Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat.
3.3. De beoordeling
De rechthebbende heeft al enige tijd een relatie met [betrokkene] , een vrouw die uit Roemenië komt. Het lijkt erop dat zij onder valse voorwendselen telkens grote bedragen van de rechthebbende weet te ontfutselen. [betrokkene] heeft in een periode van ongeveer één jaar nagenoeg al het spaargeld van de rechthebbende ontvangen, te weten een bedrag van € 150.000,- . Daarnaast heeft de rechthebbende meerdere geldleningen gesloten. De verzoekers vrezen dat [betrokkene] nog steeds misbruik maakt van de gulheid van de rechthebbende en dat de rechthebbende het slachtoffer is geworden van “romantische fraude” (het oplichten van een slachtoffer door hem verliefd te laten worden op de oplichter, waarbij de oplichter vervolgens misbruik maakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer door hem aan te zetten tot het overmaken van geld). Het leek erop alsof de rechthebbende zich op enig moment realiseerde dat er sprake was van strafbare feiten en hij heeft op 21 november 2021 aangifte bij de politie gedaan. In de slachtofferverklaring van de rechthebbende heeft hij vraagtekens gesteld bij de intenties van [betrokkene] , maar ook gewezen op de door de banken geschonden zorgplicht. Hiermee heeft de rechthebbende in de visie van de verzoekers gevraagd om beschermd te worden. Inmiddels heeft de rechthebbende zich gedistantieerd van deze aangifte en heeft hij nog steeds een relatie met [betrokkene] . De rechthebbende staat naar de mening van verzoekers onder invloed van [betrokkene] en is hierdoor niet in staat om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Gelet op de geldstromen naar [betrokkene] concluderen de verzoekers dat er sprake is van een ernstige vorm van verkwisting en kunnen zij zich niet aan de indruk onttrekken dat de rechthebbende geen weerstand kan bieden aan de verzoeken van [betrokkene] om haar continu te voorzien van financiële middelen. De verzoekers hebben [betrokkene] nooit in levende lijve gezien en zijn er niet zeker van of zij feitelijk bestaat. Er bestaan grote twijfels over haar identiteit. [betrokkene] heeft de verzoekers telefonisch bedreigd. De verzoekers willen de rechthebbende behoeden voor de kwade intenties van de persoon die zich presenteert als zijn vriendin. De verzoekers vrezen dat er op korte of langere termijn problematische schulden ontstaan wanneer de situatie nog langer zal voortduren. De verzoekers zijn ervan overtuigd dat de rechthebbende voor [betrokkene] niet meer interessant is zodra de geldstromen stoppen. Om dit te bewerkstelligen (en de rechthebbende tot bezinning te laten komen) zal naar de mening van verzoekers een periode van minimaal één jaar bewind nodig zijn. De verzoekers verzoeken een professionele bewindvoerder te benoemen.
De rechthebbende is van mening dat hij in staat is om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Hij is hoog opgeleid en kan rationele keuzes maken. De rechthebbende begrijpt dat de keuzes die hij maakt en gemaakt heeft niet door iedereen gekwalificeerd worden als verstandige keuzes. Desalniettemin staat hij achter deze keuzes. Hij heeft er geen spijt van dat hij zijn spaargeld heeft aangewend om zijn vriendin [betrokkene] in financiële zin te helpen en hij hecht niet veel waarde aan een goed gevulde spaarrekening. Er is geen sprake van verkwisting. De kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft verkwisting gedefinieerd als "een voortdurende, door de spilzieke veroorzaakte wanverhouding tussen inkomsten en uitgaven welke maatschappelijk gezien niet verantwoord is." (ECLI:NL:RBZWB:2018:2931). De rechthebbende is van mening dat daarvan geen sprake is. Er is geen wanverhouding tussen zijn inkomsten en uitgaven. De rechthebbende weet zijn grenzen aan te geven en is door zijn relatie met [betrokkene] niet in financiële problemen geraakt. De rechthebbende betaalt zijn vaste lasten en heeft geen betalingsachterstanden of problematische schulden. De persoonlijke lening van de bank wordt maandelijks met een vast bedrag afgelost en de lening die de rechthebbende bij zijn tante had afgesloten is terugbetaald. Naast de persoonlijke lening heeft hij geen andere schulden. In april 2022 is er een bedrag van € 60.000,- vrijgekomen. Van dat bedrag staat nog ruim € 50.000,- op de spaarrekening van de rechthebbende. De relatie tussen de rechthebbende en zijn vriendin is een volwaardige relatie en wanneer [betrokkene] in Nederland is draagt zij financieel bij. Dit doet zij van het geld dat zij verdient met het bijklussen bij haar neef, die handelt in auto’s. De rechthebbende heeft afspraken gemaakt met [betrokkene] over de aan haar overgemaakte geldbedragen. Deze zijn door de rechthebbende aan zijn vriendin geleend, waarbij de rechthebbende zich realiseert en accepteert dat zij deze bedragen waarschijnlijk niet (volledig) kan terugbetalen. De rechthebbende heeft deze bedragen echter weloverwogen overgemaakt en niet onder invloed van een verslaving of onder invloed van zijn vriendin, zoals de verzoekers hebben gesteld. De verzoekers zullen moeten accepteren dat de rechthebbende andere keuzes maakt voor wat betreft de besteding van zijn geld. Indien later mocht blijken dat hij verkeerde keuzes gemaakt heeft, dan kan de rechthebbende daarmee leven. Het risico op schulden is geen wettelijk criterium voor een onderbewindstelling. Daarnaast heeft de rechthebbende een goede baan en een goed salaris en is hij in staat om in de toekomst ook wel weer geld te sparen.