In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 13 december 2022 geoordeeld dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellant had in een periode van 16 maanden slechts 23 keer gesolliciteerd, wat volgens de rechtbank niet voldeed aan de eisen van de schuldsanering. De rechtbank besloot om geen 'schone lei' toe te kennen aan de appellant, wat betekent dat hij niet vrijgesteld werd van zijn schulden na afloop van de regeling.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij wel degelijk gesolliciteerd heeft, maar dat dit vaak via headhunters ging en dat hij niet altijd bewijsstukken kon overleggen. Hij heeft ook aangegeven dat hij financiële hulp van zijn moeder heeft gekregen om de boedelachterstand in te lopen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat schenkingen in beginsel in de boedel vallen en dus niet gebruikt kunnen worden om de achterstand in te lopen.
Het hof heeft de argumenten van de appellant niet overtuigend geacht en heeft geconcludeerd dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen aan de appellant kunnen worden toegerekend. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van verplichtingen in het kader van de schuldsanering en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.