Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
het verzoekschriftis ingediend te goeder trouw zijn geweest.
driejaren. Concreet zou dit in deze specifieke zaak binnen afzienbare tijd met zich mee hebben gebracht dat de schulden welke naar hun aard in beginsel dienen te worden aangemerkt als schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan (zie ook r.o. 3.7.2. van dit arrest) buiten de (verkorte) toetsingsperiode van artikel 288 lid 1 sub b Fw zouden vallen en het ontbreken van informatiebescheiden ter bepaling van de goeder trouw in dat geval in de in deze zaak gegeven omstandigheden ook van aanzienlijk beperktere importantie zou zijn geweest.