3.1.1. [geïntimeerde] is de voormalig eigenaresse van het vrijstaande woonhuis met bijgebouwen aan [adres ] te Meerssen . Zij heeft daar gewoond met haar (in mei 2020 overleden) echtgenoot en dochter vanaf 1983 tot medio 2016. [geïntimeerde] heeft het woonhuis met bijgebouwen in 2016, door tussenkomst van een verkoopmakelaar, te koop aangeboden voor een koopsom van eerst € 875.000,- en laatstelijk € 695.000,- k.k..
3.1.2. [appellanten] hebben als geïnteresseerde kopers het woonhuis met bijgebouwen een aantal keer bezichtigd. Tussen partijen is op 24 november 2016 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten, waarbij [appellanten] het woonhuis met bijgebouwen hebben gekocht voor € 645.000,-. Het woonhuis met bijgebouwen is geleverd op 22 december 2016.
3.1.3. [appellante] heeft op 26 juni 2017 bij de Gemeente Meerssen (hierna: de gemeente) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een kapconstructie op de verbinding tussen het woonhuis en de (daaraan vastgelegen, aangrenzende) (binnen)stal.
3.1.4. De gemeente heeft naar aanleiding van die aanvraag [appellante] bij brief van 24 juli 2017 bericht:
“
(…) De conclusie is dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.
(…)
Het blijkt dat er nog meerdere bouwwerken op uw perceel staan waarvoor geen vergunning is aangevraagd en die ook niet aangemerkt kunnen worden als vergunningsvrije bouwwerken, wij stellen u hierbij in de gelegenheid om deze bouwwerken aan te melden in het kader van de coulance-regeling, dit dient te gebeuren voor 3 augustus 2017 (zie bijlage).
(…).”
3.1.5. [appellant] heeft op 3 augustus 2017 bouwwerken op het [adres ] te Meerssen aangemeld voor de voornoemde coulance-regeling (hierna: “inkeerregeling”).
3.1.6. De gemeente heeft [appellant] bij brief van 8 februari 2018 onder andere schriftelijk bericht:
“
(…) Uw aanmelding heeft betrekking op het (al gerealiseerde) bouwen van een pergola, een tuin- / kweekkas in de tuinweide, een schuilstal voor paarden, twee tuin- / kweekkassen in de tuinweide in de moestuin, een koetshuis / paardenstallen en een kippenhok op het [adres ] te Meerssen .
(…) Met andere woorden, voor deze bouwwerken is een vergunning nodig.
(…) Bij de eerste globale beoordeling van uw aanmelding is niet gebleken dat er dringende belemmeringen zijn die in de weg staan aan medewerking. Ons voornemen is dan ook om tot legalisatie over te gaan.
(…) De eerst volgende stap in het legalisatieproces is dat u een aanvraag kunt indienen voor een omgevingsvergunning. Wij verzoeken u dit te doen voor 5 april 2018. (…).”
3.1.7. ARAG heeft namens [appellanten] op 21 februari 2018 een ingebrekestelling aan [geïntimeerde] gestuurd. In die brief heeft ARAG bericht dat [appellanten] hebben moeten constateren dat sprake is van gebreken in en aan de woning, die onder meer bestaan uit het ontbreken van de benodigde vergunningen voor de bijgebouwen (de pergola, de paarden buitenstallen in de weides, drie tuinkassen, de stalling voor de graszitmaaier, het kippenhok en het separate “koetshuis) en dat ook het inpandige appartement dat deels is gelegen in de binnenstal illegaal gebouwd blijkt te zijn. ARAG heeft ten slotte medegedeeld dat [appellanten] [geïntimeerde] aansprakelijk stellen voor de schade (herstelkosten) en [geïntimeerde] de gelegenheid geven om de gebreken te herstellen door - onder andere - te zorgen voor legalisatie van de bijgebouwen.
3.1.8. [geïntimeerde] heeft bij brief van 8 maart 2018 de aansprakelijkheid niet aanvaard en de gestelde gebreken puntsgewijs weersproken.
3.1.9. De advocaat van [geïntimeerde] heeft bij brief van 20 maart 2018 herhaald dat [geïntimeerde] niet aansprakelijk is en dat zij geen gehoor zal geven aan de ingebrekestelling van 21 februari 2018.
3.1.10. [appellanten] hebben op 24 juli 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente voor het legaliseren van de diverse bijgebouwen.
3.1.11. De gemeente heeft bij besluit van 26 oktober 2018 de gevraagde vergunning verleend.
3.1.12. [appellanten] hebben [een taxateur] opdracht gegeven tot het “
bepalen van de waardevermindering vanwege illegale bouwactiviteiten” . De taxateur heeft een taxatierapport d.d. 5 april 2019 opgesteld. Conclusie van dat rapport is dat de waardevermindering illegale bouwwerken (waardevermindering illegaal appartement naar stal, gederfde huurinkomsten, waarde illegale veranda en rode serre, waardevermindering legalisering conform opgave en taxatiekosten) in totaal € 201.435,00 bedraagt.
3.1.13. Bij brief van 2 september 2019 hebben [appellanten] [geïntimeerde] gesommeerd tot betaling van – voor zover in deze procedure van belang - een totaalbedrag € 201.535,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met rente.
3.1.14. [geïntimeerde] heeft bij brief van haar advocaat van 11 september 2019 de aansprakelijkstelling verworpen.