3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten. Deze zijn door de kantonrechter deels vastgesteld en door het hof aangevuld.
Mister Minit exploiteert een onderneming die is gespecialiseerd in schoen- en sleutelreparatie. Zij biedt haar formule in franchise aan ondernemers aan.
Op 29 maart 2010 hebben partijen een franchiseovereenkomst gesloten. De laatste franchiseovereenkomst dateert van 15 juni 2017. Op die datum hebben zij tevens een (nieuwe) onderhuurovereenkomst gesloten. Op grond van die onderhuurovereenkomst heeft [appellante] van Mister Minit in onderhuur genomen: de bedrijfsruimte aan de [adres 1] te [postcode] [plaats 1] (hierna: het gehuurde). [appellante] is aan Mister Minit een franchisevergoeding van € 164,96 inclusief btw per week en een huur van € 474,09 inclusief btw per week verschuldigd geworden.
In de franchiseovereenkomst van 15 juni 2017 staat voor zover van belang:
“Art. 1 VERPLICHTINGEN FRANCHISEGEVER
De franchisegever verleent hierbij aan de franchisenemer het recht het Systeem, de Handelsnaam en het Merk te gebruiken voor het drijven van de Onderneming zoals omschreven in de considerans, op de volgende locatie: [adres 1] te [postcode] [plaats 1] , Kadastraal bekend onder nummer: (de Locatie).
De franchisenemer aanvaardt deze licentie en verplicht zich de licentie uitsluitend en alleen uit te oefenen met betrekking tot de Onderneming die hij drijft in en op de Locatie.”
“Art. 5 Concurrentiebepalingen
5.1
Exploitatie alleen uit contractvestiging
De franchisenemer is verplicht de franchise uitsluitend vanuit de Locatie als genoemd in art. 1.1 te exploiteren.
5.3
Geen soortgelijke handelsactiviteiten
Het is de franchisenemer verboden om gedurende de looptijd van deze overeenkomst en gedurende twee jaar na afloop daarvan binnen een straal van 2 (twee) kilometer rond de locatie vermeld in 1.1 of enige andere onderneming van Mister Minit, direct of indirect, zelfstandig, in dienstverband of in enige vorm van een vennootschap werkzaam te zijn, of financiële belangen hebben bij een bedrijf dat werkzaam is in een of meer branches waarin de franchisegever actief is.
Art. 6 DUUR EN VERLENGING VAN DE OVEREENKOMST
6.1
Duur van de overeenkomst
De franchiseovereenkomst gaat in op 26 juni 2017 en wordt, onverminderd het bepaalde in art. 12, gesloten voor een periode van 5 jaar .”
“Art. 12 Geldigheidsduur en opzegging
12.1
Opzegging met inachtneming van een opzegtermijn
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 5 jaar en wel van 26 juni 2017 tot en met 25 juni 2022. Na ommekomst van deze periode eindigt de overeenkomst van rechtswege. Tussentijdse beëindiging is mogelijk in de na te melden gevallen.”
In de onderhuurovereenkomst van 15 juni 2017 staat voor zover van belang:
2.1
De overeenkomst is aangegeven voor de duur van 5 jaar te rekenen vanaf 26 juni 2017, de overeenkomst eindigt derhalve van rechtswege op 25 juni 2022 tenzij partijen vóór deze datum overeenstemming bereiken over verlenging van de overeenkomst. In dat geval wordt de overeenkomst verlengd met ten hoogste 5 jaar en eindigt de overeenkomst van rechtswege op 25 juni 2027.”
1.
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als Mister Minit detailhandelverkooppunt als onderdeel van een keten van detailhandelsondernemingen die al de kenmerken van het systeem, als bedoeld in de franchiseovereenkomst, dragen en het zal Huurder niet vrijstaan, zonder toestemming van Verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven.
1. Huurder zal het gehuurde als goed Huurder en overeenkomstig de in artikel 6 aangegeven bestemming gebruiken, terwijl hij bovendien die bestemming van voldoende inventaris c.q. de nodige stoffering en meubilering zal voorzien en voorzien zal houden.”
Bij e-mail van 13 december 2020 heeft [appellante] aan Mister Minit gemeld dat het dak
van het gehuurde gebreken vertoont en in slechte staat verkeert. In een e-mail van 8 januari 2021 heeft zij aangekondigd dat zij de huurbetaling opschort vanwege de gebreken. Zij heeft in deze e-mail aangegeven dat de gemeente nog niet kan handhaven “omdat er kort gezegd eerst een dakpan oid op iemand terecht komt”. Volgende week wordt de afdeling beschermd stadsaanzicht ingeschakeld om vanuit die afdeling wel gehandhaafd kan gaan worden, aldus [appellante] .
Op 11 januari 2021 heeft [de beheerder ] , beheerder van het gehuurde, een aanschrijving van de gemeente Bergen op Zoom ontvangen om vanwege een gevaarlijke situatie aan het dak van het gehuurde binnen vier weken het dak te repareren door rot hout te vervangen en dakpannen deugdelijk te monteren.
Bij e-mail van 18 januari 2021 heeft Mister Minit [appellante] bericht dat de eigenaar van het pand opdracht heeft gegeven aan Dakbeheer Holland om de nodige reparaties aan het dak uit te voeren.
Vanaf 26 januari 2021 zijn in opdracht van [de beheerder ] werkzaamheden aan het dak van het gehuurde uitgevoerd. Er zijn toen herstelwerkzaamheden verricht aan de loshangende dakpannen.
Bij brief van 25 februari 2021 heeft de advocaat van [appellante] Mister Minit bericht dat er sinds 13 december 2020 nog geen herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd “die zodanig afdoende zijn dat gesproken kan worden van een middels verhuur ter beschikking gesteld genot en gebruik van het ondergehuurde pand”. De toestand van het dak zorgt voor een zodanige gevaarzetting dat klanten niet veilig de winkel kunnen bezoeken en zelfs voorbij lopen, aldus de advocaat. Mister Minit wordt in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen 10 dagen de gebreken aan het pand te herstellen. Verwezen wordt naar de aanschrijving van de gemeente.
[appellante] heeft op 9 maart 2021 haar onderneming verhuisd naar de [adres 2] te [plaats 1] .
De gemachtigde van Mister Minit heeft bij brief van 25 maart 2021 [appellante] gesommeerd om de exploitatie van haar onderneming voort te zetten in het gehuurde, om medewerking te geven aan werkzaamheden aan het dak en om een betalingsachterstand van € 10.160,05 uit hoofde van de franchise- en onderhuurovereenkomst aan te zuiveren.
In antwoord daarop heeft de gemachtigde van [appellante] in een brief van 8 april 2021 Mister Minit gesommeerd om binnen een termijn van 14 dagen het dak te herstellen en de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst na te komen, bij gebreke waarvan de franchise- en onderhuurovereenkomst wordt ontbonden per 23 april 2021. Verder is vermeld dat, voor zover de ontbinding niet zou opgaan, de onderhuurovereenkomst wordt opgezegd tegen de einddatum, zijnde 25 juni 2022.
In een e-mail van 21 april 2021 heeft de gemeente Bergen op Zoom aan [de beheerder ] bericht dat hij naar aanleiding van de aanschrijving van 7 januari 2021 gepaste maatregelen heeft genomen en dat het gevaar aan het dak van het gehuurde is weggenomen.
Op 17 mei 2021 heeft [de beheerder ] het dakdekkersbedrijf verdere werkzaamheden aan het dak van het gehuurde laten uitvoeren door het gehele dak te laten renoveren.
Bij brief van 16 juni 2021 heeft Mister Minit aan [appellante] bericht dat zij zich niet als goed huurder heeft gedragen. Mister Minit heeft de onderhuurovereenkomst opgezegd tegen 26 juni 2022.
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft Mister Minit bij de kantonrechter in conventie gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellante] te veroordelen:
a. haar bedrijfsactiviteiten in de winkelruimte aan de [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats 1] te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 300,00 per dag of gedeelte van een dag dat [appellante] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
tot betaling aan Mister Minit van het bedrag van € 25.497,25 ter zake van de verschuldigde facturen;
tot betaling aan Mister Minit van de franchisevergoeding en de huur voor iedere na 18 september 2021 te verschijnen week of een gedeelte daarvan tot het einde van de franchiseovereenkomst respectievelijk de onderhuurovereenkomst;
tot betaling aan Mister Minit van de contractuele rente van 1% per maand (of een gedeelte van een maand) over de achterstallige huurpenningen, welke contractuele rente tot en met augustus 2021 € 855,37 bedraagt, tot en met de dag der algehele voldoening;
tot betaling aan Mister Minit van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over de achterstallige franchisevergoeding, te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
tot betaling aan Mister Minit van het bedrag van € 1.029,97 aan buitengerechtelijke incassokosten;
in de kosten van deze procedure.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft zij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellante] de onderhuurovereenkomst niet nakomt door geen gebruik meer te maken van het gehuurde en dat zij haar betalingsverplichtingen uit deze overeenkomst en de franchiseovereenkomst niet nakomt.
3.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.In reconventie heeft [appellante] gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht
- dat de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst door de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van 8 april 2021 per 23 april 2021, althans per datum door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, rechtsgeldig zijn ontbonden;
- dat zij zal zijn bevrijd van haar betalingsverplichtingen jegens Mister Minit, indien en voor zover die nog mochten bestaan;
- dat Mister Minit jegens haar aansprakelijk is voor alle schade die zij op grond van het toerekenbare tekortkomen van Mister Minit en de ontbinding heeft geleden, lijdt en mogelijkerwijs nog zal lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Voorts heeft zij gevorderd te bepalen dat het haar is toegestaan haar hogere vordering op Mister Minit te verrekenen met de door Mister Minit gepretendeerde vordering op haar, voor zover die in rechte mocht komen vast te staan, met veroordeling van Mister Minit in de kosten van het geding.
3.2.5.[appellante] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat het dak van het gehuurde gevaarlijk was en dat dit een gebrek opleverde. Mister Minit heeft verzuimd dit gebrek te verhelpen. Voorts is Mister Minit in gebreke gebleven haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst na te komen nu er geen sprake is geweest van het ondersteunen van [appellante] op het gebied van marketing en reclame. [appellante] heeft laatstgenoemde overeenkomst en de onderhuurovereenkomst schriftelijk ontbonden en als gevolg daarvan schade geleden.
3.2.6.Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter in het bestreden vonnis
in conventie:
onder 5.1. [appellante] veroordeeld om haar bedrijfsactiviteiten, voor zover die betrekking hebben op de verboden activiteiten vermeld in artikel 5.3 van de franchiseovereenkomst van 15 juni 2017, in de winkelruimte aan de [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats 1] te staken en gestaakt te houden tot 25 juni 2024, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 150,00 per dag of gedeelte van een dag dat [appellante] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 15.000,00;
onder 5.2. [appellante] veroordeeld om aan Mister Minit te betalen € 25.497,25 aan huur en franchisevergoeding berekend tot 18 september 2021, € 855,37 aan rente en € 1.029,97 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de franchisevergoeding en de huur voor iedere na 18 september 2021 te verschijnen week of gedeelte daarvan tot 25 juni 2022, en vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over een bedrag van € 18.827,08 vanaf 24 september 2021 tot en met dag der algehele voldoening en met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6.670,17 vanaf 24 september 2021 tot en met de dag der algehele voldoening;
en onder 5.3. [appellante] veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van Mister Minit tot op heden begroot op € 2.128,21. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen in conventie zijn afgewezen.
3.2.7.In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van Mister Minit tot op heden begroot op € 498,00. Dit deel is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Omvang van het hoger beroep
3.3.1.[appellante] heeft in hoger beroep 10 grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het toewijzen van haar vorderingen waaraan zij bij memorie van grieven, na de aangegeven wijziging, subsidiaire vorderingen heeft toegevoegd. Deze subsidiaire vorderingen zijn de volgende:
dat het hof, opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
subsidiair:
I.
de door [appellante] aan Mister Minit op grond van de onderhuurovereenkomst
verschuldigde huurprijs vanaf 13 december 2020 met 100% te verlagen tot een bedrag
van € 0,- per maand, dan wel tot een door uw gerechtshof in goede justitie te bepalen
bedrag, totdat de onderhuurovereenkomst van rechtswege is geëindigd op de
einddatum 25 juni 2022,
alsmede te verklaren voor recht dat Mister Minit jegens [appellante] aansprakelijk is voor de schade die [appellante] lijdt en mogelijkerwijs nog zal lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, als gevolg van de gebreken aan het gehuurde op grond van artikel 7:708 BW en, voor zover de schade oorzaak vindt in het verzuim van Mister Minit door het veronachtzamen van haar herstelverplichting van artikel 7:206 BW, op grond van artikel 6:74 BW, en als gevolg van de verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst en de ontbinding daarvan,
alsmede te bepalen dat het [appellante] is toegestaan haar hogere vordering
op Mister Minit te verrekenen met de door Mister Minit gepretendeerde vordering op
[appellante] , voor zover die in rechte mocht komen vast te staan;
II. de door [appellante] aan Mister Minit op grond van de franchiseovereenkomst
verschuldigde franchisevergoedingen vanaf 28 juni 2020 met 100% te verlagen tot een
bedrag van € 0,- per week, dan wel tot een door uw gerechtshof in goede justitie te
bepalen bedrag, totdat de franchiseovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden op 23 april
2021, althans per een datum door uw gerechtshof in goede justitie te bepalen, dan wel
totdat de franchiseovereenkomst van rechtswege is geëindigd op de einddatum 25 juni
2022;
III. te verklaren voor recht dat [appellante] niet gehouden is aan het concurrentiebeding
van artikel 5.3 van de franchiseovereenkomst, althans [appellante] te ontheffen van
het concurrentiebeding, althans het beroep op het concurrentiebeding van artikel 5.3
van de franchiseovereenkomst aan Mister Minit te ontzeggen wegens gebrek aan
belang, althans het concurrentiebeding op voormelde gronden te vernietigen;
IV. de vorderingen van geïntimideerde in reconventie als zijnde ongegrond en onbewezen
althans als zijnde onjuist af te wijzen althans geïntimeerde in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, en
V. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, de
griffierechten en het salaris van de advocaat van appellante daaronder begrepen, te
vermeerderen met nakosten a € 271,- (zonder betekening) respectievelijk € 361,- (met
betekening), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proces- en
nakosten als geïntimeerde deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het
in dezen te wijzen arrest heeft betaald.
3.3.2.Mister Minit heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
Grief 1: de datum van aanschrijving