In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de Gemeente Stein, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de verzakking van een woonwagen die zich op de rand van een talud bevindt. De appellante stelt dat de gemeente haar zorgplicht heeft geschonden door een standplaats aan te wijzen die te dicht bij het talud ligt. Het hof heeft in een tussenarrest deskundigen benoemd om de stabiliteit van het talud en de oorzaken van de verzakking te onderzoeken. De deskundige concludeert dat de instabiliteit van het talud niet inherent is, maar dat de plaatsing van de woonwagen en het terras op de rand van het talud de schuifspanningen in de grond verhoogt, wat leidt tot verzakkingen en scheurvorming in de woonwagen. Het hof oordeelt dat de gemeente niet nalatig is geweest, omdat de appellante zelf verantwoordelijk is voor de plaatsing van de woonwagen en de verbouwingen die zij heeft uitgevoerd, ondanks eerdere waarschuwingen over verzakkingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellante in de kosten van het hoger beroep.