In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellanten, die een perceel grond hebben gekocht, en de aannemer die verantwoordelijk was voor de bouw op dat perceel. Appellanten stellen dat de aannemer het perceel verkeerd heeft uitgemeten, waardoor hun perceel kleiner is dan afgesproken in de koopovereenkomst. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de garage van de buren deels op hun perceel is gebouwd. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, waaronder de koopovereenkomst en de aannemingsovereenkomst. Het hof concludeert dat appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De stelplicht en bewijslast lagen bij appellanten, en zij hebben niet overtuigend aangetoond dat de aannemer de perceelsgrenzen verkeerd heeft uitgezet. Het hof oordeelt dat de aannemer niet verplicht was om appellanten te waarschuwen voor mogelijke onjuistheden in de perceelsoppervlakte, aangezien hij heeft gebouwd conform de situatietekening die bij de aannemingsovereenkomst hoorde. De grieven van appellanten falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.