3.3.4.[appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het (alsnog) toewijzen van de volgende vorderingen:
1. geïntimeerden veroordelen tot het verplaatsen en verplaatst houden van de loopbrug met trap, gelegen op de percelen kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 2] en [plaats] [sectieletter] [sectienummer 3] , tot ten minste twee meter van de erfgrens met het perceel van appellant, kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] ;
Verhoging muur en plaatsing dakopbouw:
Primair:
2. geïntimeerden veroordelen tot het deugdelijk verwijderen en verwijderd houden van de aangebrachte verhoging en dakopbouw op de muur in de achtertuin van het perceel van appellant, kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] ;
3. geïntimeerden veroordelen tot het laten herstellen door een te goeder naam en faam bekend staande aannemer van de schade die appellant zal ondervinden indien de aangebrachte verhoging en dakopbouw van de muur in de achtertuin van het perceel van appellant, kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] , worden verwijderd;
Subsidiair:
4. geïntimeerden, indien sprake is van een mandelige scheidsmuur, veroordelen tot het deugdelijk verwijderen en verwijderd houden van de aangebrachte verhoging en dakopbouw op deze scheidsmuur tussen de percelen van geïntimeerden en voor zover deze verder reikt dan de helft van deze scheidsmuur;
Verankering dakopbouw in muur woonhuis [appellant] :
5. geïntimeerden veroordelen tot het deugdelijk verwijderen en verwijderd houden van de dakopbouw en de verankering van de dakopbouw aan de muur van het woonhuis van appellant, staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] ;
6. Geïntimeerden veroordelen tot het laten herstellen door een te goeder naam en faam bekend staande aannemer van de schade die appellant zal ondervinden indien de dakopbouw en de verankering van de dakopbouw van de muur van het woonhuis van appellant, staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] , worden verwijderd;
Raam:
7. Geïntimeerden veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van het aangebrachte metselwerk in het achterste raam grenzend aan het perceel van geïntimeerden op de begane grond van het woonhuis van appellant, staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] ;
8. Geïntimeerden veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van de werkplaats, althans van gebouwen of werken, tot ten minste twee meter van de ramen van het woonhuis van appellant, althans tot ten minste twee meter van het achterste twee ramen grenzend aan het perceel van geïntimeerden op de begane grond van het woonhuis van appellant, staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 1] ;
Toegangspoort:
9. Geïntimeerden veroordelen tot het plaatsen en geplaatst houden van een deugdelijke poortstop met stoprubber of iets soortgelijks, op een dergelijke wijze dat de toegangspoort van perceel kadastraal bekend [plaats] [sectieletter] [sectienummer 3] niet meer direct of indirect tegen het woonhuis van appellant tot stilstand komt;
In alle gevallen:
10. Geïntimeerden veroordelen het hiervoor onder sub 1 tot en met 9 gevorderde uit te voeren binnen twee maanden na betekening van het in deze te wijzen arrest, zulks op straffe van verbeurte van een hoofdelijke dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat geïntimeerden met een of meerdere van deze verplichtingen in gebreke blijven;
11. met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de dag waarop het in dezen te wijzen arrest wordt uitgesproken tot aan de dag der algehele voldoeningen,
met veroordeling van geïntimeerden, indien zij niet binnen veertien dagen na het in deze te
wijzen arrest het verschuldigde bedrag hebben betaald, in de nakosten, forfaitair begroot op
€ 163,00, verhoogd met € 85,00 ingeval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf veertien dagen na de dag waarop het in dezen te wijzen arrest wordt uitgesproken respectievelijk veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest.
3.3.5.Het hof merkt op dat [appellant] bij de hiervoor onder 2 tot en met 6 weergegeven vorderingen in hoger beroep geen belang heeft omdat die al (materieel) in eerste aanleg zijn toegewezen en [geïntimeerden] daarvan niet in (incidenteel) hoger beroep is gekomen. De hiervoor onder 9 weergegeven vordering is door [appellant] ingetrokken.
Het hof zal nu de vorderingen van [appellant] in hoger beroep bespreken, die door de rechtbank zijn afgewezen.
De vorderingen tot verwijdering van de trap en loopbrug
3.4.. Met grief 1 komt [appellant] op tegen de overweging van de rechtbank (nadat de rechter-commissaris de situatie ter plaatse via een descente in ogenschouw heeft genomen), dat de loopbrug en de trap geen soortgelijke werken zijn als bedoeld in art. 5:50 lid 1 BW.
[appellant] voert daartoe -kort gezegd- het volgende aan. De trap en loopbrug zijn aan weerszijden voorzien van een balustrade, ze zijn eenvoudig te betreden en kunnen door hun constructie ook langdurig betreden blijven. Op de loopbrug heeft men rechtstreeks zicht in de tuin van [appellant] en ook op de trap heeft men via een bovenraam in de muur van [appellant] rechtstreeks zicht in de onroerende zaak van [appellant] . Zeker als de trap vaker wordt belopen en de gebruiker de 'eigenaardigheden' van de betreffende trap (beter) kent, zal hij meer
aandacht voor de omgeving kunnen hebben dan enkel aandacht voor het (veilig en verantwoord) belopen van de trap. Juist voor deze trap, die dus rechtstreeks zicht geeft in de onroerende zaak van [appellant] , biedt artikel 5:50 lid 1 BW de vereiste bescherming (het recht op privacy), aldus [appellant] .
3.4.4.Voor de trap geldt het volgende. Blijkens het proces-verbaal van descente (in eerste aanleg) heeft de rechter-commissaris het volgende waargenomen:
Het raam in de muur van [appellant] achter de trap van [geïntimeerden] is een bovenraam (zie
foto 1). Het zit op een zodanige hoogte dat een volwassen persoon er niet doorheen kan
kijken wanneer deze op de grond staat. Dat geldt zowel vanuit het pand van [appellant] bezien
als vanuit het perceel van [geïntimeerden] bezien. Als je de trap op- of afloopt kan men door
het raam in het pand van [appellant] kijken, waarbij door de rechter en griffier is waargenomen
dat de stalen trap (voor het gevoel) vrij stijl is en men door de treden heen naar beneden kan
kijken. Daardoor dan wel om veilig de trap op het af te lopen, was de blik c.q. focus van de
rechter en de griffier bij het op- en aflopen van de trap naar boven respectievelijk naar
beneden gericht. Om door het raam in het pand van [appellant] te kunnen kijken is het nodig
om op de trap stil te staan.