In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een afstammingskwestie. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, en de man, verweerder in principaal hoger beroep, zijn betrokken bij een geschil over de erkenning van hun kind, [minderjarige 1]. De vrouw heeft [minderjarige 1] laten erkennen door [betrokkene], terwijl de man, die mogelijk de biologische vader is, verzoekt om vervangende toestemming tot erkenning. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg gevolgd en verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2023, waarbij zowel de vrouw als de man, bijgestaan door hun advocaten, en de bijzondere curator aanwezig waren.
De vrouw heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de beschikking van 25 maart 2022, waarin de rechtbank de erkenning door [betrokkene] nietig verklaarde en vervangende toestemming aan de man verleende. De vrouw betwist dat zij de man toestemming heeft gegeven om [minderjarige 1] te erkennen, terwijl de man aanvoert dat de vrouw opzettelijk de erkenning door [betrokkene] heeft laten plaatsvinden om zijn belangen te schaden. Het hof overweegt dat de vrouw in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming aan [betrokkene] heeft kunnen komen, gezien de belangen van de man en [minderjarige 1].
Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank om de erkenning door [betrokkene] te vernietigen en verleent vervangende toestemming aan de man tot erkenning van [minderjarige 1]. Daarnaast wordt het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een constructieve samenwerking tussen de ouders. Het hof stelt een informatieregeling vast, waarbij de vrouw de man periodiek informeert over de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.