ECLI:NL:HR:2013:BY4238
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- J. Wortel
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vluchtelingenverdrag en vervolging wegens gebruik van vervalste documenten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, een vluchtelingenpaspoort, op 9 maart 2008 te Eindhoven. De verdachte had zich niet onverwijld bij de autoriteiten gemeld na zijn aankomst in Nederland op 4 maart 2008, wat volgens het Hof een schending van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag inhield. Het Hof verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat de verdachte niet aan zijn meldplicht had voldaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een onjuiste opvatting had over de verdragsbepaling. De Hoge Raad stelde vast dat de bescherming van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag niet kan worden ontzegd op de enkele grond dat de verdachte zich niet bij de autoriteiten heeft gemeld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak om vluchtelingen te beschermen tegen vervolging wegens illegale binnenkomst of verblijf, vooral wanneer zij zich in een kwetsbare positie bevinden.