Seacommerce jegens haar tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen door harerzijds de overeengekomen werkzaamheden aan het platform op te schorten. Ten slotte vordert HB17 betaling van een contractuele boete van € 500,= en de veroordeling van Seacommerce in de kosten van het geding in reconventie.
5.2.3.
In het bestreden vonnis van 17 maart 2021 heeft de kantonrechter – zakelijk weergegeven – de vorderingen van Seacommerce in conventie toegewezen en de vorderingen van HB17 in reconventie afgewezen, met veroordeling van HB17 in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat de tussen partijen gesloten overeenkomst zich niet beperkt tot werkzaamheden in de provincie Zeeland (r.o. 4.1), dat uit die overeenkomst geen verplichting voor Seacommerce voortvloeit om gewerkte uren tegenover HB17 te verantwoorden (r.o. 4.3), dat het geheimhoudingsbeding niet is overtreden (r.o. 4.4) en dat HB17 om die redenen geen recht op opschorting van het verschuldigde bedrag toekomt (r.o. 4.5).
5.3.
HB17 heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd en heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, afwijzing van de vorderingen van Seacommerce in conventie, toewijzing van haar vorderingen in reconventie en veroordeling van Seacommerce in de kosten van het geding in beide instanties. Seacommerce heeft hiertegen verweer gevoerd. Het hof komt daar zo nodig bij de beoordeling op terug.
In het principaal hoger beroep
Grief I: omvang van de werking van de samenwerkingsovereenkomst
5.4.1.
Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst niet is beperkt tot de provincie Zeeland. In de toelichting op de grief verwijst HB17 naar de bijlage die als onderdeel van productie 5 bij de inleidende dagvaarding in het geding is gebracht (‘Voorstel platform ZZP Student-Horeca-Works’). Zij voert aan dat als uitgangspunt tussen partijen heeft gegolden dat het platform alleen betrekking had op de regio Zeeland. Zij stelt dat het niet mogelijk is om buiten Zeeland zzp’ers aan te melden. Dat in de naam ‘horecabaas.nl’ niet ‘Zeeland’ is opgenomen was een marketingtechnische afweging. Dat een ondernemer van Goeree-Overflakkee gebruik maakt van het platform betekent niet dat het platform ook al buiten Zeeland is ingezet. Onder ‘Zeeland’ dient in dit verband niet te worden verstaan de provincie Zeeland, maar de regio Zeeland zoals Koninklijke Horeca Nederland die aanhoudt. Daar valt Goeree-Overflakkee ook onder. Dat een zzp-er uit België van het platform gebruik heeft gemaakt, betekent niet dat HB17 voor wat betreft de doelgroep buiten de geografische beperking van Zeeland is getreden, aldus HB 17.
5.4.2.
Seacommerce heeft bij inleidende dagvaarding aangevoerd dat HB17 haar verplichting tot maximalisatie wil beperken tot de provincie Zeeland, maar dat zij, Seacommerce, er belang bij heeft dat wordt vastgesteld dat dat niet het geval is. Bij memorie van antwoord, onderbouwd met een screenshot, heeft Seacommerce betoogd dat er tientallen personen zijn die van buiten Zeeland gebruik maken van het platform, terwijl er ook bedrijven zijn van buiten de provincie Zeeland die van het platform gebruik maken. Anders dan HB17 aanvoert, valt Goeree-Overflakkee bij Koninklijke Horeca Nederland volgens Seacommerce niet onder de regio Zeeland.
5.5.
Het hof overweegt nu als volgt.
De discussie over de reikwijdte van het maximalisatiebeding dient te worden bezien binnen de context van de gesloten samenwerkingsovereenkomst. Seacommerce heeft zich in dat verband verbonden tot het ontwikkelen van een softwareplatform, waarbij, naast een vergoeding voor het onderhoud van het platform, als vergoeding voor haar ontwikkelingswerkzaamheden is bedongen dat Seacommerce gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst een vergoeding ontvangt per uur dat door zzp-ers via het platform is gewerkt. Daarmee staat in elk geval het belang van partijen vast: hoe ruimer de werkingssfeer van het beding, hoe groter de vergoeding voor Seacommerce, ten koste van het resultaat van HB17. In dat verband heeft Seacommerce er ook op gewezen dat uit het winstmaximalisatiebeding (artikel 3.1 van de samenwerkingsovereenkomst) voortvloeit dat HB17 niet gerechtigd is om buiten Zeeland met derden overeenkomsten aan te gaan met een zelfde doelstelling als de samenwerkingsovereenkomst. Voor zover HB17 plannen heeft om een vergelijkbaar concept als het ontwikkelde platform ‘horecabaas.nl’ buiten Zeeland uit te rollen in samenwerking met andere partijen, is dat volgens Seacommerce in strijd met de samenwerkingsovereenkomst.
5.6.1.
Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Met de gevorderde verklaring voor recht ligt de vraag voor of uit artikel 1.1, gelezen in combinatie met de considerans onder C. voortvloeit of de werking van de overeenkomst beperkt is tot Zeeland of niet. Bij de overeenkomst zijn altijd twee klanten van HB17 betrokken: de inlenende horeca ondernemer en de zich uitlenende ZZP-er. Uit de toelichting op grief I (m.n. randnummers 21 en 22) en haar stellingname bij conclusie van antwoord (m.n. randnummer 37) volgt dat het platform volgens HB17 bedoeld zou zijn en zou zijn opgericht voor Zeeuwse horeca, meer in het bijzonder dat het is bedoeld voor gebruik door of ten bate van Zeeuwse horeca-ondernemers.
5.6.2.
In de formulering van het doel van de overeenkomst in de considerans en in artikel 1 (zie r.o. 5.1 onder c.) is geen verwijzing naar enige geografische beperking van de samenwerkingsovereenkomst opgenomen. Nergens in de overeenkomst wordt verwezen naar de omstandigheid dat de samenwerking (en de daaruit voortvloeiende verplichtingen) beperkt zou blijven tot in Zeeland gevestigde ondernemers, ook niet in artikel 3 (het maximalisatiebeding) of artikel 4 (waarin de vergoeding voor Seacommerce wordt vastgesteld). De bewoordingen van de samenwerkingsovereenkomst geven dan ook geen enkele aanwijzing voor de omstandigheid dat partijen bij het aangaan hiervan bedoeld zouden hebben de werking daarvan uitdrukkelijk te beperken tot in Zeeland gevestigde ondernemers. Feiten of omstandigheden op grond waarvan HB17 heeft mogen of Seacommerce heeft moeten begrijpen dat de samenwerking, het daaruit voortvloeiende gebruik van het platform en de daaruit voortvloeiende vergoedingsplicht voor HB17 beperkt zouden blijven tot die doelgroep zijn, behoudens de verwijzing naar het Voorstel platform ZZP Student-Horeca-Works (inleidende dagvaarding, productie 5), verder door HB17 niet aangevoerd, niet bij conclusie van antwoord en niet bij memorie van grieven.
5.6.3.
Dit ‘Voorstel’ signaleert een probleem waar de horeca in Zeeland tegenaan loopt en vermeldt vervolgens: “
Het idee is om studenten als ZZP’ers in de (Zeeuwse) horeca te laten werken.”Dit voorstel was afkomstig van Seacommerce, zoals door HB17 ook bij conclusie van antwoord wordt erkend. Hieruit volgt dus niet een bepaalde bedoeling van HB17. Uit de omstandigheid dat daarin bij het lanceren van het idee naar Zeeuwse horeca wordt verwezen, kan niet worden afgeleid dat Seacommerce de bedoeling heeft gehad om het platform te ontwikkelen voor gebruik enkel en alleen in de provincie Zeeland. Het woord ‘Zeeuwse’ is immers tussen haakjes geplaatst, wat betekent dat Seacommerce de mogelijkheid open hield dat het platform ook bruikbaar zou kunnen zijn voor arbeidsbemiddeling buiten Zeeland. Uit dit voorstel volgt daarom niet dat partijen het (van meet af aan) eens waren over een geografische beperkte werking van het maximalisatiebeding of dat dit het uitgangspunt is geweest voor het aanbod van Seacommerce. Dat een dergelijke beperking uitgangspunt is geweest tijdens voorbereidende gesprekken, zoals HB17 bij memorie van grieven stelt, is verder niet onderbouwd met bescheiden of met verwijzingen naar specifieke besprekingen tussen bepaalde personen. De omstandigheid dat aan het voorstel kennelijk een door de Zeeuwse horeca ondervonden probleem ten grondslag lag, sluit niet uit dat een daarvoor te realiseren oplossing breder, ook voor buiten Zeeland gevestigde horecaondernemers, interessant en toepasbaar kan zijn.
Nu HB17 verder geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat Seacommerce bij het aangaan van de overeenkomst heeft moeten begrijpen dat HB17 alleen maar verplichtingen wilde aangaan voor een gebruik van het platform door Zeeuwse ondernemers, terwijl een dergelijke beperking niet voortvloeit uit de bewoordingen van de overeenkomst, is in rechte niet voldoende komen vast te staan dat bij het aangaan van de overeenkomst de strekking daarvan (onder meer) zou zijn dat de werking daarvan beperkt zou zijn tot in de provincie of regio Zeeland gevestigde horecaondernemers.
5.6.4.
HB17 heeft in de toelichting op grief I nog aangevoerd dat zij niet ziet hoe naast de regio Zeeland eenvoudig andere provincies of regio’s toegevoegd zouden kunnen worden.
Zij betwist echter niet (MvG randnummer 17) dat wel degelijk nog andere regio’s aan het platform toegevoegd zouden kunnen worden. Los van het feit dat de vraag of het platform wel of niet kan worden gebruikt door partijen van buiten Zeeland op zich niets zegt over de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst, laat dit standpunt van HB17 zich ook niet rijmen met de voorstellen die zij aan Seacommerce heeft gedaan in het kader van haar voornemen om franchisenemers met de door haar ontwikkelde formule te laten werken, waaronder een aanbod om daarvoor aan Seacommerce een vergoeding te betalen. Waarom immers aan Seacommerce voor dat geval een vergoeding aanbieden, wanneer franchisenemers buiten Zeeland geen gebruik zouden kunnen maken van het platform? De slotsom luidt dan ook dat grief I faalt.
Grief II: de urenverantwoording door Seacommerce
5.7.
Grief II heeft betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat uit de samenwerkingsovereenkomst geen verplichting voortvloeit voor Seacommerce om via een urenverantwoording voor HB17 inzichtelijk te maken waaraan zij, Seacommerce, de gefactureerde tijd had besteed. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
5.8.
In de toelichting op de grief voert HB17, behoudens achter randnummer 37, geen rechtsgrond aan waar haar stelling op berust dat Seacommerce een urenverantwoording dient te verstrekken. Nu op zich de omvang van het door Seacommerce gevorderde bedrag niet door HB17 wordt betwist, hoeft Seacommerce de juistheid daarvan niet te onderbouwen door overlegging van een specificatie daarvan. De verplichting tot een (periodieke) urenverantwoording door Seacommerce is niet opgenomen in enig beding in de samenwerkingsovereenkomst. De enige grond die HB17 (in randnummer 37) aanvoert voor haar aanspraak op een dergelijke verantwoording is een verwijzing naar de eisen van redelijkheid en billijkheid.
5.9.
Het hof stelt vast dat uit artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst voortvloeit dat HB17 een vaste vergoeding verschuldigd is voor het bouwen
enonderhouden van het platform. Deze vergoeding is gerelateerd aan de totale gewerkte/gedetacheerde ZZP uren via het platform. Hierbij is niet nader bepaald welk deel HB17 verschuldigd is voor het bouwen en welk deel HB17 verschuldigd is voor het onderhouden. Evenmin is de omvang van de vergoeding gerelateerd aan het aantal uren dat Seacommerce feitelijk besteedt aan onderhoud. De overeengekomen vergoeding per uur dat via het platform is gewerkt of ZZP-ers zijn gedetacheerd is in dat geval verschuldigd ongeacht de vraag of en in welke mate Seacommerce tijd aan verdere ontwikkelingswerkzaamheden en/of onderhoud aan het platform heeft besteed. Zijn dat minder uren geweest dan 16 uur per week, dan strekt dat ten voordele van Seacommerce. Zijn het er meer geweest dan 16 uur per week, dan strekt dat ten nadele van Seacommerce. In dat geval heeft HB17 voor de vaststelling van de omvang van haar betalingsverplichting ook geen belang bij de afgifte van een urenverantwoording. Redelijkheid en billijkheid leveren in dat geval geen grond op om Seacommerce tot afgifte van een dergelijke verantwoording verplicht te achten. Grief II faalt.
Grief III: schending van het geheimhoudingsbeding
5.10.
Grief III heeft betrekking op de gestelde schending van het geheimhoudingsbeding in de samenwerkingsovereenkomst. Onder verwijzing naar een publicatie in de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) van [datum] stelt HB17 dat Seacommerce artikel 8, lid 1 van de samenwerkingsovereenkomst heeft geschonden. Seacommerce heeft dit betwist door erop te wijzen dat het artikel (en met name de verwijzing naar het aantal facturen en de verdiencapaciteit) niet slaat op HB17, maar op Seacommerce.
5.11.
Het hof oordeelt op dit punt als volgt. Uit het door HB17 in de toelichting op grief III aangehaalde citaat blijkt dat het artikel een interview betreft met twee betrokkenen bij Seacommerce. Uit de geciteerde tekst blijkt niet zonder meer dat de vermelding van het aantal facturen ziet op facturen van HB17 die via Horecabaas.nl worden verwerkt. Daarvóór wordt immers opgemerkt dat Seacommerce zo’n 10 webshops en platforms “onder de vingers heeft”. HB17 heeft ook niet gesteld dat zij indertijd 200-400 facturen per week daadwerkelijk verzond. Waar wordt verwezen naar de uitspraak ‘rijk word je er niet van’, slaat die uitspraak terug op ‘beide heren’ en dat zijn de twee betrokkenen bij Seacommerce waarvan eerder sprake is. Uit de tekst blijkt niet, althans niet in voldoende mate, dat hier informatie wordt gegeven die ziet op HB17. Het ware aan HB17 om dit, gegeven het verweer van Seacommerce bij conclusie van antwoord in reconventie, nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door niet alleen te citeren uit een fragment dat bij inleidende dagvaarding van dit artikel is overgelegd, maar door het gehele artikel over te leggen, zodat het hof de gewraakte tekst in de context van het geheel, met inbegrip van de kop boven het artikel, kan beoordelen. Nu HB17 dit heeft nagelaten en ook niet heeft gesteld en onderbouwd dat zij daadwerkelijk 200-400 facturen per week via Horecabaas.nl verwerkt, heeft zij onvoldoende aangetoond dat Seacommerce in strijd met artikel 8, lid 1 informatie openbaar heeft gemaakt die geheim had moeten blijven. Ook grief III kan daarom niet slagen.
Grief IV: het opschortingsrecht
5.12.
Uit het voorgaande volgt dat het bestaan van de door HB17 aangevoerde gronden voor een beroep op een opschortingsrecht in rechte niet is gebleken. Bij afwezigheid van die gronden was HB17 niet bevoegd om haar betalingsverplichtingen op te schorten. Het falen van de grieven I, II en III betekent dus dat ook grief IV niet kan slagen. Wat HB17 nog te bewijzen aanbiedt, bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen. Nu geen van de grieven slaagt, heeft HB17 in het principaal hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep. Volgens vaste rechtspraak (zie ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
In het incidenteel hoger beroep
5.13.
Seacommerce heeft in haar memorie van antwoord gevorderd dat HB17 zal worden veroordeeld tot vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten in eerste aanleg en hoger beroep, althans in hoger beroep. Ter onderbouwing hiervan voert Seacommerce aan dat HB17 het willens en wetens op meerdere procedures laat aankomen, waarmee zij Seacommerce dwingt om relatief hoge kosten te maken om alsnog haar recht te halen. Bovendien neemt HB17 volgens Seacommerce aantoonbaar onjuiste en misleidende stellingen in en brengt zij misleidende stukken in het geding. Seacommerce is van mening dat deze houding en wijze van procesvoering van HB17 rechtvaardigt dat HB17 wordt veroordeeld in de werkelijke kosten van deze procedure in beide instanties.
5.14.1.
De vordering tot vergoeding van alle door Seacommerce in verband met de onderhavige procedure gemaakte kosten, is slechts toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
5.14.2.
HB17 is in eerste aanleg in conventie door Seacommerce gedagvaard en heeft op daartoe door haar, HB17, aangevoerde gronden verweer gevoerd. Dat zij daarmee in conventie misbruik van procesrecht heeft gemaakt, is het hof niet gebleken. Het staat elke gedaagde vrij om, wanneer een eiser(es) daartoe het initiatief heeft genomen, verweer te voeren en argumenten aan te voeren waarom het door de eisende partij verlangde niet toegewezen zou moeten worden. De omstandigheid dat die argumenten niet deugdelijk blijken te zijn en het in conventie gevoerde verweer wordt verworpen, betekent nog niet dat HB17 misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld. De inhoud van de aangevoerde argumenten is niet van dien aard dat kan worden geoordeeld dat HB17 zich daar in redelijkheid nimmer op had kunnen beroepen. Evenmin geeft het verweer in conventie aanleiding om te oordelen dat HB17 desbewust Seacommerce of de rechter op het verkeerde been heeft willen zetten.
5.14.2.
Evenmin kan het hof oordelen dat HB17 had moeten afzien van het instellen van de vordering in reconventie, omdat die vorderingen evident ongegrond zouden zijn of omdat HB17, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, het instellen van de vorderingen in reconventie achterwege had behoren te laten. De vorderingen vormen (deels) een logisch voortvloeisel uit het in conventie gevoerde verweer. Het hof is van oordeel dat dan ook niet is voldaan aan de door de Hoge Raad gehanteerde criteria voor het toekennen van een andere proceskostenbeslissing dan de gangbare, op grond van het te hanteren liquidatietarief.
5.15.
Het incidenteel beroep slaagt daarom (ook) niet. Het bewijsaanbod van Seacommerce bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen. Seacommerce heeft in het incidenteel hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden veroordeeld in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep.

6.De uitspraak

Het hof:
In het principaal en incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt HB17 in de proceskosten van het principaal hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Seacommerce op € 722,= aan griffierecht en op € 1.214,= aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, en voor wat betreft de nakosten: binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, voor zover betekening niet plaatsvindt en, voor zover betekening wel plaatsvindt: binnen veertien dagen na betekening van dit arrest, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijnen tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Seacommerce in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van HB17 op € 607,= aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, en voor wat betreft de nakosten: binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, voor zover betekening niet plaatsvindt en, voor zover betekening wel plaatsvindt: binnen veertien dagen na betekening van dit arrest, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijnen tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het door partijen meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en C.B.M. Scholten van Aschat en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 april 2024.
griffier rolraadsheer