In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin naheffingsaanslagen omzetbelasting en verzuimboeten voor de jaren 2012 en 2013 zijn opgelegd. Belanghebbende, een ondernemer die zich bezighoudt met de handel in en demontage van auto’s, heeft suppleties ingediend voor de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014. De inspecteur van de Belastingdienst heeft naar aanleiding van deze suppleties naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2012 en 2013, waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verzuimboeten verminderd, maar de naheffingsaanslagen en de belastingrente gehandhaafd. In hoger beroep heeft het hof de berekeningswijze van belanghebbende niet gevolgd, maar heeft het de verzuimboeten vernietigd, omdat de inspecteur deze niet langer handhaafde. Het hof heeft geoordeeld dat de berekeningssystematiek van belanghebbende niet in overeenstemming is met de wetgeving en de besluiten van de staatssecretaris van Financiën. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank deels vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.