ECLI:NL:GHSHE:2023:88

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.301.774_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrageplicht en eiswijziging in hoger beroep met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen meerdere geïntimeerden. De zaak draait om de bijdrageplicht van de partijen in verband met een schadevergoeding aan een derde, aangeduid als [persoon A]. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 8 november 2022 de appellant in de gelegenheid gesteld om de betekeningsstukken van de eiswijziging aan de niet verschenen partijen over te leggen. Deze stukken zijn tijdig ingediend, waardoor de eiswijziging rechtsgeldig is betekend. Het hof heeft vervolgens de grieven van de appellant gehonoreerd en het bestreden vonnis van de kantonrechter vernietigd.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellant, [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder voor 25% bijgedragen moeten worden aan de schadevergoeding aan [persoon A]. Tevens is bepaald dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] binnen twee werkdagen na betekening van het arrest afschriften van hun bankrekeningen moeten verstrekken aan de appellant, op straffe van een dwangsom. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, en de kosten van de eerste aanleg zijn opnieuw aan de zijde van de geïntimeerden begroot. Het arrest is uitgesproken op 17 januari 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.301.774/01
arrest van 17 januari 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. S.J.M. Peters,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.C. van Hees,
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: [geïntimeerden] en afzonderlijk als [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] .
als vervolg op het tussenarrest van 8 november 2022.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte van [appellant] .
1.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op
bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenarrest is [appellant] in de gelegenheid gesteld alsnog het exploot van betekening van de wijziging van eis aan de niet verschenen Heijdendael over te leggen. Deze betekeningsstukken zijn bij akte in het geding gebracht. Dat betekent dat de eiswijziging op de juiste wijze aan de niet verschenen partijen is betekend en het hof recht zal doen op de gewijzigde eis. In overweging 3.11. tot en met 3.14 van het tussenarrest heeft het hof overwogen hoe zal worden geoordeeld indien de eiswijziging juist is betekend. Het hof verwijst daarnaar en zal nu conform die overwegingen een eindarrest wijzen. De gevorderde dwangsom verbonden aan de afgifte van stukken zal worden toegewezen en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing is vermeld. De jegens de niet verschenen geïntimeerde toe te wijzen vorderingen komen het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor.
2.2.
De grieven slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. In de omstandigheid dat [appellant] pas nadat de akte tot integrale eiswijziging was genomen een vordering heeft op [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] en in zoverre de procedure door [appellant] te vroeg aanhangig is gemaakt, ziet het hof aanleiding om de proceskosten in hoger beroep te compenseren. Zoals ook al bij tussenarrest overwogen (zie 3.14) zal de proceskostenveroordeling van [appellant] in eerste aanleg worden bekrachtigd. Omwille van de leesbaarheid zal het gehele vonnis worden vernietigd, en zal [appellant] opnieuw worden veroordeeld om de proceskosten in eerste aanleg in conventie, die aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn begroot op 2 punten x € 373,00 is € 746,00 aan salaris gemachtigde te voldoen. De kosten aan de zijde van [geïntimeerde 3] worden opnieuw op nihil begroot (zie ook 4.9. van het vonnis waarvan beroep).

3.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juli 2021;
4.2.
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn onder 3.6. sub II van het tussenarrest opgenomen vordering;
4.3.
verklaart voor recht dat [appellant] , [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] in de onderlinge verhouding ieder 25% bijdrageplichtig zijn ten aanzien van de schadevergoeding aan [persoon A];
4.4.
veroordeelt [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] om binnen twee werkdagen na betekening van dit arrest aan [appellant] te verstrekken afschriften van ieders bankrekening voor zover het alle betalingen aan het CJIB betreft ter voldoening van de schadevergoeding aan [persoon A] over de periode van 1 maart 2016 tot en met 21 maart 2022, een en ander op straffe van een dwangsom van ieder € 50,00 per dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 3] hiermee (gedeeltelijk) in gebreke blijft c.q. blijven, met een maximum voor ieder van hen van € 5.000,00;
4.5.
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt van het hoger beroep;
4.6.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg aan de zijde van [geïntimeerde 1] van € 746,00 en aan de zijde van [geïntimeerde 2] op € 746,00 en aan de zijde van [geïntimeerde 3] van nihil;
4.7.
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E. Loesberg, O.G.H. Milar en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 januari 2023.
griffier rolraadsheer