In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding van belanghebbende, die eerder navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 had ontvangen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het verzoek om schadevergoeding afgewezen en zich voor een deel onbevoegd verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de inspecteur navorderingsaanslagen had opgelegd na een boekenonderzoek en dat belanghebbende bezwaar had gemaakt, wat door de inspecteur ongegrond was verklaard. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tijdens de zitting op 27 januari 2023 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de schade voortkwam uit onjuiste informatie van de inspecteur tijdens eerdere belastingcontroles. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht onbevoegd was om te oordelen over schade in verband met andere belastingaanslagen en dat belanghebbende zich in dat geval tot de civiele rechter moest wenden. Het hof concludeerde dat er geen nieuwe argumenten waren aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank konden weerleggen.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het hof heeft ook geen aanleiding gezien om het griffierecht of de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 februari 2023.