3.8.[appellant] heeft met de door hem in hoger beroep overgelegde e-mail van de gemeente van 4 oktober 2022 voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat de wijkagent van meerdere omwonenden meldingen heeft ontvangen over meermaals optredende nachtelijke geluidsoverlast uit de woning en over onder meer rommel in de brandgang bij de woning. Volgens de wijkagent zijn sommige omwonenden “zo ver in de irritatie” dat het een keer uit de hand kan lopen. [geïntimeerde] heeft deze informatie die door de wijkagent is gegeven, niet voldoende betwist. De informatie wordt bovendien gesteund door hetgeen [persoon A] heeft geschreven bovenaan de tweede bladzijde van zijn brief van 4 juli 2022. Voorshands moet worden geoordeeld dat [geïntimeerde] zich ook door dit overlastgevende gedrag niet als goed huurder heeft gedragen.
De kosten van de nutsvoorzieningen
3.9.1.De kantonrechter heeft in rov. 4.11 van het vonnis geoordeeld dat niet gebleken is dat [appellant] aan [geïntimeerde] de rekeningen van de nutsbedrijven heeft verstrekt of hem heeft toegelicht welk bedrag [appellant] aan de nutsbedrijven heeft moeten voldoen. Volgens de kantonrechter kan er daarom niet vanuit worden gegaan dat sprake is van een achterstand van [geïntimeerde] in de betaling van de kosten van de nutsvoorzieningen.
3.9.2.Grief 7 is tegen die overweging gericht. In de toelichting op die grief heeft [appellant] onder verwijzing naar verbruiksoverzichten van Essent uiteengezet dat [geïntimeerde] aan gas en elektra in de woning in de periode van januari tot en met september 2022 voor een totaalbedrag van € 665,76 heeft verbruikt. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] in verband met de kosten van de nutsvoorzieningen eenmalig (op 21 mei 2022) € 300,-- aan [appellant] heeft overgemaakt. [appellant] concludeert dat [geïntimeerde] nog € 365,76 aan [appellant] moet voldoen.
3.9.3.Het hof constateert dat niet gesteld of gebleken is dat [appellant] de verbruiksoverzichten eerder dan bij de appeldagvaarding aan [geïntimeerde] heeft verstrekt. Daarom kan het feit dat [geïntimeerde] die verbruikskosten ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding nog niet had voldaan, niet worden gezien als een tekortkoming die mee moet wegen bij de beoordeling van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst.
Is het zeer waarschijnlijk dat de huurovereenkomst in een eventuele bodemprocedure zal worden ontbonden?
3.10.1.Het hof heeft in het voorgaande geïnventariseerd in welke opzichten [geïntimeerde] in de nakoming van de huurovereenkomst is tekortgeschoten. Het hof moet nu inschatten of het zeer waarschijnlijk is dat de huurovereenkomst vanwege deze tekortkomingen zal worden ontbonden in een eventuele bodemprocedure. Naar het oordeel van het hof is dat het geval, vanwege de navolgende, in onderling verband en samenhang te wegen, tekortkomingen.
- Voorshands moet worden aangenomen dat ten tijde van de laatste proceshandeling in hoger beroep sprake was van een huurachterstand van vier maanden, die bovendien met het verstrijken van de tijd een stijgende lijn vertoont.
- Voorshands moet worden aangenomen dat [geïntimeerde] de waarborgsom niet heeft betaald, terwijl hij daartoe wel gehouden was op grond van de huurovereenkomst.
- Van de huurbetalingen die [geïntimeerde] wel aan [appellant] heeft overgemaakt, heeft er niet één op tijd (uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand) plaatsgevonden. In zoverre is sprake van het structureel te laat betalen van de huur.
- [geïntimeerde] heeft zonder toestemming van [appellant] de sloten van de woning vervangen. Hierdoor kan de door [appellant] ingeschakelde beheerder de woning in geval van calamiteiten niet betreden, en bovendien wordt [appellant] , doordat [geïntimeerde] geen toegang geeft tot de woning, ernstig gehinderd bij de uitvoering van de door de gemeente geëiste herstelwerkzaamheden.
- Het is voorshands voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] meermaals nachtelijke geluidsoverlast veroorzaakt vanuit de woning en rommel achterlaat in de brandgang bij de woning. Dit veroorzaakt bij omwonenden zo veel irritatie dat het volgens de wijkagent een keer uit de hand kan lopen. Naast het feit dat [appellant] als verhuurder ook een verantwoordelijkheid heeft tegenover omwonenden, kan dit risico’s meebrengen op schade aan de woning.
Nu [geïntimeerde] deze tekortkomingen niet of onvoldoende heeft betwist, acht het hof het zeer waarschijnlijk dat in een eventuele bodemprocedure een vordering van [appellant] tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen.
3.10.2.Het hof is bij afweging van de over en weer bestaande belangen van oordeel dat het gerechtvaardigd is om in dit kort geding op die ontbinding vooruit te lopen, en dus de vordering van [appellant] tot veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van de woning toe te wijzen.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de huurachterstand een stijgende lijn vertoont, en dat [appellant] er een gerechtvaardigd belang bij heeft om een verder oplopen van de huurachterstand, met alle incassorisico’s van dien, te voorkomen. Voorts heeft [appellant] er een spoedeisend belang bij om zelf weer de beschikking te krijgen over de woning, zodat hij aan de aanschrijving van de gemeente tot herstel van gebreken kan voldoen. Ook heeft [appellant] er een belang bij om door een ontruiming een escalatie van het geschil tussen [geïntimeerde] en de buurtbewoners, met mogelijke risico’s op schade voor de woning, te voorkomen. Het hof zal om deze combinatie van redenen de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toewijzen. Het hof zal de termijn voor de ontruiming stellen op veertien dagen na betekening van het onderhavige arrest.
3.10.11.Het hof zal aan de veroordeling tot ontruiming echter geen dwangsom verbinden. [appellant] kan, als hij de veroordeling tot ontruiming van de woning ten uitvoer wil laten leggen, daarvoor een deurwaarder inschakelen. Voor oplegging van een dwangsom ziet het hof hier onvoldoende grond.
Over de geldvorderingen in dit kort geding
3.11.1.De overige vorderingen van [appellant] zijn geldvorderingen. In kort geding is een geldvordering slechts toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
3.11.2.Het hof zal ter zake achterstallige huur over de periode tot en met oktober 2022 het in rov. 3.6.4 genoemde bedrag van € 4.000,-- toewijzen. Het hof acht deze vordering tot dit bedrag voldoende aannemelijk, en [appellant] heeft bij betaling ervan ook een spoedeisend belang ter voorkoming van incassoproblemen die zouden kunnen ontstaan als [appellant] eerst een bodemprocedure moet voeren om dit bedrag te incasseren. Het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, indien het daartoe al zou moeten komen, schat het hof laag in.
3.11.3.Het hof zal de vordering ter zake het bedrag van pro resto € 365,76 ter zake de kosten van gas en elektra toewijzen, nu dit een onbestreden en dus vrij harde vordering betreft.
3.11.4.[appellant] vordert over de in 3.11.2 en 3.11.3 genoemde bedragen, naar het hof begrijpt, de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit arrest. Die vordering is toewijsbaar.
3.11.5.Het hof zal de vordering ter zake buitengerechtelijke kosten afwijzen. [appellant] heeft voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk werkzaamheden heeft laten verrichten die niet vallen onder de werkzaamheden waarvoor een proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. Bovendien heeft [appellant] aan [geïntimeerde] niet een geldige “veertiendagenbrief” gezonden zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW.
3.11.6.De vordering tot doorbetaling van de lopende huur is ten dele toewijsbaar, namelijk tot het in dit kort geding tot uitgangspunt strekkende en door [geïntimeerde] niet bestreden bedrag van € 1.000,-- per maand. Het gevorderde bedrag van € 1.200,-- per maand is dus niet geheel toewijsbaar. Over de maandbedragen van € 1.000,-- is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar als hierna te vermelden.
3.12.1.Uit het bovenstaande volgt dat de vorderingen van [appellant] in belangrijke mate moeten worden toegewezen. Het hof zal het beroepen vonnis, waarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, daarom vernietigen en de vorderingen toewijzen op de hierna onder “De uitspraak” te vermelden wijze.
3.12.2.Het voorgaande brengt mee dat [geïntimeerde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter en van het hoger beroep. Het hof zal de kosten voor beide appeldagvaardingen meenemen in de begroting van de proceskosten. [appellant] heeft er in redelijkheid toe kunnen besluiten [geïntimeerde] te dagvaarden op het adres waar hij volgens de Basisregistratie personen ingeschreven staat én op het adres van het gehuurde. De nakosten zal het hof niet afzonderlijk begroten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (vergelijk HR 10 juni 2023, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3). 3.12.3.Uit het bovenstaande volgt de hierna te geven uitspraak.