3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [de werkgever ] levert zorg aan (kwetsbare) ouderen in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] .
[de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 1 februari 1998 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger) van [de werkgever ] . De laatste functie die [de werknemer] vervulde, is die van coördinerend cliëntbegeleider, met een loon van € 1.681,11 bruto per maand, exclusief onregelmatigheidstoeslag, vakantiegeld en eindejaarsuikering. De arbeidsomvang bedraagt 50%. Tijdens het dienstverband worden meer- en minuren opgebouwd.
De leidinggevende van [de werknemer] was [manager zorg 2] , Manager Zorg regio [plaats 2] . De huidige (sinds ongeveer oktober 2021) leidinggevende van [de werknemer] is [manager zorg 1] , Manager Zorg regio [plaats 1] .
Op 2 december 2021 heeft [de werknemer] haar teammanager [teammanager] gebeld en haar onder meer medegedeeld dat zij niet kwam werken. [de werknemer] heeft diezelfde avond een email aan [teammanager] gestuurd waarin zij schrijft het telefoongesprek te bevestigen.
[manager zorg 1] heeft [de werknemer] op 3 december 2021 een aangetekende brief gezonden, met als onderwerp ‘Reactie op telefoongesprek’, waarin zij [de werknemer] onder meer wijst op (kennelijk) een discrepantie tussen het telefoongesprek en de email van [de werknemer] van 2 december 2021 en op de gedragsregels die binnen [de werkgever ] gelden.
[de werknemer] heeft op de brief van [manager zorg 1] van 3 december 2021 gereageerd bij brief van 6 december 2021. Zij had vragen over de brief van 3 december 2021 en wenste daarop een schriftelijke reactie van [de werkgever ] , voordat ze met iemand in gesprek zou gaan (waarvoor ze zich op dat moment psychisch niet in staat voelde).
Bij email van 7 december 2021 heeft [manager zorg 1] [de werknemer] geschreven dat het niet haar bedoeling was om [de werknemer] op non-actief te stellen, maar om haar even de tijd en ruimte te gunnen. Verder heeft [manager zorg 1] in deze email een toelichting op de brief van 3 december 2021 gegeven en heeft zij [de werknemer] uitgenodigd voor een gesprek op 9 december 2021.
[de werknemer] is niet naar het gesprek d.d. 9 december 2021 gekomen en heeft zich op 11 december 2021 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft op 15 december 2021 geoordeeld dat geen sprake was van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, maar dat sprake was van werkgerelateerde spanningsklachten en een arbeidsconflict. De bedrijfsarts heeft [de werkgever ] en [de werknemer] geadviseerd om met elkaar in gesprek te gaan, waarbij afspraken over werkhervatting kunnen worden gemaakt.
i. Naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts heeft [de werkgever ] [de werknemer] bij email van 16 december 2021 laten weten een (kennelijk) al gemaakte afspraak voor een gesprek op 20 december 2021 door te laten gaan. [de werknemer] bleef bij haar standpunt dat zij eerst antwoord op haar vragen wilde, zoals zij in reactie op (eveneens) 16 december 2021 heeft geschreven. [de werknemer] is niet naar het op 20 december 2021 geplande gesprek gekomen.
Bij brief van 21 december 2021 heeft [de werkgever ] [de werknemer] opgeroepen haar werkzaamheden per 23 december 2021 te hervatten. Daarnaast heeft zij aan [de werknemer] kenbaar gemaakt dat zij het loon van [de werknemer] zal stopzetten totdat zij haar werkzaamheden hervat.
[de werknemer] heeft haar werkzaamheden niet hervat en is ook niet ingegaan op de uitnodiging van [de werkgever ] om op 4 januari 2022 in gesprek te gaan.
Op 14 januari 2022 heeft [de werkgever ] aan [de werknemer] medegedeeld dat zij een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou indienen. Op 20 januari 2022 heeft de kantonrechter het verzoekschrift daadwerkelijk ontvangen.
Op 17 februari 2022 hebben [de werknemer] en [manager zorg 1] een gesprek gevoerd over de gebeurtenissen vanaf 2 december 2021.
n) [de werkgever ] heeft [de werknemer] het loon over februari 2022 betaald waarop een deel van het loon van december 2021 (21 tot 31 december) in mindering is gebracht.
Op 22 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling bij de kantonrechter plaatsgevonden. Daarna hebben tussen partijen nog twee gesprekken plaatsgevonden. Het eerste gesprek op 8 april 2022 ging met name over de aanleiding van het geschil. Het tweede gesprek van 26 april 2022 ging met name over de toekomstmogelijkheden van [de werknemer] bij [de werkgever ] . Op 16 juni 2022 heeft de kantonrechter - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden en aan [de werknemer] een transitievergoeding toegekend.
De procedure bij de kantonrechter
3.2. [de werkgever ] heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te ontbinden per de vroegst mogelijk datum, op grond van primair verwijtbaar handelen van [de werknemer] (e-grond) dan wel subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair heeft [de werkgever ] een beroep gedaan op de cumulatiegrond (i-grond). Zij heeft aangevoerd dat sprake is van zodanige omstandigheden dat niet van haar kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en dat in alle gevallen geen transitievergoeding aan [de werknemer] dient te worden toegekend. Tevens heeft [de werkgever ] de kantonrechter verzocht [de werknemer] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 853,70 netto/€ 1.046,21 bruto (onverschuldigd betaald loon), dan wel dit bedrag te verrekenen met enig aan [de werknemer] verschuldigd bedrag, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten.