In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag omzetbelasting die was opgelegd aan een ontbonden vennootschap. De belanghebbende, die op 10 oktober 2014 door de Kamer van Koophandel was ontbonden, kon geen rechtshandelingen meer verrichten, waaronder het indienen van bezwaar. De inspecteur van de Belastingdienst had de naheffingsaanslag opgelegd en het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de inspecteur ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 22 juli 2022, waar de belanghebbende niet aanwezig was, werd vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting correct was verzonden. Het hof oordeelde dat de belanghebbende, als ontbonden rechtspersoon, geen bezwaar kon maken, omdat zij niet meer bestond. De inspecteur had het bezwaar terecht, zij het op onjuiste gronden, niet-ontvankelijk verklaard. Het hof concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden en het beroep ongegrond was. Er werden geen proceskosten toegewezen, omdat er geen redenen voor waren.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2023. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.