Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7614691 CV EXPL 19-1669)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met een productie;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- de mondelinge behandeling, waarbij mr. Siebers spreekaantekeningen, een kopie van het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter en leesbare kopieën van bankafschriften (cva productie 9) heeft overgelegd. Moeder heeft samen met haar zoon [persoon A] online via Teams naar de zitting gekeken. Moeder heeft met haar eigen telefoon, via een telefoonverbinding met de mobiele telefoon van mr. Siebers die op de speaker stond, aan de zitting deelgenomen.
3.De beoordeling
3.2.8 De gemachtigde van [appellante] heeft in een brief van 29 november 2018 aan de advocaat van moeder geschreven dat [appellante] geen achterstallige huur is verschuldigd, omdat [appellante] in 2015 de kosten van € 12.100,00 voor het vervangen van een gebrekkig dak had voorgeschoten en zij dit bedrag van moeder mocht verrekenen met de huur. [appellante] heeft daarom de huurpenningen vanaf juni 2016 tot en met december 2016, in totaal een bedrag van € 7.000,00, niet aan moeder betaald. [appellante] heeft de huur vanaf januari 2017 aan de kopers van de woning voldaan.
- de vordering van moeder tot betaling van € 7.000,00 alsnog af te wijzen;
1. Zichzelf als partijgetuige;
Ook heeft [appellante] schriftelijke stukken in het geding gebracht, waaronder kopieën van twee bankafschriften. Moeder heeft besloten zichzelf niet in contra-enquête te laten horen en heeft ook geen andere getuigen in contra-enquête laten horen.
stuur mij de rekening maar naar dit adres’, terwijl moeder blijkens de verklaring van [persoon B] toen niet heeft gesproken over facturen of een betaling, baat moeder niet. Al zou de partijgetuigenverklaring van [appellante] op dit punt geen bewijs in het voordeel van [appellante] kunnen opleveren en [persoon B] de factuur van zijn eenmanszaak niet (ook) aan moeder hebben gericht, dan nog zijn de verklaringen van [appellante] en [persoon B] voor het overige voldoende geloofwaardig en komt daarbij nog de verklaring van [persoon C] als getuige. Dat betekent dat vaststaat dat dat moeder en [persoon B] in de salon hebben besproken dat het dak gemaakt moest worden, dat moeder met [persoon B] is overeengekomen dat hij het dak van het gehuurde zou herstellen voor € 10.000,00 exclusief btw en dat hij het dak heeft hersteld.
- moeder veroordelen om aan [appellante] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 5.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
- moeder veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] uit hoofde van het vonnis van 3 maart 2021 aan moeder heeft betaald, te weten € 9.599,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
4.De uitspraak
voor de eerste aanleg op:
- € 1.269,00 aan salaris gemachtigde in conventie, reconventie en de getuigentaxe;
en voor het hoger beroep op:
- € 103,83 aan dagvaardingskosten, € 338,00 aan griffierecht en € 2.366,00 aan salaris advocaat in principaal hoger beroep;
- € 591,50 aan salaris advocaat in incidenteel hoger beroep;
en voor wat betreft de nakosten op € 157,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat de hiervoor genoemde bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het bedrag van € 157,00 binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het bedrag van € 239,00 vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;