Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante],
[B.V.] B.V.,
1.Het verloop van de procedure
- het verloop op alle bankrekeningen van [verweerster] in de periode tussen 1 augustus 2020 en de datum van ontbinding;
- de balans van [verweerster] alsook de staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar 2021;
- de baten in de onderneming van [verweerster] ten tijde van de ontbinding dan wel de redenen voor het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding en
- de uitdeling aan schuldeisers, indien voorafgaand aan de ontbinding van [verweerster] schuldeisers zijn voldaan in het kader van de afwikkeling van het vermogen van de rechtspersoon.
- de bij V6-formulier ingediende brief van 25 januari 2023 van mr. Geevers met bijlage 8, ingekomen ter griffie van dit hof op 26 januari 2023 en
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Geevers respectievelijk mr. Van der Kolk overgelegde en voorgelezen spreekaantekeningen respectievelijk pleitaantekeningen.
- [appellante] en [appellant] , bijgestaan door mr. Geevers en
- de heer [directeur] (directeur) (hierna: [directeur] ) namens [verweerster] , bijgestaan door mr. Van der Kolk.
2.De beoordeling
- Tussen [appellant] c.s. en [verweerster] is een geschil ontstaan over een tussen partijen in mei 2019 gesloten aannemingsovereenkomst betreffende de bouw en oplevering van de woning door [verweerster] aan [appellant] . In aanwezigheid van partijen is een aantal gebreken geconstateerd tijdens de opname van de woning op 8 augustus 2020. Het proces-verbaal van oplevering vermeldt 48 opleverpunten.
- Partijen hebben daarna met elkaar gecorrespondeerd over de facturen van 30 juli 2020 (€ 23.297,-) en van 11 augustus 2020 (€ 22.871,03), de opleverpunten en de schade die [appellant] c.s. meent te hebben geleden – waaronder extra huur – door de langere bouwtijd (€ 18.508,-).
- Bij brief van 12 oktober 2020 heeft een jurist namens [appellant] c.s. [verweerster] in gebreke gesteld en nakoming gevorderd van de overeenkomst tot herstel van de nog openstaande gebreken.
- Op 23 november 2020 heeft een deskundigenonderzoek door [bureau 1] plaatsgevonden naar de gebreken. In het rapport van 30 november 2020 staat dat de herstelkosten worden geraamd op € 57.590,- inclusief btw.
- Op 26 november 2020 heeft er een inspectie plaatsgevonden door [bureau 2] naar de staat van de elektrische installatie van de woning. Tijdens de inspectie zijn een 28-tal afwijkingen geconstateerd.
- Op 22 april 2021 heeft het deskundigenonderzoek door het [bureau 3]
- Bij e-mail van 5 mei 2021 hebben [appellant] c.s. een omzettingsverklaring ingevolge artikel 6:87 BW laten uitgaan.
- [appellant] c.s. hebben een aanvang gemaakt met de (herstel)werkzaamheden.
- Op 26 mei 2021 heeft in opdracht van [appellant] c.s. een aanvullend deskundigenonderzoek door [bureau 1] plaatsgevonden naar mogelijke verborgen gebreken aan de woning die niet eerder zichtbaar waren. Volgens het rapport van 13 juli 2021 worden de herstelkosten geraamd op € 87.653,- inclusief btw.
- [appellant] c.s. hebben een concept-dagvaarding laten opstellen teneinde voornoemde bedragen in te vorderen.
- Voordat deze dagvaarding is betekend, is [verweerster] op 12 augustus 2021 ontbonden op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW (“turboliquidatie”).
- Op 19 augustus 2021 heeft mr. Geevers namens [appellant] c.s. een e-mail gestuurd naar mr. Van der Kolk. Daarop heeft mr. Van der Kolk gereageerd dat [verweerster] is opgehouden te bestaan vanwege gebrek aan baten.
- Op 16 juni 2022 heeft de rechtbank een verzoekschrift ontvangen strekkende tot heropening van de vereffening van [verweerster] als bedoeld in artikel 2:23c BW.
- Bij beschikking van 5 september 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van [appellant] c.s. afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat [appellant] c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij een vordering uit toerekenbare tekortkoming hebben op [verweerster] . Daarmee is volgens de rechtbank aan het vereiste van het bestaan van een vordering als bedoeld in artikel 2:23c BW voldaan. Nu echter niet van enige bate bij [verweerster] is gebleken, moet volgens de rechtbank het verzoek van [appellant] c.s. bij gebrek aan belang worden afgewezen.
“Hoewel aan het vereiste van 2:23 c BW is voldaan, is heropening van de vereffening alleen zinvol als uiteindelijk van een uitbetaling van een schadevergoeding aan [appellant] sprake kan zijn.”Volgens [appellant] c.s. is dit een te nauwe interpretatie van de richtinggevende jurisprudentie. Hoewel er geen baten zijn, kan een verzoeker aldus [appellant] c.s. toch voldoende belang hebben bij een heropening. Een belangrijke omstandigheid die de rechtbank (zwaarder) had moeten meewegen, is het feit dat een schuldeiser (zoals [appellant] c.s.) een bij wet geregelde en beschermende positie heeft waar het gaat om de beëindiging (ontbinding) van een vennootschap (zie artikel 2:19 e.v. BW). De turboliquidatie heeft er echter voor gezorgd dat de vennootschap in stilte is ontbonden, buiten medeweten van schuldeisers en zonder acht te slaan op hun belangen. De rechten van [appellant] c.s. zijn dus geschonden. De heropening van de vereffening is daarvoor een passende remedie.
'vorderingen en overlopende activa'ter waarde van € 344.402,-. Er kan aansluiting gezocht worden bij de jaarstukken over de voorgaande jaren, omdat [verweerster] over 2020 geen jaarcijfers heeft gedeponeerd. Omdat niet vast staat dat de termijn voor deponering van de jaarstukken door de directie is verlengd, ligt voor de hand om uit te gaan van de wettelijke termijn (artikel 2:10 BW). Overschrijding daarvan biedt een basis voor bestuurdersaansprakelijkheid (artikel 2:248 BW). Dat brengt mee dat er sowieso één relevante bate is. [verweerster] heeft slechts bloot betwist dat er geen baten zijn, maar volgens [appellant] c.s. heeft [verweerster] een verzwaarde motiveringsplicht.
indien (…) nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomtof(onderstreping hof) van het bestaan van een bate blijkt.”
Een ervaren vereffenaar zal zich hierdoor immers niet laten beïnvloeden.