Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een burengeschil tussen twee partijen, hierna aangeduid als appellanten en geïntimeerde. De appellanten hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de geïntimeerde, waaronder de eis tot het verwijderen van een erfafscheiding en een beveiligingscamera. De kantonrechter heeft in zijn eindvonnis van 27 januari 2021 de geïntimeerde veroordeeld om mee te werken aan het verwijderen van het hekwerk en het optrekken van een ondoorzichtige scheidsmuur, maar heeft andere vorderingen afgewezen. De appellanten zijn in hoger beroep gegaan, waarbij zij hun eis hebben vermeerderd en onder andere hebben gevorderd dat de geïntimeerde de beveiligingscamera zou verwijderen.
Het hof heeft in zijn uitspraak van 17 januari 2023 geoordeeld dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep van het tussenvonnis van 16 december 2020, omdat er geen grieven tegen dit tussenvonnis zijn aangevoerd. Het hof heeft de grieven van de appellanten tegen het eindvonnis van 27 januari 2021 verworpen. Het hof oordeelde dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de geïntimeerde inbreuk maakt op hun privacy met de beveiligingscamera. De vorderingen van de appellanten zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren ter onderbouwing van hun vorderingen, vooral in het kader van verkrijgende verjaring en privacy-inbreuk. Het hof heeft de proceskostenveroordeling van de kantonrechter bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.