ECLI:NL:GHSHE:2023:440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
20-000884-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van verdachte met valse documenten in asielcontext

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vals reisdocument, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou verklaren in de vervolging van de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij het valse paspoort had ontvangen van een mensensmokkelaar in Griekenland, met de bedoeling om naar Nederland te reizen en asiel aan te vragen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in afwachting was van een beslissing op zijn asielaanvraag en dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is. Dit artikel stelt dat vreemdelingen niet kunnen worden vervolgd voor het bezit van vervalste documenten zolang er geen onherroepelijke beslissing is genomen op hun asielaanvraag. Het hof heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die bevestigt dat de strafrechter zich in beginsel moet onthouden van een zelfstandig oordeel over de vluchtelingenstatus van de verdachte.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te vernietigen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. Deze beslissing is genomen om te voorkomen dat de verdachte onterecht wordt vervolgd terwijl zijn asielprocedure nog loopt.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000884-22

Uitspraak : 25 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 april 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-081330-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
met verblijfadres als opgegeven ter terechtzitting in hoger beroep:
[verblijfplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het voorhanden hebben van een reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang waarvan hij weet, dat het vals of vervalst is veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging van de verdachte.
Namens de verdachte is bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2022 te Breda, in elk geval in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal paspoort uit Oostenrijk met nummer [nummer] afgegeven door [afgever] ten name van [naam] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze/dit vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte zich op 31 maart 2022, tijdens een controle in de trein, met een vals paspoort heeft gelegitimeerd ten overstaan van de conducteur. De verdachte heeft direct ten overstaan van de conducteur en op een later moment ook ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat het paspoort waarmee hij zich legitimeerde vals was. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij – toen hij in Griekenland in een opvang verbleef – in contact is gekomen met een mensensmokkelaar waarvan hij het betreffende valse paspoort heeft ontvangen zodat hij met dit document naar Nederland kon reizen en asiel kon aanvragen.
Voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep heeft het hof van de verdediging een brief ontvangen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst d.d. 5 januari 2023 waaruit blijkt dat de verdachte is uitgenodigd voor een schriftelijke procedure en op 24 januari 2023 een formulier met vragen aangaande de ingediende asielaanvraag mag invullen. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte in afwachting is van een beslissing op zijn asielaanvraag.
Artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag brengt – kort gezegd – mee dat het vreemdelingen niet kan worden tegengeworpen als zij in het kader van hun vlucht niet de juiste reisformaliteiten volgen. De bescherming die deze bepaling beoogt te bieden, kan de verdachte niet worden ontzegd op de enkele grond dat hij zich niet onverwijld bij de autoriteiten heeft gemeld of geen asielaanvraag heeft gedaan (HR 28 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4238).
De raadsman van verdachte heeft in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat verdachte in Nederland asiel heeft aangevraagd en dat deze procedure thans nog loopt.
In HR 6 november 2012, NJ 2013/331 is overwogen dat de beslissing op een asielaanvraag, en dus ook het oordeel omtrent de aannemelijkheid van het aan de asielaanvraag ten grondslag liggende vluchtrelaas, is voorbehouden aan de Minister en – na ingesteld beroep – aan de bestuursrechter en dat, mede met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken van de strafrechter en de bestuursrechter, de strafrechter zich in beginsel van een zelfstandig oordeel over het beroep van de vreemdeling op zijn vluchtelingenstatus moet onthouden. Daarbij is voorts benadrukt dat, mede gelet op de moeilijke bewijspositie die de vreemdeling heeft bij de onderbouwing van zijn beroep op de vluchtelingenstatus, de vreemdeling die wordt vervolgd ter zake van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ook een beroep op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag toekomt indien nog niet vaststaat dat hij aan alle voorwaarden voor erkenning als vluchteling voldoet.
Tegen deze achtergrond heeft de Hoge Raad bepaald dat een vreemdeling niet behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar in het kader van zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van vervalste documenten zolang, kort gezegd, op de door de vreemdeling gedane eerste asielaanvraag nog niet onherroepelijk is beslist.
In zo een geval, waarin geen sprake is van een onherroepelijke afwijzing van de eerste door de verdachte gedane asielaanvraag, is bij een strafvervolging ter zake van het in artikel 231 Sr strafbaar gestelde misdrijf geen ruimte om te onderzoeken of aan de overige voorwaarden van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag is voldaan en kan derhalve niet worden aangenomen dat de stelling dat de verdachte een vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag evident ongegrond is. In dat geval zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de strafvervolging (zie HR 28 mei 2013, NJ 2013/332).
Het voorgaande brengt met zich mee dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. B.F.M. Klappe en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 25 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Klappe en Van Setten zijn wegens afwezigheid buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.