ECLI:NL:GHSHE:2023:428

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
20-001561-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met fatale afloop in Breda, beroep op noodweer afgewezen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was veroordeeld voor doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 20 juni 2008 in Breda, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], overleed aan de verwondingen die hij opliep door een messteek van de verdachte. De verdachte heeft tijdens het incident een beroep gedaan op noodweer, stellende dat hij zich bedreigd voelde door het slachtoffer, die zich agressief gedroeg. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verklaringen van getuigen niet bevestigden dat het slachtoffer een directe bedreiging vormde. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafproces zouden opleveren. De uitspraak benadrukt de ernst van doodslag en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001561-20
Uitspraak : 31 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-257250-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] (voormalig [geboorteplaats 1] ) op [geboortedag 1] 1981,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘doodslag’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] , toegewezen tot een bedrag van
€ 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding nu de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, onder aanvulling van de gronden met betrekking tot de bewezenverklaring en het vonnis zal vernietigen met betrekking tot de opgelegde straf wegens een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, en – in zoverre opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur 10 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof hierop zal beslissen overeenkomstig de rechtbank met dien verstande dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging nu aan de verdachte een geslaagd beroep toekomt op (al dan niet putatief) noodweer(exces).
Voorts is een strafmaatverweer gevoerd en heeft de verdediging verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na toewijzing van de vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Breda opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de hals en/of in de rug en/of in de onderkaak, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij omstreeks 20 juni 2008 te Breda opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft de verdachte met dat opzet met een mes in de hals en in de rug en in de onderkaak van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bevindingen en verklaringen in het onderzoek Edison
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren.
A.
Inleiding
Op vrijdag 20 juni 2008, omstreeks 23.51 uur, na afloop van de EK-voetbalwedstrijd Kroatië - Turkije, komt bij de regionale meldkamer van de Politie Midden- en West-Brabant de melding binnen van een slagaderlijke bloeding/steekpartij op het Edisonplein [
het hof begrijpt: de Edisonstraat] in Breda. Er wordt melding gemaakt van liters bloedverlies, een verwonding in de hals en in de rug (D 0086).
Om 23.55 uur arriveert de politie en treft op de Edisonstraat, midden op straat, ter hoogte van broodjeszaak “ [horecagelegenheid 3] ” een hevig uit mond en neus bloedende man aan, zittend op een terrasstoel (D 0088). De man was 30 tot 35 jaar oud, had een licht getinte huidskleur en donker kort haar. De man droeg een groen shirt en een blauwe spijkerbroek. Achter het slachtoffer, achter de stoel, stond een jongen welke de wond dicht drukte met witte servetten. De wond zat aan de linkerzijde van zijn nek. De wond was een gapend gat van ongeveer 4 centimeter lang. Het slachtoffer werd per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar hij op 21 juni 2008, omstreeks 00.30 uur, overleed (D 0095). Het slachtoffer betreft [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1974 te [geboorteplaats 2] (D 0141).
Uit het sectierapport blijkt het navolgende (D 0132):
Bij sectie waren er tekenen van bij leven opgetreden, uitwendig, mechanisch, perforerend en snijdend geweld. Bij sectie werden drie scherprandige, streepvormige huidperforaties (steekletsels) met omgevende bloeduitstortingen waargenomen
één op de rug, met een steekkanaal lengte van circa 12 cm, reikend tot in de buikholte met schamping van de rand van de milt;
één midden op de hals, met een steekkanaal van circa 3,5 cm, steekkanaal verlopend tot in de spieren van de hals;
één op de rand van de onderkaak links, V-vormig, in het kader van dit letsel perforatie van de wand van de mondholte links, tevens doorsteek door de schildklier links en tevens insteek in de onderrand van de voorzijde van het strottenhoofd.
Het letsel onder III. was het meest ernstig. Het is zeer waarschijnlijk dat dit letsel een samenstelling is van tenminste twee steekbewegingen gezien de vorm van het huidletsel en de aanwezigheid van meerdere perforaties van de diepe halsstructuren. De beschadigingen in het kader van dit letsel van de weke delen en van de schildklier hebben geleid tot zeer ernstig, deels inwendig (bloed in de maag) bloedverlies en verbloeding. Het overlijden van [slachtoffer] wordt volledig verklaard door verbloeding en de daardoor opgetreden weefselschade ontstaan ten gevolge van de steekverwonding links in de hals. Voorts werd een scherprandige, oppervlakkige huidklieving aan de rechterpols waargenomen hetgeen kan passen bij afweerletsel, aldus de opsteller van het sectierapport.
Van omstanders vernam de politie dat de dader, samen met een blonde vrouw, in een Volkswagen Polo, voorzien van een Duitse kentekenplaat, was weggereden. In het kenteken zat de combinatie “ [kenteken] ’’ (D 0099).
De eigenaar van café [horecagelegenheid 1] , [betrokkene] vertelde de politie dat het druk was geweest in zijn café in verband met de voetbalwedstrijd Kroatië - Turkije. De klanten waren over het algemeen van Turkse afkomst. Tevens was er een groepje Joegoslaven, bestaande uit vijf mannen en een blonde vrouw. De groepjes hoorden niet bij elkaar (D 0100).
In het café was het de hele avond rustig geweest, er was niets voorgevallen (D 0106).
Het slachtoffer was die avond in het café geweest. Nadat Turkije de wedstrijd won zijn alle aanhangers in het café naar buiten gegaan, waaronder het slachtoffer. Vervolgens heeft de eigenaar van het café het café gesloten (D 0120).
In de maand juni 2008 kwam bij de politie, CIE Midden & West Brabant de informatie binnen dat “ [verdachte] ” de dader is van de dodelijke steekpartij aan de Edisonstraat te Breda. [verdachte] is in het bezit van een Volkswagen Polo van het Duitse kenteken [kenteken] .
Met genoemde [verdachte] wordt bedoeld: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats 1] . Volgens de Duitse autoriteiten stond de personenauto met kenteken [kenteken] op naam van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1981 (D 0147).
Dit kenteken was op 25 juni 2008 in Duitsland afgemeld.
Op 11 augustus 2008 is een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd.
Verdachte heeft zich volgens zijn eigen verklaring in hoger beroep sinds het ten laste gelegde in Servië bevonden.
Op 15 augustus 2019 is de verdachte tijdens een vakantie in Montenegro op grond van het arrestatiebevel aangehouden en na overlevering naar Nederland op 14 november 2019 in Nederland in verzekering gesteld.
Getuigenverklaringen
Getuigen hebben verklaard – zakelijk weergegeven – het volgende te hebben waargenomen.
Getuige [getuige 1] verklaart op 24 juni 2008 ten overstaan van de politie (E 0461 – 0465)
(
p. E 0461)
Op vrijdagavond 20 juni 2008 heb ik de laatste 10 minuten van de voetbalwedstrijd Turkije - Kroatië gekeken bij [horecagelegenheid 2] , gevestigd Edisonstraat schuin tegenover café [horecagelegenheid 1] . Nadat de voetbalwedstrijd was afgelopen en Turkije had gewonnen ben ik naar buiten gegaan. Ik ben vervolgens de straat over gestoken naar [horecagelegenheid 3] , een eetgelegenheid [
het hof begrijpt: [adres 1]]. Daar heb ik een broodje besteld en ben op een stoel gaan zitten. Deze stoel stond buiten voor de deur. Na ongeveer 10 minuten zag ik dat er blanke man en vrouw voorbij liepen. Zij kwamen uit de richting van café [horecagelegenheid 1] . Zij kwamen, voor mij, van rechts. Ik heb deze mensen niet aangekeken. Ik zag dat zij instapten in een blauwe VW Polo. Deze Polo stond 6 a 7 meter schuin voor mij, een beetje naar links. De man stapte achter het stuur, de vrouw op de passagiersstoel rechts voor.
(
p. E 0462)
Zij liepen op een normale manier, niet gehaast.
(
p. E 0463)
De auto is weggereden. Ik heb niet meer op die auto gelet tot het moment dat de auto stil staat met zijn voorbanden bij de drempel aan het einde van de straat. Ik zag dat het linker portier aan de bestuurderskant open stond.
Ik zag de auto, de deur open, de bestuurder en [slachtoffer] . [slachtoffer] stond voor bij de bakker op de straat, niet op de stoep. De man stond dicht bij [slachtoffer] . Er werd geduwd door die man. Ik heb [slachtoffer] niet zien duwen. Ik zag dat de man duwde met twee handen vooruit tegen de schouders of borst van [slachtoffer] . De man was een kop groter als [slachtoffer] .
Na enkele seconden zag ik dat de bestuurder terugliep naar de auto, instapte en de deur open liet staan. Wat hij in de auto deed heb ik niet gezien.
(
p. E 0464)
Toen ik weer naar links keek zag ik [slachtoffer] tussen de auto. Hij was alleen, er was niemand bij hem in de buurt. Ik zag dat hij zijn linker hand in zijn hals had. Hij liep al te strompelen. Ik zag de eerste kots van bloed al.
Getuige [getuige 2] verklaart op 26 juni 2008 ten overstaan van de politie (E. 0481- 0483):
(
p. E 0481)
Vrijdag 20 juni ben ik thuis geweest tot 23.30 uur, tot het einde van de voetbalwedstrijd Turkije-Kroatië. Omstreeks 23.35 uur ben ik naar de zaak [
het hof begrijpt: restaurant [horecagelegenheid 3] gevestigd [adres 1]] gereden. Ik was daar tegen 23.45 uur. Ik zat alleen in mijn BMW. Ik ben op het plein bij de bakker, een Marokkaanse bakker op de hoek, de Edisonstraat ingereden. Ik kwam daar bij een drempel en kon er niet door. Er stond een auto op de weg. Deze auto stond met de neus naar mij, in de verkeerde richting. De deur aan de bestuurderskant stond open. Ik kon er niet door en heb mijn auto op de drempel stil gezet, op de handrem. De motor liet ik draaien. Ik zag dat [slachtoffer] tussen geparkeerde auto’s staan.
(
p. E 0482)
Bij de auto op de weg stond ook een man. [slachtoffer] stond op een afstand van 5 meter van die andere man. Zij stonden boos kijkend tegenover elkaar. Ik ben uitgestapt. Ik had het idee dat er iets aan de hand was. Ik heb in het Turks aan [slachtoffer] gevraagd of er iets aan de hand was. Hij zei: "Nee, niets aan de hand." Ik ben tussen de mannen gaan staan en heb gezegd: "Jongens, kom op, niet doen." [slachtoffer] bleef staan waar hij stond, die andere man bleef ook staan waar hij stond. Ik dacht: "Er is niets aan de hand" en ben in mijn auto gestapt. Ik kon er niet langs en ben omgereden achter het blok langs. [slachtoffer] droeg een groen shirt en een spijkerbroek. [slachtoffer] had ook niets in zijn handen.
Getuige [getuige 3] verklaart op 18 juli 2008 ten overstaan van de politie (E. 0574 - 0580 ):
(
p. E 0575)
Ik woon op de [adres 3] in Breda. Ik was samen met mijn buurman. Hij heet [getuige 4] . Wij stonden toen op mijn balkon, van waaruit ik direct zicht heb op de Edisonstraat. Het gebeurde schuin onder mijn balkon, gezien vanaf mijn balkon links daarvan. De afstand vanaf het balkon tot de plaats van het incident bedraagt ongeveer 10 meter.
(
p. E 0576)
Ik zag een Turkse man [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] slingerend over het trottoir vanuit de richting van café [horecagelegenheid 1] aan komen lopen. Dit is het trottoir direct onder mijn balkon gelegen. Ter hoogte van de dönerzaak zag ik hem de rijbaan op lopen. Ik zag vanuit de richting van café [horecagelegenheid 1] een auto in verboden richting deze man tegemoet komen rijden. Ik zag die auto remmend aan komen rijden. Een zwarte Volkswagen Golf met een buitenlands kenteken. Ik zag een man achter het stuur zitten en op de bijrijdersplaats een jonge vrouw zitten. Ik hoorde dat die auto toeterde. Ik zag dat de Turkse man een opwaartse armgebaar maakte en daarbij hoorde ik hem "fuck you" roepen. Hierop toeterde die auto weer.
Ik zag dat deze Turkse man vervolgens over deze rijbaan in de richting van de Marconistraat verder liep. Hij liep daarbij aan de zijde van het trottoir. Ter hoogte van de bakkerij stond een witte BMW met een Duits kenteken op de rijbaan geparkeerd aan de zijde van het trottoir met de voorzijde in de richting van café [horecagelegenheid 1] . Ik zag dat de Golf ter hoogte van die BMW stopte. De bestuurder opende het linker portierraam en riep tegen die Turkse man. De Turkse man stond toen tussen die BMW en die Golf.
(
p. E 0577)
Ik zag dat de bestuurder vervolgens uitstapte. Ik hoorde die bestuurder weer roepen waarom hij problemen met hem zocht. Ik zag dat die bestuurder met zijn rechtervuist hard tegen de linker zijruit van zijn auto sloeg. Dat gaf een grote knal. Ik dacht eerst dat hij die ruit kapot had geslagen.
Op dat moment zag ik een Turkse man aan komen rijden in een rode BMW. Hij kwam over de Edisonstraat uit de richting van de Nieuwe Kadijk en reed vervolgens naar rechts de Marconistraat op. Hij bracht zijn auto op de Marconistraat tot stilstand enkele meters voorbij de bocht aan de rechterzijde van de weg. Ik zag dat hij uitstapte en schuin de Marconistraat overstak en naar de ruzie makende mannen liep. Ik zag dat hij tussen hen in ging staan. Ik hoorde hem tegen de bestuurder van de Golf zeggen: "Laat hem maar want hij is zat. Je kunt beter gewoon weg gaan" of woorden van gelijke strekking. Tegen de Turkse man hoorde ik hem zeggen dat hij geen problemen moest zoeken en beter weg kon gaan. Ik hoorde dat deze hierop zei: "Sorry, oké." en zag dat hij vervolgens weg liep. De bestuurder zag ik hierop in de auto stappen.
(
p. E 0579)
Ik zag dat die dronken Turkse man, die op dat moment weer terug naar de Golf kwam gelopen diverse keren zijn middelvinger opstak en tegen de bestuurder riep: “Fuck you”. Ik zag dat de bestuurder vervolgens met zijn bovenlichaam in de richting van de bijrijdster boog en iets pakte. Ik zag dat hij vervolgens uitstapte en gelijk met zijn rechterhand een snelle slagbeweging maakte in de richting van de linker halsstreek van de dronken Turkse man. Ik zag dat deze Turkse man een achterwaartse beweging maakte. Ik zag dat hij hierna voorover boog en met beide handen naar zijn hals pakte. Ik zag dat de man hevig begon te bloeden uit zijn nek. Het bloed golfde er uit. Ik zag dat de bestuurder van die Golf gelijk in zijn auto stapte en met piepende banden weg reed.
Getuige [getuige 4] verklaart op 22 juli 2008 ten overstaan van de politie (E 0587 – 0591):
(
p. E 0587)
Ik zat in de kamer van [getuige 3] . Hij is mijn buurman bij mij in huis. Ik ging naar hem toe net voor de tweede helft van de wedstrijd Turkije-Kroatië. Nadat de voetbalwedstrijd afgelopen was hoorden we dat er iets aan de hand was, een scheldpartij in het Turks. Toen ik net opstond om weg te gaan hoorde ik scheldwoorden in het Turks buiten. Ik kon dit horen omdat de balkondeur open stond. Ik was inmiddels naar het balkon gelopen en ik zag een man die ik niet ken en bij die man zag ik een donkerkleurige Volkswagen Golf. De man die aan het schelden was is de man die later werd neergestoken.
(
p. E 0588)
De man die later is overleden stond beneden bij onze voordeur te schelden toen de auto voorbij kwam rijden. De auto reed toen enkele meters voorbij de man en kwam toen terug gereden. De auto stond toen bijna aan het einde van de straat. Ik zag dat de man die later werd neergestoken toen naar de auto liep. Ik zag dat deze man aan de bestuurderszijde van de auto stond en ik zag dat de bestuurder zijn portierraam open deed. Ik hoorde dat er werd gesproken. Vervolgens zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen uit de auto stapte.
(
p. E 0589)
Ik zag dat de man op zijn auto sloeg en vervolgens de scheldende man wegduwde. Ik zag dat de scheldende man weer terug kwam. Ik zag dat de bestuurder van de auto zich toen omdraaide in de richting van de auto. Hij ging naar voren in de auto bukken. Vervolgens zag ik dat hij omdraaide en zag ik dat hij met zijn rechterhand een slaande beweging maakte naar de scheldende man. Ik zag dat de man met zijn rechterhand sloeg in de richting van de linkerzijde van de nek of gezicht van de scheldende man. Ik zag dat de scheldende man naar zijn gezicht en zijn nek greep. Ik zag dat er toen wat mensen erbij kwamen en dat de man op een stoel werd gezet voor een van de horecazaken aldaar. Even later zag ik de Politie en de Ambulance. Nadat de bestuurder van de Volkswagen de scheldende man had geslagen zag ik dat hij in zijn auto stapte en heel snel wegreed. Ik hoorde het bloed gewoon stromen uit de wond bij de gewonde man.
Getuige [getuige 5] verklaart op 21 juni 2008 omstreeks 00.30 uur ten overstaan van de politie (E 0385 - 388):
(
p. E 0385)
Ik kwam op 20 juni 2008 omstreeks 23.35 uur op het plein van de Edisonstraat te Breda aan. Ik stond te kijken hoe Turkse mensen hun overwinning aan het vieren waren. Ik stond ergens halverwege het plein toen ik in de verte twee mensen zag en hoorde bekvechten. Dit was ter hoogte van de [bakkerij] op het Edisonplein [
het hof begrijpt: Edisonstraat ter hoogte van [huisnummer 1]] Ik zag dat de personen elkaar stonden te duwen. Ik liep er naar toe en stond op dat moment op een afstand van ongeveer 10 meter te kijken. Ik zag een donkerkleurige Volkswagen Polo staan met een Duits kenteken. Ik zag dat deze ter hoogte van de genoemde [bakkerij] stond. Ik zag dat de beide voorportieren van de auto openstonden. Ik zag dat aan de bij rijderskant een vrouw stond te kijken in de richting van de twee ruziënde personen. Ik zag dat er twee personen op de stoep bij een lantaarnpaal ter hoogte van het [bedrijf] stonden [
het hof begrijpt: Edisonstraat ter hoogte van [huisnummer 2]]. Ik zag dat het latere slachtoffer [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] stond te lachen, en ik zag dat deze persoon dronken was. Ik zag tevens dat er voor de donkerkleurige polo een rode BMW van een ouder model stil stond met zijn neus richting de neus van de donkerkleurige Polo. Ik zag dat deze niet verder kon rijden in de richting van de parkeerstrook omdat de donkerkleurige Polo de doorgang belemmerde. Ik hoorde de andere persoon, de verdachte [
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]], in het vermoedelijk Joegoslavisch iets zeggen. Ik zag dat de verdachte agressief werd en hoorde dit ook aan zijn stem.
(
p. E 0386)
Ik hoorde dat hij aan het schelden was in een taal die ik herkende als zijnde Joegoslavisch of iets dergelijks, ik kon niet verstaan wat hij zei maar hoorde en zag dat hij zich heel agressief gedroeg. Ik weet niet wat de aanleiding was van de ruzie maar ik zag dat de verdachte het latere slachtoffer hard achteruit duwde. Ik zag dat het latere slachtoffer hierop alleen maar bleef lachen. Ik zag dat de verdachte terugliep naar de donkerkleurige Polo. Ik zag dat de verdachte iets pakte vanuit de ruimte tussen de bestuurderstoel en de dorpel. Ik zag dat het voorwerp klein was en glinsterde in het schijnsel van de verlichting en vermoedelijk van metaal was. Ik zag dat de verdachte het voorwerp aan de voorzijde van zijn broekriem stak. Ik zag en hoorde dat de vrouw die inmiddels ingestapt was aan de bijrijderszijde van de auto naar de verdachte aan het roepen was in het vermoedelijk Joegoslavisch. Ik zag dat de verdachte hierop alleen maar bozer werd maar toch met een been instapte. Ik zag dat de verdachte bij het instappen nog een keer omkeek naar het latere slachtoffer. Ik zag dat het latere slachtoffer op dat moment nog steeds stond te lachen en dat de verdachte hierop nog bozer werd en toch weer uit de auto stapte. Ik zag dat de verdachte met kracht zijn vlakke hand tegen de zijruit van zijn eigen auto sloeg. Ik zag en hoorde dat de vrouw op de bijrijdersstoel zat te schreeuwen tegen hem, echter dat de verdachte in de richting van het latere slachtoffer liep. Ik zag dat hij hierop een meter voorbij de lantaarnpaal, waar het latere slachtoffer nog steeds stond met de duimzijde van zijn rechtervuist een slag in de linkerzijde van de nek van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer naar zijn nek pakte.
Ik zag dat de verdachte hierop nogmaals een klap met de duimzijde van zijn rechterhand in de linkerzij van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer inmiddels uit zijn mond en neus begon te bloedden en ik begreep op dat moment dat de verdachte met een mes had gestoken in de nek en de linkerzijde van het slachtoffer. Ik zag dat de verdachte hierop hard terug rende naar de donkerkleurige Volkswagen Polo. Ik hoorde dat de auto met piepende banden wegreed.
Ik heb op 20 juni 2008 te 23.50 uur de politie gebeld en heb hierna samen met omstanders het slachtoffer op een stoel gezet en heb getracht het bloedden te stelpen totdat de ambulance en politie aanwezig was.
Getuige [getuige 6] verklaart op 25 juni 2008 ten overstaan van de politie (E 0476 – 0479), als volgt weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , d.d. 26 juni 2008:
(
p. E 0476)
[getuige 6] verklaarde op vrijdag 20 juni 2008, omstreeks 23.30 uur, wakker geworden te zijn naar aanleiding van het lawaai van feestende mensen op straat naar aanleiding van de overwinning van het Turkse voetbalteam op Kroatië. [getuige 6] verklaarde op het plein uitgekeken te hebben en te hebben gezien dat bij de inrit van het plein ter hoogte van de bakkerij een rode auto, zeer waarschijnlijk merk BMW, stilstond. Volgens de getuige stond bij deze BMW op het plein een kleine groene auto, mogelijk Polo of Peugeot, met de voorzijde in verboden rijrichting. [getuige 6] verklaarde dat bij de groene auto aan de bestuurderskant een man buiten de auto stond.
(
p. E 0477)
Volgens de getuige liep ter hoogte van de bakkerij een hem als klant bekend zijnde man. De getuige verklaarde de volgende dag van iemand gehoord te hebben dat deze klant [slachtoffer] heette.
[getuige 6] verklaarde [slachtoffer] tegen de man bij de groene auto te hebben zien praten. Op welke manier dit gebeurde of wat er werd gezegd, verklaarde de getuige niet gezien of gehoord te hebben.
[getuige 6] verklaarde dat de man bij de groene auto op enig moment hard tegen de groene auto sloeg ter hoogte van de linker achterruit. De getuige verklaarde op dat moment in de gaten te hebben gekregen dat er iets aan de hand was en was daarom blijven kijken. [getuige 6] verklaarde dat de man bij de groene auto kort hierop naar [slachtoffer] liep en hem een duw gaf, ongeveer anderhalve meter naar achteren. Volgens [getuige 6] reageerde [slachtoffer] hier verder niet op en ging zelfs met de armen over elkaar staan. Volgens de getuige liep de man bij de groene auto vervolgens naar die auto toe en pakte iets bij of onder de bestuurdersstoel wat de man vervolgens achter zich ter hoogte van zijn broeksband weggestopte.
[getuige 6] verklaarde niet gezien te hebben wat de man uit de auto had gepakt. Volgens de getuige was de man na het zogenaamde wegstoppen ter hoogte van de broeksband bij de auto blijven staan. Volgens [getuige 6] bleef [slachtoffer] op ongeveer 3 a 3,5 meter afstand op het trottoir richting de man staan praten. [getuige 6] verklaarde dat de man bij de groene auto vervolgens achter het stuur in die auto gaan zitten, waarbij het portier dicht werd gedaan. Volgens [getuige 6] kwam [slachtoffer] naar de groene auto gelopen en ging deze daar op een afstand van ongeveer anderhalve meter ter hoogte van het portier heen en weer lopen. Volgens de getuige liep [slachtoffer] daarbij richting de auto te praten. Toen [slachtoffer] volgens de getuige weer op een afstand van ongeveer 3 a 3,5 meter van de auto op het trottoir ging staan en iets richting de groene auto zei, zag de getuige de bestuurder van de groene auto snel uitstappen, naar [slachtoffer] lopen en één snelle handbeweging richting de halsstreek maken. [getuige 6] verklaarde dat [slachtoffer] in reactie op die beweging met beide handen naar de halsstreek pakte.
(
p. E 0478)
De getuige [
het hof begrijpt: [getuige 6]] verklaarde dat de man uit de groene auto na de handbeweging snel in de auto stapte en wegreed.
Getuige [verdachte] , echtgenote van de verdachte, verklaart ten overstaan van de politie op 19 november 2019, aanvullend procesdossier (APD 048-064):
Het verhoor werd afgenomen middels de vraag-antwoord methode.
(
p. APD 061)
A: (…) We liepen naar onze auto en gingen in de auto zitten. [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte] zat op de bestuurdersstoel en ik zat er naast. We moesten eerst achteruit rijden om verder te kunnen rijden. Ineens stond [slachtoffer] [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] voor onze auto. We konden niet verder rijden. [slachtoffer] sloeg twee a drie keer met beide vuisten op de motorkap. [verdachte] vroeg zich af waar dit over ging.
[verdachte] zei zelf: “wat wilt die man/gozer van ons, er is iets niet helemaal goed met hem”. Vervolgens liep [slachtoffer] naar de linkerzijde van de auto, de bestuurderskant, dus aan de kant van [verdachte] . [slachtoffer] begon met zijn vuist tegen het raam te slaan. [verdachte] deed het raam open. [slachtoffer] begon te gillen: “Ze is een hoer ze is een hoer, ik wil met haar slapen en als ze dat niet doet dan haal ik vrienden uit het café om mij te helpen.” (…)
A: Op dat moment begint [slachtoffer] te gillen. Hij heeft van alles gezegd. Ik kon zien dat [verdachte] nerveus en opgewonden was geworden. Ik zag dat [verdachte] uit de auto stapte. Ik stapte ook uit. Ik probeerde de boel te sussen. [verdachte] zei: “ moet je zien, hij is helemaal gestoord. ” Toen gaf [verdachte] [slachtoffer] een duw met platte open hand.
V: Waar duwde [verdachte] [slachtoffer] naar toe?
A: Gewoon weg van de auto was
V: Toen [slachtoffer] aan het schelden was, welke taal sprak hij toen?
A: Dat was in het Nederlands.
(p.
APD 062)
V: Maar jullie verstaan geen Nederlands?
A: Mijn man verstaat Nederlands. (…)
V: Jullie stappen uit, [verdachte] heeft [slachtoffer] een duw gegeven?
A: Ik probeerde [verdachte] weg te trekken. Ik zei : “kom laat hem maar, hij is gestoord en niet de moeite waard. [slachtoffer] zei dat als ik niet met hem mee zou gaan, hij vrienden uit het café zou gaan halen en mij zou verkrachten.
V: Maar u spreekt geen Nederlands, dus u heeft dit later gehoord.
A: Ik heb “hoer” kunnen verstaan.
V: Maar de rest van de woorden?
A: [verdachte] heeft dit later tegen mij gezegd. Ik kende zelf alleen het woord “hoer”. (…)
V: Toen [verdachte] een duw gaf aan [slachtoffer] waar stond [verdachte] toen?
A: [verdachte] was bij de auto en heeft [slachtoffer] daar weg geduwd. (…)
V: Wat gebeurde er toen?
A: Op dit punt was [verdachte] nerveus en bang. Ik ben zijn vrouw en kan dat aan hem zien.
Nadat [verdachte] [slachtoffer] weg had geduwd, zijn we terug in onze auto gestapt en gingen zitten in de auto. Ik zag dat [slachtoffer] weer naar ons toe liep. Ik zag dat [slachtoffer] zijn rechterhand achter zijn rug hield bij zijn riem. (…)
A: (…) Wij zaten in de auto. [slachtoffer] kwam dus hele snel nog een keer naar de auto toe. Hij hield zijn rechter hand de hele tijd op zijn rug bij zijn riem. Met zijn linker vuist sloeg hij op de motorkap van onze auto in de buurt van het raam aan de bestuurderszijde. Daarna probeerde [slachtoffer] de deur waar [verdachte] zat met zijn linkerhand open te krijgen. Hij kreeg de deur open. Ik zag dat hij iets probeerde met zijn rechterhand te doen. Ik zag dat [verdachte] uitstapte. (…) [verdachte] heeft dat ding gepakt wat hij gepakt heeft en heeft alleen maar dit gedaan.
O: Getuige maakt met haar hand zwaaiende bewegingen vanuit elleboog, korte bewegingen van links naar rechts en terug.
V: Hoe ver stond [slachtoffer] van [verdachte] vandaan op dat moment?
A: Ze stonden dicht bij elkaar. Ik denk een halve meter ongeveer. Voor mij is het lastig om exact de afstand aan te geven omdat ik in de auto zat op dat moment.
V: Wat had [verdachte] gepakt waarmee hij zwaaiende bewegingen maakte?
A: Een Zwitsers mes. (…)
(
p. APD 063)
V: [slachtoffer] had de deur open gedaan waarop [verdachte] met mes was uitgestapt en zwaaide bewegingen maakte, hoe ging dit?
A: Nadat [slachtoffer] met zijn linkerhand de deur had opengemaakt, probeerde hij [verdachte] met zijn rechterhand te slaan. [verdachte] stapte uit en pakte dat mes en maakte zwaaiende bewegingen. (…)
V: [verdachte] maakte zwaaiende bewegingen en toen?
A: Na die zwaaiende bewegingen, kon ik zien dat [slachtoffer] zijn linkerhand op zijn linker hals legde ter hoogte van zijn halsslagader.
V: Je zit in de auto, [verdachte] maakt een beweging met het mes. Het moment dat [verdachte] met het mes de nek van [slachtoffer] raakt, welk moment was dat?
A: Ik heb dat moment niet gezien. Het is heel erg snel gegaan want zijn rechterarm zat in de weg. Ik bedoel hiermee de rechterarm van [slachtoffer] .
V: [slachtoffer] staat bij deur van [verdachte] , [slachtoffer] maakt de deur open en wilt [verdachte] slaan. Toen heeft [verdachte] het mes gepakt uit het bestuurders portier en ging voor [slachtoffer] staan op een halve meter afstand.
A: [slachtoffer] maakte slaande beweging. Hij was ook diegene die naar [verdachte] ging. [verdachte] stapte uit de auto, pakte het mes en maakte zwaaiende bewegingen.
V: U zit op de bijrijders stoel en u ziet dus niet het moment dat het mes van [verdachte] de nek/hals van [slachtoffer] raakt.
A: Nee, ik heb het moment niet kunnen zien, van messteken in de hals.
V: Hoe hield [slachtoffer] zijn arm dan?
A: Hij hield deze voor zijn voorhoofd. [slachtoffer] maakte een slaande beweging . [verdachte] kon die ontwijken en vervolgens heeft [verdachte] zwaaiende bewegingen gemaakt.
Verklaringen bij de rechter-commissaris en raadsheer-commissaris
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 6] op 7 februari 2020 verklaard dat wat hij 11 jaar geleden heeft verteld tegen de politie naar waarheid was en dat hij nu niet meer over details kan praten. Het weet nog wel dat het opviel dat de ene de ander had geduwd en deze daaruit drie meter achteruit is gegaan. Dat daarna de ene naar de auto is gegaan om iets te halen en daarna heeft geslagen. Dat die dader is gevlucht.
Getuige [getuige 3] heeft op 11 februari 2020 verklaard dat hij een meneer zag die dronken was, die zat te wankelen en vanuit het café kwam aanlopen. Hij kwam op de weg en er kwam een auto aanrijden. Hij kwam tegen de bumper van de auto en kantelde een beetje tegen de motorkap. Met die meneer bedoelt hij een Turkse dronken man. Deze maakte handgebaren uit boosheid. Hij zag de bestuurder buigen in de auto en pakte iets tevoorschijn. Toen maakte hij een zwaaiende beweging langs de keel van de meneer. Hij raakte de Turkse man bij de keel.
[getuige 5] heeft op 7 februari 2020 verklaard dat hij zag dat de man die is overleden niet nuchter was. Hij zag een opgefokt mannetje dat een beetje duwde en trok. Dat ging tot aan de bakker op de hoek. Hij zag dat verdachte naar de auto liep en iets pakken. Vervolgens ziet hij de verdachte uithalen naar het slachtoffer en nog een keer op zijn zij.
[getuige 4] heeft op 11 februari 2020 verklaard dat hij iemand in het Turks hoorde schelden op het moment dat een auto passeerde, dat de auto is gestopt. Dat een man uitstapte, een duwende beweging maakte, dat die ander naar de bestuurder kwam en iets zei. Toen heeft de chauffeur gebukt en maakte een zwaaiende beweging. De man kwam met gebaren, beledigingen en scheldwoorden op de chauffeur af maar werd weggeduwd.
Op verzoek van de verdediging zijn in hoger beroep de getuigen [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 3] en [getuige 4] opnieuw gehoord op 31 mei en 2 september 2022.
Getuige [getuige 5] verklaart bij de raadsheer-commissaris dat het slachtoffer bij de bakkerij zijn middelvinger opstak. De verdachte liep naar de auto en pakte iets. Hij gaf toen een klap richting het hoofd. De glimlach ging toen van het gezicht van het slachtoffer af en hij zag een hoop bloed. De verdachte liep toen weer naar het slachtoffer en gaf een klap in zijn zij en toen zag de getuige dat het groene shirt van het slachtoffer rood werd en toen wist hij dat het een steekwond was.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij zag dat de een de ander duwde en dat op een bepaald moment de een naar de auto ging, terugkwam en een stekende beweging maakte.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een meneer zag wankelen vanaf de stoeprand over de weg. Deze had gedronken. Toen kwam er een auto. Hij ging voor de auto en sneed de auto af. De chauffeur gebaarde uit de weg te gaan. De dronken man bleef gebaren maken.
De man ging niet opzij en toen raakte de auto hem. De man achter het stuur pakte iets, stapte uit en maakte een beweging richting de keel van de man. Hij hoorde een sissend geluid.
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft – zakelijk – weergegeven het volgende verklaard.
Op 15 november 2019, ten overstaan van de rechter-commissaris (proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 15 november 2019):
Ik was daar [
het hof begrijpt: aan de Edisonstraat in Breda] met mijn vrouw. Wij liepen naar buiten, uit het café [
het hof begrijpt: Café [horecagelegenheid 1] gevestigd [adres 2]]. Wij wilden de auto instappen. Wij gingen de auto in. Wij gingen rustig uit het parkeervak.
Op een gegeven moment kwam een man tevoorschijn en hij stopte onze auto. Die man legde een hand aan de linkerkant van de motorkap en de andere aan de kant van mijn deur. Aan zijn gezichtsuitdrukking zag ik dat hij kwaad was. Het leek net of hij gek was. Hij begon te schreeuwen, te dreigen. Ik heb wat woorden kunnen begrijpen/verstaan. Niet alles. Ik heb begrepen dat hij mij en mij vrouw iets wilde aandoen. Toen kwam hij bij mijn raam en toen sloeg hij op dat raam. Ik heb toen het raam opengedraaid. En voor zover ik kon verstaan, had hij hele lelijke woorden gezegd tegen mij en mijn vrouw. Hij zei: “ik vermoord je, ik doe je wat aan. Ik vermoord je en ik verkracht je vrouw samen met mijn vrienden”. Hij stond dus naast mijn deur en het was nog bij het café en hij wees zo ‘daar zijn mijn vrienden’. Ik heb gevraagd: wat heb ik je aangedaan, heb ik je beledigd ofzo? Hij wilde niet ophouden, hij ging gewoon door. Hij probeerde mijn deur open te trekken. Toen ben ik uitgestapt. Mijn vrouw stapte toen ook uit. Hij begon toen nog tegen mijn vrouw te praten: ‘je vrouw is een hoer’, lelijke woorden te zeggen. Hij gedroeg zich alsof hij gek was, hij was heel agressief. Al die tijd zat hij met zijn hand aan de zijkant achterop zijn rug, alsof hij daar iets had zitten.
Hij ging steeds verder naar mij toe, of naar ons toe. Toen dacht ik ook, toen zei ik: ‘Laat ons met rust’ en heb ik met mijn hand op de auto geslagen. Hij ging steeds door met de dreiging. Ik was bang en ik had in de autodeur zo’n klein mesje. Dat was iets om je nagels mee te verzorgen. Zoiets. Want die meneer wilde ik met dat mesje bang maken, zo van: ‘ga nou weg’. Ineens sprong hij naar mij toe.
Hij liep naar mij toe, wilde mij vastpakken. Ik zwaaide met mijn rechterarm. Ik zwaaide naar zijn hand, want hij ging met zijn arm naar mij toe. Mijn bedoeling was om hem bang te maken, zodat hij ons met rust liet. Toen ik met mijn rechterhand/arm zwaaide is hij achteruit gedeinsd. Toen ben ik in de auto gestapt en ben ik weggereden.
Op 25 november 2019 (proces-verbaal van het 3e verhoor verdachte, aanvullend procesdossier (APD, p. 0097-0108)):
Het verhoor werd afgenomen middels de vraag-antwoord methode.
(
p. APD 0101)
V: Heeft er zich nog iets afgespeeld tussen het vertrek in het café en dat je bij jullie geparkeerde auto aankwamen?
A: Nee niets.
V: Toen jullie bij de auto aankwamen, wie ging er achter het stuur zitten?
A: Ik ging achter het stuur zitten en [getuige 7] [
het hof begrijpt: [getuige 7] , echtgenote van de verdachte] ging naast mij zitten.
(
p. APD 0102)
V: Jij verklaarde dat er ineens een man tevoorschijn kwam en dat hij de auto stopte. Had u die man eerder gezien?
A: Nee. Ik kan geen duidelijk antwoord geven of ik hem eerder had gezien.
V: Waar kwam hij vandaan?
A: (…) Toen wij achteruit staken met de achterzijde richting het café stonden wij parallel aan de winkels. Toen stond die man ineens voor de voorkant van auto. Hij deed zijn beide handen op de motorkap in de buurt van de linker koplamp en hij begon te praten. (…)
A: (…) Ik kon zien dat hij heel raar over kwam. Hij maakte hele vreemde bewegingen. Ik heb op geen enkele moment een ruzie of discussie gehad met hem. Hij probeerde het slot van het bestuurdersportier van mijn auto te pakken. Mijn eerste reactie was om het raam naar beneden te doen en hem te vragen wat hij wilde. Ik probeerde hem te vragen of ik hem wat aangedaan had of misschien hem had beledigd? (…)
A: Ik heb eerst geprobeerd om met die man te communiceren. Sommige dingen die hij zei verstond ik wel. Hij zei o.a.: “Ik wil je vrouw neuken en wil haar verkrachten”. Hij riep dat in het Nederlands. Ik kon dat wel verstaan. (…) Ik heb wel kunnen volgen wat hij zei, het was niet zo ingewikkeld. Bovendien bleef hij die woorden herhalen.
Er was iets aan de hand met hem. Hij leek onder invloed ergens van. Ik weet niet of hij dronken was of onder invloed van drugs. Ik heb hem toen een duw gegeven. Hij kwam heel raar over. Het was heel vreemd. (…) Hij leek op een gestoorde. Zijn blik was heel raar. Hij keek mij en mijn vrouw aan op een hele rare manier.
(
p. APD 0103)
V: Waar was u bang voor dat wat hij ging doen?
A: Ik was inderdaad bang, ik was alleen met mijn vrouw terwijl hij die rare bewegingen bleef maken. Hij bleef hierbij terugkijken naar het café. Hij zei hierbij iets wat ik wel kon verstaan. Hij zei namelijk dat hij zijn vrienden uit café zou roepen terwijl zijn bewegingen, gebaren vreemd en raar bleven. Hij ging steeds aan zijn rechterheup zitten alsof hij daar iets wilde pakken of grijpen.
V: Wat bedoelt u met rare bewegingen?
A: Deze bewegingen bestonden onder andere uit met de linker wijsvinger wijzen naar mij en mijn vrouw, de rechterhand wijzend naar het café. Hij bleef met zijn rechterhand aan zijn rechterheup zitten. Ik kreeg de indruk dat hij daar iets had.
Ik kreeg echt de indruk dat hij me wilde laten weten dat hij daar iets had. (…) Ik zag wel duidelijk dat al deze 3 bewegingen een betekenis hadden. Hij hield steeds oogcontact met mij toen zijn hand naar zijn rechterheup ging. Ik denk dat hij duidelijk wilde maken dat ik wist dat hij daar iets had. (…)
V: Had die man iets in zijn handen?
A: Ik kon het niet goed zien (…).
V: Waar was je dan bang voor?
A: (…) Niet alleen zijn uiterlijk maar ook zijn gebaren maakten mij bang. Ik was zo bang omdat ik niet wist of hij vrienden had in het café en omdat het donker was. Hij was onder invloed en ik was alleen met mijn vrouw. Het café was dichtbij en mogelijk dat hij vrienden daar had. (…)
V: U verklaarde dat u een mesje pakte uit de auto. Kunt u dat mes is omschrijven voor ons.
A: Ik weet niet hoe ik het mes moet noemen. Het is een multifunctioneel mes waar je steeds iets anders uit kunt klappen, bv. een schroevendraaier, een nagelvijl en nagelknipper. (…)
A: 5 a 6 centimeter is de lengte van het mes als alles is ingeklapt. Als je het mes zelf uitklapt dan is het ongeveer 10 centimeter lang. Het is geen keukenmes of zo, van die lengte. De randen van de houder waren afgerond en de houder was van donker plastic.
V: Hoe zag het mesje eruit?
A: Het was een klein mesje met aan 1 kant een scherpe rand. Uitgeklapt was het lemmet ongeveer 3 a 4 centimeter. (…)
V: Op welk moment dacht u aan het mesje in uw auto? Waarom?
A: Toen ik uit de auto gestapt was heb ik hem een duw gegeven. Ik zei tegen hem dat hij van ons weg moest gaan. Maar ik zag dat hij weer naar mij toeliep. Op dat moment heb ik het mesje gepakt.
V: Waarom heeft u het mes gepakt?
A: Ik was heel bang. Hij leek alsof hij van plan was om ons op te eten. Zijn hand bleef bij zijn rechterheup reiken en ik dacht “hij probeert mij te laten weten dat hij iets heeft.”. Ik dacht dat als ik hem ook zou laten weten dat ik iets ook iets had dan zou hij ons met rust laten en weggaan.
(
p. APD 0104)
V: U verklaarde dat u de man bang wilde maken met het mesje. Hoe hield u het mesje beet?
A: Ik hield het in mijn rechterhand vast. (…) Ik hield het mes vast in mijn rechterhand tussen duim en wijsvinger waarbij het lemmet niet was uitgeklapt. Ik kan met niet precies herinneren op welk moment ik het mes heb uitgeklapt. (…) Ik dacht hij zou stoppen maar hij bleef onze richting opkomen.
V: Wat gebeurde er toen u het mes beet hield?
A: Hij maakte ineens een hele snelle beweging met zijn rechterhand waarbij de rechterschouder en hand in mijn richting kwamen. Ik werd daar ontzettend bang van en deed mijn ogen dicht en maakte een zwaaiende beweging met mijn rechterhand. Mijn linker onderarm hield ik voor mijn gezicht. De afstand tussen ons was iets minder dan een halve meter. Na deze beweging maakte de man 1 of 2 stappen achteruit en ik dacht dat we konden gaan. We zijn toen in de auto gestapt en weggereden. Ik had absoluut nooit gedacht dat ik hem bezeerd had. (…) Ik heb het niet eens kunnen zien omdat ik mijn linkerhand heb gebruikt om me te beschermen. (…)
(
p. APD 0105)
We waren onderweg toen ik ineens het idee kreeg om het mes weg te gooien. Dat idee kwam zomaar als een impuls.
Op 13 juli 2020 (verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg (proces-verbaal van de zitting op 13 juli 2020)):
We zijn het café uitgelopen en in de auto gaan zitten. Ik aan de bestuurderskant, mijn vrouw daarnaast. We stonden geparkeerd tussen andere auto’s. Ik reed achteruit. Toen stond die man daar ineens, het latere slachtoffer. Ik kende hem niet. Hij hield zijn hand op de motorkap van onze auto, op zo’n manier alsof hij ons wilde tegenhouden. Hij gedroeg zich vreemd. Hij begon met zijn handen te zwaaien. Hij kwam naar de bestuurderskant gelopen. Hij probeerde mijn portier te openen. Ik deed het raam open. Hij sprak Nederlands, ik kon hem redelijk verstaan. Ik vroeg hem wat hij wilde. Hij begon mij te beledigen. Hij zei: “je vrouw is een hoer” en “ik ga je vrouw verkrachten”. Ik vroeg: “Hebben wij wat gedaan?”. Hij bleef maar doorgaan. Hij probeerde het autoportier open te trekken. Ik was bang, ik was alleen met mijn vrouw. U vraagt mij waarom ik niet weggereden ben. Ik kon niet wegrijden want voor mij stond een rode auto, mogelijk een BMW. Ik ben niet achteruit gereden, ik wist niet wat me overkwam. Hij bleef maar aan het autoportier trekken. Ik probeerde om uit te stappen. U vraagt mij waarom ik uitgestapt ben als ik me zo onveilig voelde. Ik had niet verwacht dat hij mij zou aanvallen. Ik weet ook niet of ik achteruit kon rijden. Ik wilde met hem praten, hij kwam in mijn richting. Hij zei dingen tegen mij, beledigingen. Hij wees naar het café en zei dat hij er mensen bij zou halen. Ik voelde me overvallen. Ik heb gezegd dat hij ons met rust moest laten. Ik heb met mijn hand een “stop”-beweging gemaakt. Het ging eigenlijk zo snel allemaal. Ik heb hem daarbij even aangeraakt maar niet weggeduwd. Ik raakte hem met mijn linkerhand. Eigenlijk heb ik hem niet geduwd. Hij bleef maar praten. (…)
Toen ik opnieuw in de auto ging zitten, was de weg wel vrij om weg te rijden. Hij bleef maar gebaren maken en ook gebaren maken over de voorkant van zijn rechterheup. (…)
Ik heb niet gezien dat hij daar iets had. We hadden een soort van discussie. Ik sloeg daarbij op het dak van mijn auto als soort van een reactie. (…) Ik was bezorgd over mijn vrouw en ik was bang. Daarom wilde ik dat hij weg ging.
Hij kwam opnieuw weer in mijn richting. In het portier van mijn auto had ik een klein mesje liggen. Ik dacht dat hij dan zou stoppen en zou schrikken. Ik stond al bij mijn auto. Ik wilde de auto weer instappen. Hij kwam weer in mijn richting gelopen. Ik heb het mesje gepakt uit het portier. Wanneer ik het mesje heb opengeklapt weet ik niet meer. Hij kwam met zijn vuist in mijn richting.
Ik liep dus richting mijn auto, hij kwam achter mij aan, toen pakte ik het mesje. Ik ben niet in de auto gestapt en niet weggereden omdat hij daar al stond. Hij stond daar met een gebalde vuist. Het was een klein Zwitsers mesje. Het snijgedeelte was ook klein.
Ik verweerde me. (…) Ik hield een hand voor mijn hoofd en heb me daarmee verweerd.
U vraagt mij of ik me bedreigd voelde toen hij op mij afkwam. Ik voelde me niet op mijn gemak. (…) De afstand was toen ongeveer een halve meter, minder nog. Ik heb geen stekende beweging gemaakt. Ik heb een zwaaiende beweging gemaakt met de arm en de hand waarin ik het mes vast had. U vraagt mij of ik een snijdende beweging heb gemaakt. Ik wilde hem eigenlijk van me afduwen. (…)
Ik pakte het mesje en hij kwam al in mijn richting gelopen. Ik heb mijn hand in het vak van het portier gestoken om het mesje te pakken. (…)
Ik hield mijn arm voor mijn ogen en gezicht. Toen heb ik die beweging gemaakt. U houdt mij het relaasproces-verbaal voor en het pathologisch rapport waarin het letsel beschreven wordt. Ik heb geen verklaring voor het letsel op de rug van het slachtoffer. (…)
Ik wilde mezelf enkel verdedigen. U vraagt mij waartegen. Hij liep naar mij toe.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 21 december 2022 heeft de verdachte verklaard dat die dag zijn zoontje werd gedoopt in Rotterdam en ze daarna met familie en kennissen zijn gaan eten in een Grieks restaurant in Breda, waarna hij met enkele vrienden en zijn vrouw iets is gaan drinken in café [horecagelegenheid 1] . Hij is na de wedstrijd in de auto gestapt met zijn vrouw, reed achteruit, wilde vervolgens naar voren rijden maar zag toen een man voor de auto staan met zijn handen op de motorkap.
De man liep naar de verdachte toe en maakte gebaren. Ze konden niet wegrijden. De verdachte pakte een mes omdat de man zich zo gedroeg. De man greep naar zijn broeksband. De verdachte wilde de man afschrikken, zodat de verdachte en zijn vrouw hun weg konden vervolgen. De man bleef doorgaan met bewegingen en kwam richting de verdachte. De man maakte een vuistbeweging. De verdachte haalde toen uit met een mes. Hij heeft één klap gegeven. Het mes heeft hij onderweg weggegooid. Hij is die nacht niet bij zijn vrouw gaan slapen maar bij een kennis en de volgende dag naar Servië vertrokken.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Onder verwijzing naar de door de verdachte, zijn echtgenote [getuige 7] , en de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , afgelegde verklaringen heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Meer in het bijzonder heeft de verdediging gesteld dat het slachtoffer [slachtoffer] als agressor moet worden aangemerkt. Zwaar onder invloed van drank en drugs heeft [slachtoffer] uit het niets de verdachte en zijn vrouw ernstig bedreigd. [slachtoffer] stond ineens voor de auto en maakte vervolgens dreigend kenbaar, met behulp uit het café aanwezige vrienden, seks met verdachtes echtgenote te willen en haar te zullen verkrachten. Ondanks een duw door de verdachte blijft [slachtoffer] in zijn richting komen. Ter afschrikking pakt de verdachte een Zwitsers zakmes. Op het moment dat [slachtoffer] met zijn rechterhand en rechterschouder een snelle beweging in de richting van de verdachte maakt, maakt de verdachte ter verdediging met het mes een zwaaiende beweging. Aldus is volgens de verdediging sprake een verdedigende reactie van de verdachte op een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] .
Subsidiair, indien het hof het beroep op noodweer zou verwerpen, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op
noodweerexcestoekomt en daartoe aangevoerd dat een hevige gemoedsbeweging invoelbaar is.
Meer subsidiair, indien het hof van oordeel is dat de verdachte een beroep op noodweer noch op noodweerexces toekomt, heeft de verdediging naar voren gebracht dat sprake is van putatief noodweer en daartoe aangevoerd dat er verschoonbaar abusievelijk sprake was van een (terechte) noodsituatie door het dreigende geweld, de verrassing, de drukke omstandigheden op straat, de taalbarrière.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Juridisch kader bij de beoordeling van het beroep op (putatief) noodweer(exces)
Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
In zijn arrest van 29 maart 2022 (ECLI:NL:HR:2022:417) heeft de Hoge Raad onder meer het navolgende overwogen:
“2.3.1 Als door of namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, moet de rechter (i) de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken, (ii) beoordelen of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van het verweer is voldaan en (iii) een gemotiveerde beslissing geven op dat verweer.
2.3.2
Bij het onderzoek naar de feitelijke grondslag van het beroep kan betekenis toekomen aan de inhoud en indringendheid van de door of namens de verdachte aangevoerde argumenten. De last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag mag echter niet uitsluitend op de verdachte worden gelegd. (…)
2.3.3
Voor aanvaarding van het beroep is onder meer vereist dat de rechter de feitelijke grondslag ervan aannemelijk acht. Ter verduidelijking van eerdere rechtspraak merkt de Hoge Raad hierover het volgende op. Voor de vaststelling van de feiten en omstandigheden waarop dat beroep steunt, geldt – anders dan voor de beslissing over de bewezenverklaring – niet als maatstaf dat deze feiten en omstandigheden zich ‘buiten redelijke twijfel’ hebben voorgedaan. Bij de beoordeling van de feitelijke grondslag van het beroep op noodweer gaat het er slechts om dat die feitelijke toedracht, gelet op wat daarover door of namens de verdachte is aangevoerd en in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende aannemelijk is geworden. Aan het oordeel dat de gestelde feitelijke grondslag voldoende aannemelijk is geworden, staat enige onzekerheid over de precieze feitelijke toedracht niet in de weg.
2.3.4
Wanneer de rechter de feitelijke toedracht van het beroep niet aannemelijk geworden acht, verwerpt hij het beroep. Ook wanneer hij oordeelt dat de door hem aannemelijk geachte feitelijke toedracht het beroep niet kan doen slagen omdat niet aan de voorwaarden voor de aanvaarding van dat beroep is voldaan, verwerpt hij het beroep. De rechter kan overigens het onderzoek naar de feitelijke grondslag van het beroep achterwege laten, als hij tot het oordeel komt dat – veronderstellenderwijs uitgaand van de aannemelijkheid van de gestelde feitelijke toedracht – het beroep niet kan slagen. Wel moet uit de uitspraak volgen op welke grond de verwerping berust.”
Feitelijke toedracht
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld van welke feiten en omstandigheden uitgegaan dient te worden en vervolgens of de door en namens de verdachte gestelde feitelijke toedracht aannemelijk is geworden.
Bij de vaststelling van de feitelijke toedracht neemt het hof als uitgangspunt de kort na het ten laste gelegde feit afgelegde verklaringen, voor zover die elkaar ondersteunen en ondersteuning vinden in de uit het sectierapport blijkende bevindingen met betrekking tot de letsels van het slachtoffer. Uit die verklaringen blijkt het volgende:
  • na het verlaten van café [horecagelegenheid 1] is verdachte met zijn vrouw naar zijn auto gelopen (
  • het slachtoffer heeft zich eveneens naar buiten begeven en liep slingerend over de Edisonstraat
  • op enig moment is het slachtoffer bij de auto van de verdachte terechtgekomen
  • er heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer
  • het slachtoffer heeft daarbij handgebaren gemaakt en ‘fuck you’ geroepen (
  • de eigenaar van restaurant [horecagelegenheid 3] heeft beiden gesproken en gezien dat het slachtoffer toen niets in zijn handen had, waarna hij is weggereden
  • op enig moment is de verdachte uitgestapt en heeft het slachtoffer geduwd
  • het slachtoffer is weer richting de verdachte gekomen
  • de verdachte is terug naar zijn auto gegaan en heeft een mes gepakt uit zijn auto en daarmee het slachtoffer gestoken in zijn hals en vervolgens in zijn zij
  • de verdachte is ingestapt en weggereden
Bovengenoemde getuigen zijn later allen nogmaals gehoord bij de rechter-commissaris en grotendeels eveneens bij de raadsheer-commissaris in de jaren 2020 en 2022. In hetgeen zij toen, respectievelijk 12 en 14 jaar na dato hebben verklaard ziet het hof geen aanleiding om de in 2008 afgelegde verklaringen onbetrouwbaar te achten. Voor zover daar verschillen in zijn opgetreden kan dit verklaard worden door het lange tijdsverloop sinds het tenlastegelegde. Naar het oordeel van het hof zijn de getuigen in de kern bij hun verklaringen gebleven, zoals afgelegd bij de politie in 2008.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 6]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [getuige 6] als onbetrouwbaar moet worden gekwalificeerd, nu uit zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris blijkt dat hij het incident vanaf grote afstand, ongeveer 75 meter, heeft waargenomen. Het hof ziet echter geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 6] te twijfelen, aangezien uit het door de politie van het verhoor van de getuige in 2008 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen en met name uit de aan dat proces-verbaal gehechte, door de getuige vervaardigde situatieschets blijkt dat de getuige zijn waarnemingen heeft gedaan vanuit het flatgebouw op de Marconistraat, haaks gelegen en met direct zicht op de Edisonstraat ter hoogte van de aldaar op de hoek gevestigde [bakkerij] , alwaar de gewelddadigheden zich hebben afgespeeld. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Tegenover de verklaringen van voornoemde getuigen staat de verklaring van de verdachte en diens echtgenote. Het hof acht de door de verdachte en zijn echtgenote geschetste feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Allereerst heeft de verdachte wisselend verklaard, variërend van “ineens sprong hij naar mij toe” en “hij liep naar mij toe wilde mij vastpakken” (RC 15/09/2019), of “hij maakte ineens een hele snelle beweging met zijn rechterhand waarbij de rechterschouder en hand in mijn richting kwamen (3e politieverhoor verdachte d.d. 25/11/2019 APD p. 105), tot “hij kwam (met zijn vuist) in mijn richting” (ter terechtzitting in eerste aanleg). Daarnaast corresponderen de verklaringen van de verdachte op onderdelen niet met de door zijn echtgenote [getuige 7] hieromtrent afgelegde verklaringen. De verdachte verklaart dat de fysieke escalatie van het conflict zich volledig buiten de auto heeft afgespeeld, terwijl de echtgenote van de verdachte verklaart dat een en ander aanvangt in de auto op het moment dat [slachtoffer] met zijn linkerhand de deur van de auto, waarin zij beiden zitten, open krijgt en de verdachte probeert te slaan.
Voorts verklaren de getuigen niet dat [slachtoffer] op enig moment bedreigingen heeft geuit richting de verdachte en/of diens echtgenote, meer in het bijzonder dat hij gedreigd heeft haar te willen verkrachten en daarvoor de hulp van zijn vrienden bij het café in te roepen. Geen van de in 2008 gehoorde, op de plaats delict aanwezige getuigen, die de aanloop naar en de escalatie van het conflict tussen de verdachte en [slachtoffer] van zeer nabij hebben meegemaakt, hebben gedrag of (een) uiting(en) van [slachtoffer] waargenomen dat overeenkomt (of die overeenkomen) met het door de verdachte en zijn echtgenote [getuige 7] daarvan geschetste beeld. Deze getuigen hebben wel verklaard dat [slachtoffer] dronken was, een middelvinger gebaar heeft gemaakt en daarbij “fuck you” heeft geroepen en andere verwensingen. Dat hij het voorzien zou hebben op de vrouw van de verdachte, in de zin dat hij uit zou zijn op seksueel contact met haar, dat in woord en gebaar duidelijk maakte en dreigde haar zelfs met behulp van zijn vrienden te willen verkrachten, blijkt echter alleen uit de in 2019 en nadien door de verdachte en zijn echtgenote afgelegde verklaringen. Daarnaast verklaart geen van de getuigen over een “aanval” van [slachtoffer] op (het lijf) van de verdachte.
Daar komt bij dat het hof constateert dat de door de verdachte en zijn echtgenote [getuige 7] geschetste gang van zaken, inhoudende het ter verdediging maken van een enkele zwaaibeweging met een mes(je) met een lemmet van 3 à 4 cm, moeilijk in overeenstemming kan worden gebracht met de sectiebevindingen van de patholoog anatoom aangaande de op het lichaam van [slachtoffer] bij leven toegebrachte verwondingen, te weten 1 steekverwonding in de rug, met een steekkanaal van 12 cm, en 2 à 3 steekverwondingen in de hals en de onderkaak. Voorts is tijdens de sectie bij [slachtoffer] een scherprandige, oppervlakkige huidklieving aan de rechterpols waargenomen, hetgeen volgens de patholoog anatoom kan passen bij afweerletsel. Hierbij past minder goed de verklaring van de verdachte dat de verdachte met een enkele ongerichte zwaaibeweging met het door hem beschreven mes bij [slachtoffer] 2 à 3 steekverwondingen in de hals en onderkaak, een diepe steekverwonding in de rug en een oppervlakkige verwonding aan de pols te weeg kan hebben gebracht. De verwonding in de rug kon door de verdachte niet verklaard worden.
Het hof weegt daarbij mee dat de tijdens de sectie bij [slachtoffer] geconstateerde verwondingen echter wel in meer of minder mate corresponderen met de verklaringen hieromtrent in 2008 afgelegd door op de plaats delict aanwezige getuigen. Getuige [getuige 3] neemt een snelle slagbeweging in de richting van de linker halsstreek waar, getuige [getuige 4] een slaande beweging in de richting van de linkerzijde van de nek of gezicht. Getuige [getuige 5] verklaart over het “plaatsen” van een slag in de linkerzijde van de nek en in de linkerzij van [slachtoffer] .
Het bovenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd brengt het hof tot het oordeel dat de door en namens de verdachte aan het noodweerverweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht, inhoudende dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijk aanranding dan wel van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, niet aannemelijk is geworden. Het enkele gegeven dat – zoals ook uit verschillende getuigenverklaringen blijkt – het slachtoffer op een gegeven moment op de verdachte afliep maakt dit niet anders. Het hof verwerpt om die reden het beroep op noodweer.
Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie kan het beroep op noodweerexces evenmin slagen.
Met betrekking tot het beroep op putatief noodweer(exces) overweegt het hof dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden niet is gebleken dat de verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld. Immers is geenszins gebleken dat het slachtoffer iets in zijn handen (heeft ge)had en is onvoldoende komen vast te staan dat het slachtoffer bewegingen heeft gemaakt waaruit de verdachte kon afleiden dat hij een wapen zou gaan pakken. Ook hier heeft te gelden dat het enkele toelopen van het slachtoffer naar de verdachte niet voldoende is om een beroep op putatief noodweer(exces) te doen slagen. Het hof verwerpt derhalve ook dat verweer.
Concluderend: het verweer van de verdediging strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komend in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren en 6 maanden. De verdediging heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ten aanzien van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, op de openbare weg en in het zicht van een groot aantal omstanders, met een mes [slachtoffer] in de hals, net onder de rand van de onderkaak en diep in de rug gestoken, die daardoor is overleden. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan doodslag. De verdachte heeft het slachtoffer, op dat moment 33 jaar oud, het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Aan de nabestaanden is door verdachtes handelen onherstelbaar leed en verdriet toegebracht, zo blijkt ook uit de ter terechtzitting in eerste aanleg namens de dochter en zoon van [slachtoffer] door diens ex-echtgenote voorgedragen slachtofferverklaring. De kinderen van het slachtoffer hebben zonder hun vader moeten opgroeien.
Het opzettelijk iemand van het leven beroven behoort tot de zwaarste categorie feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Zo’n misdrijf is zeer schokkend voor de rechtsorde. Het brengt bij burgers gevoelens van angst onveiligheid teweeg, in het bijzonder nu de verdachte het slachtoffer, onder de ogen van het daar aanwezige publiek, nietsontziend letterlijk uit het leven heeft gestoken. Zij hebben moeten aanschouwen hoe het slachtoffer uit neus en mond golven bloed verloor en aldus in een ware doodstrijd verkeerde, hetgeen op hen een diepe indruk zal hebben gemaakt en achtergelaten.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van andere strafbare feiten. Voorts heeft het hof in dit kader acht geslagen op de op verzoek en door de verdediging ingebrachte, omtrent de persoon van de verdachte door “Forensisch Maatwerk” opgestelde voorlichtingsrapportage d.d. 14 november 2022. Volgens de opsteller van het rapport leidt de verdachte in zijn thuisland een degelijk en ‘burgerlijk’ leven en wordt hij door zijn gezin, familie en de plaatselijke gemeenschap erg gemist. De kans op herhaling van vergelijkbare strafbare feiten wordt door de onderzoeker niet heel waarschijnlijk geacht.
Het nemen van het leven van een ander kan echter niet anders worden bestraft dan met het opleggen van een gevangenisstraf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek van voorarrest, in beginsel passend en geboden is.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Nu de verdachte zich in deze zaak in voorlopige hechtenis bevindt, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 16 maanden nadat hoger beroep is ingesteld.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep is overschreden. Verdachte heeft immers op 27 juli 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden, 31 januari 2023, arrest wijst. Gelet hierop is sprake van overschrijding van ongeveer 14 maanden in hoger beroep. In eerste aanleg is geen sprake geweest van een overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op het vorengaande is sprake geweest van een totale overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep van ongeveer 14 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen is niet gebleken.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd met 12 maanden. Derhalve zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 7.550,00 ter zake van materiële schade, bestaande uit gederfd levensonderhoud door het slachtoffer [slachtoffer] .
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.300,00 ter zake van materiële schade, bestaande uit gederfd levensonderhoud door het slachtoffer [slachtoffer] .
Bij vonnis waarvan beroep zijn beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun respectievelijke vorderingen en is bepaald dat zij hun vordering elk slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Beide benadeelde partijen handhaven hun vordering in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in hun respectievelijke vordering tot schadevergoeding wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.
De raadsman heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien dit nader onderzoek zou vergen ter beantwoording van de vraag of – en zo ja, in hoeverre – het slachtoffer [slachtoffer] daadwerkelijk in het levensonderhoud van de benadeelde partijen zou hebben bijgedragen. Temeer nu uit dossierpagina’s 569 en 570 blijkt dat de moeder van de benadeelde partijen na haar scheiding van [slachtoffer] – het slachtoffer – niet heeft gevraagd om alimentatie, geen bijdragen van hem heeft ontvangen ter voldoening van openstaande schulden, en zij en haar kinderen niet met hem samenwoonden.
Het hof zal derhalve bepalen dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] thans niet in hun respectievelijke vorderingen tot schadevergoeding kunnen worden ontvangen. De benadeelde partijen kunnen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande ziet het hof termen aanwezig om de proceskosten te compenseren dat (telkens) de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 7,500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.500,00 en reeds daarom in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen.
De raadsman heeft zich ter zake van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.500,00, betreffende materiële schade. De door de benadeelde partij gestelde schade is – hoewel summier onderbouwd – niet (inhoudelijk) gemotiveerd betwist en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof zal de geschatte schade vaststellen op een bedrag van € 7.500,00. Dit bedrag komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is derhalve tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het hof zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag – zoals gevorderd – zal worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 3]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade aan het slachtoffer [benadeelde 3] is toegebracht tot een bedrag van € 7.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer aansprakelijk naar burgerlijk recht.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
72 (tweeënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 31 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

BIJLAGE I: BEWIJSMIDDELEN

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL203M/08-015389 van de politie eenheid Midden- en West-Brabant, TGO team 4, TGO EDISON , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1996 (hierna aangeduid als ‘proces-verbaal 1’) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 202M8025 van de politie eenheid Zeeland-West Brabant, Dienst Regionale Recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 121 (hierna aangeduid als ‘proces-verbaal 2’).
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2008, pagina 88-89 van proces-verbaal 1, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zakelijk weergegeven:
Op 20 juni 2008, omstreeks 23.55 uur, kwamen wij verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , aan op de Edisonstraat te Breda, naar aanleiding van een melding van een steekpartij. Wij zijn direct in de richting van het slachtoffer gelopen. Wij zagen dat de man in een terrasstoel zat welke midden op straat stond. Wij zagen dat de man in de stoel hevig bloedde uit zijn mond en neus. Wij zagen dat het bloed van de man donkerrood was van kleur en dat er klonterige stukken uit zijn mond/neus kwamen. Wij zagen dat achter het slachtoffer een jongen stond welke de wond van het slachtoffer dicht drukte met witte servetten. De wond van het slachtoffer zat aan de linkerzijde van zijn nek, onder het oor, achter de kaaklijn.
De wond was een gapend gat van ongeveer 4 cm lang. Het slachtoffer is opgetild en op de brancard de ambulance ingereden. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb in de ambulance de wond in de hals dicht gedrukt. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag dat de bloeding van het slachtoffer steeds heftiger werd en dat er behoorlijke stralen bloed uit zijn mond spoten. In het ziekenhuis aangekomen is het slachtoffer direct naar de traumakamer overgebracht. Ik kreeg daarna de mededeling dat het slachtoffer was overleden. Dit was ongeveer 10 minuten na aankomst in het ziekenhuis.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2008, pagina 94-95 van proces-verbaal 1, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 20 juni 2008 was ik verbalisant [verbalisant 5] belast met een alcoholcontrole voor het district Breda in het teamgebied Breda Noord. Omstreeks 23.50 uur hoorde ik een collega zeggen dat er zojuist een steekpartij had plaatsgevonden op de Edisonstraat te Breda in de volksmond bekend als het Edisonplein. Hierop ben ik direct ter plaatse gegaan.
Ik verbalisant [verbalisant 5] kwam als eerste ter plaatse. Ik heb mijn motor direct naast de gewonde man geplaatst. (…)
Kort hierop hebben ik tezamen met 2 andere motorrijders de ambulance met spoed begeleid naar het ziekenhuis Amphia gelegen aan de Molengracht te Breda. Aldaar aangekomen werd het slachtoffer een behandelkamer ingereden en werd het slachtoffer behandeld.
Korte tijd hierna werd aan verbalisant [verbalisant 10] en aan mij verbalisant van [verbalisant 5] gevraagd mee te gaan. Wij zijn hierop meegelopen de behandelkamer in waarin zich het inmiddels overleden slachtoffer bevond. (…) Dit was op zaterdag 21 juni 2008 te 00.30 uur.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juni 2008, pagina 141 van proces-verbaal 1, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een dodelijke steekpartij te Breda op 20 juni 2008 werd er in verband met dit onderzoek een confrontatie gedaan om de identiteit van het aangetroffen lichaam vast te stellen.
Op zondag 22 juni 2008 werd bij begrafenis­ en crematieonderneming Zuylen te Breda een lichaam getoond aan [neef slachtoffer] , geboren op [geboortedag 3] 1981, neef van [slachtoffer] . [neef slachtoffer] deelde aan ons verbalisanten mede, dat hij het lichaam herkende als zijnde het lichaam van [slachtoffer] .
Tevens werd het levenloze lichaam getoond aan [oom slachtoffer] , geboren op [geboortedag 4] 1965, oom van [slachtoffer] . [oom slachtoffer] deelde aan ons verbalisanten mede, dat hij het lichaam herkende als zijnde het lichaam van [slachtoffer] .
4.
Het deskundigenverslag van Dr. B. Kubat, arts en patholoog, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 3 juli 2008, pagina 130-134 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1974
Overleden te Breda op 21 juni 2008 te omstreeks 00.30 uur.
Pathologie onderzoek
Resultaten:
1. drie scherprandige, streepvormige huidperforaties (steekletsels) met omgevende loeduitstortingen:
één op de rug, beginnend bij letsel beschreven onder C (punt 6 Letsels), op circa 105 cm vanaf de voetzoolrand, 8 cm links van de middellijn, lengte perforatie circa 2,5 cm, steekkanaal lengte circa 12 cm, reikend tot in de buikholte met schamping van de rand van de milt en een geringe hoeveelheid bloed en een stolsel in het steekkanaal, steekkanaal verlopend hoofdwaarts, iets naar links en buikwaarts;
één midden op de hals, beginnend bij letsel beschreven onder E (punt 6 Letsels), op circa 142 cm vanaf de voetzoolrand, lengte perforatie circa 1,5 cm, lengte steekkanaal circa 3,5 cm, steekkanaal verlopend tot in de spieren van de hals rechts, rugwaarts, naar rechts en iets kruinwaarts;
één op de rand van de onderkaak links, beginnend bij letsel beschreven onder D (punt 6 Letsels), op circa 149 cm vanaf de voetzoolrand, V-vormig, met enkele inkepingen in de rand, in het kader van dit letsel perforatie van de wand van de mondholte links, tevens doorsteek door de schildklier links en tevens insteek in de onderrand van de voorzijde van het strottenhoofd links, steekrichting verlopend naar rechts, deels horizontaal en deels iets kruinwaarts, rugwaarts.
Interpretatie
Bij de sectie waren er tekenen van bij leven opgetreden, uitwendig, mechanisch, perforerend en snijdend geweld (1 en 6) zoals kan worden opgeleverd door steken en/of snijden met een scherp (mogelijk éénzijdig snijdend) en vlak voorwerp, bijvoorbeeld één of meerdere messen.
Het letsel onder I-III. was het meest ernstig. Het is zeer waarschijnlijk dat dit letsel een samenstelling is van tenminste twee steekbewegingen gezien de vorm van het huidletsel en de aanwezigheid van meerdere perforaties van de diepe halsstructuren.
De beschadigingen in het kader van dit letsel van de weke delen en van de schildklier hebben geleid tot zeer ernstig, deels inwendig (bloed in de maag) bloedverlies en verbloeding.
Er waren (op grond van de bij de sectie tot dusver verkregen informatie) geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaan afwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1974, wordt volledig verklaard door verbloeding en de daardoor opgetreden weefselschade ontstaan ten gevolge van de steekverwonding links in de hals.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , d.d. 21 juni 2008, pagina 385-386 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op 20 juni 2008 omstreeks 23.35 uur op het plein van de Edisonstraat te Breda aan. Ik stond ergens halverwege het plein toen ik in de verte twee mensen zag en hoorde bekvechten. Ik liep er naar toe en stond op dat moment op een afstand van ongeveer 10 meter te kijken. Ik zag een donkerkleurige Volkswagen Polo staan met een Duits kenteken. Ik zag dat aan de bijrijderskant een vrouw stond te kijken in de richting van de twee ruziënde personen. Ik zag dat het latere slachtoffer stond te lachen en ik zag dat deze persoon dronken was. Ik hoorde de andere persoon, de verdachte, in het vermoedelijk Joegoslavisch iets zeggen. Ik zag dat de verdachte agressief werd en hoorde dit ook aan zijn stem. Ik hoorde dat hij aan het schelden was in een taal die ik herkende als zijnde Joegoslavisch of iets dergelijks, ik kon niet verstaan wat hij zei maar hoorde en zag dat hij zich heel agressief gedroeg. Ik zag dat de verdachte het latere slachtoffer hard achteruit duwde. Ik zag dat het latere slachtoffer hierop alleen maar bleef lachen. Ik zag dat de verdachte, de dader terugliep naar de donkerkleurige Polo. Ik zag dat de verdachte iets pakte vanuit de ruimte tussen de bestuurderstoel en de dorpel. Ik zag dat het voorwerp klein was en glinsterde in het schijnsel van de verlichting en vermoedelijk van metaal was. Ik zag dat de verdachte het voorwerp aan de voorzijde van zijn broekriem stak. Ik zag en hoorde dat de vrouw die inmiddels ingestapt was aan de bijrijderszijde van de auto naar de verdachte aan het roepen was in het vermoedelijk Joegoslavisch. Ik zag dat de verdachte hierop alleen maar bozer werd maar toch met een been instapte. Ik zag dat de verdachte bij het instappen nog een keer omkeek naar het latere slachtoffer. Ik zag dat het latere slachtoffer op dat moment nog steeds stond te lachen en dat de verdachte hierop nog bozer werd en toch weer uit de auto stapte. Ik zag dat de verdachte uit boosheid met kracht zijn vlakke hand tegen de zijruit van zijn eigen auto sloeg. Ik zag en hoorde dat de vrouw op de bij rijdersstoel zat te schreeuwen tegen hem, echter dat de verdachte boos in de richting van het latere slachtoffer liep. Ik zag dat hij hierop een meter voorbij de lantaarnpaal, waar het latere slachtoffer nog steeds stond met de duimzijde van zijn rechtervuist een slag in de linkerzijde van de nek van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer naar zijn nek pakte. Ik zag dat de verdachte hierop nogmaals een klap met de duimzijde van zijn rechterhand in de linkerzij van het slachtoffer plaatste. Ik zag dat het slachtoffer inmiddels uit zijn mond en neus begon te bloedden en ik begreep op dat moment dat de verdachte met een mes had gestoken in de nek en de linkerzijde van het slachtoffer. Ik zag dat de verdachte hierop hard terug rende naar de donkerkleurige Volkswagen Polo. Ik hoorde dat de auto met piepende banden wegreed. Ik heb op 20 juni 2008 te 23.50 uur de politie gebeld en heb hierna samen met omstanders het slachtoffer op een stoel gezet en heb getracht het bloedden van zijn wond aan zijn zij/onderrug proberen te stelpen totdat de ambulance en politie aanwezig was.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2008, pagina 476-477 van proces-verbaal 1, voor zover inhoudende, als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , zakelijk weergegeven:
Op woensdag 25 juni 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons bij bakkerij [bakkerij] aan de Edisonstraat te Breda. De daar aanwezige [getuige 6] verklaarde getuige van het steekincident te zijn geweest. [getuige 6] verklaarde op vrijdag 20 juni 2008, omstreeks 23.30 uur, wakker geworden te zijn naar aanleiding van het lawaai van feestende mensen op straat. [getuige 6] verklaarde op het plein uitgekeken te hebben en te hebben gezien dat bij de inrit van het plein ter hoogte van de bakkerij een rode auto, zeer waarschijnlijk merk BMW, stilstond. Volgens de getuige stond bij deze BMW op het plein een kleine groene auto, mogelijk Polo of Peugeot. [getuige 6] verklaarde dat bij de groene auto aan de bestuurderskant een man buiten de auto stond. Volgens de getuige liep ter hoogte van de bakkerij een hem als klant bekend zijnde man. De getuige verklaarde de volgende dag van iemand gehoord te hebben dat deze klant [slachtoffer] heette. [getuige 6] verklaarde [slachtoffer] tegen de man bij de groene auto te hebben zien praten. [getuige 6] verklaarde dat de man bij de groene auto op enig moment hard tegen de groene auto sloeg ter hoogte van de linker achterruit. De getuige verklaarde op dat moment in de gaten te hebben gekregen dat er iets aan de hand was en was daarom blijven kijken. [getuige 6] verklaarde dat de man bij de groen auto kort hierop naar [slachtoffer] liep en hem een duw gaf, ongeveer anderhalve meter naar achteren. Volgens [getuige 6] reageerde [slachtoffer] hier verder niet op en ging zelfs met de armen over elkaar staan. Volgens de getuige liep de man bij de groene auto vervolgens naar die auto toe en pakte iets bij of onder de bestuurdersstoel wat de man vervolgens achter zich ter hoogte van zijn broeksband weggestopte. Volgens [getuige 6] bleef [slachtoffer] op ongeveer 3 a 3,5 meter afstand op het trottoir richting de man staan praten. [getuige 6] verklaarde dat de man bij de groene auto vervolgens achter het stuur in die auto gaan zitten. Volgens [getuige 6] kwam [slachtoffer] naar de groene auto gelopen en ging deze daar op een afstand van ongeveer anderhalve meter ter hoogte van het portier heen en weer lopen. Volgens de getuige liep [slachtoffer] daarbij richting de auto te praten. De getuige zag de bestuurder van de groene auto snel uitstappen, naar [slachtoffer] lopen en één snelle handbeweging richting de halsstreek maken. [getuige 6] verklaarde dat [slachtoffer] in reactie op die beweging met beide handen naar de halsstreek pakte. De getuige verklaarde dat de man uit de groene auto na de handbeweging snel in de auto stapte en wegreed.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 18 juli 2008, pagina 574-580 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden geschreeuw op straat. Dit kwam vanuit de richting van café [horecagelegenheid 1] . Dit was na afloop van de voetbalwedstrijd Turkije - Kroatië. (…) Ik zag een Turkse man [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] slingerend over het trottoir vanuit de richting van café [horecagelegenheid 1] aan komen lopen. (…) Ik zag vanuit de richting van café [horecagelegenheid 1] een auto in verboden richting deze man tegemoet komen rijden. (…) Een zwarte Volkswagen Golf met een buitenlands kenteken. (…) Ik zag een man [
het hof begrijpt: de verdachte] achter het stuur zitten en op de bijrijdersplaats een jonge vrouw zitten. (…)
Ik zag dat die dronken Turkse man, die op dat moment weer terug naar de Golf kwam gelopen diverse keren zijn middelvinger opstak en tegen de bestuurder riep: “Fuck you”. Ik zag dat de bestuurder vervolgens met zijn bovenlichaam in de richting van de bijrijdster boog en iets uit de richting van het dashboardkastje pakte. (…)
Ik zag dat hij vervolgens uitstapte en gelijk met zijn rechterhand een snelle slagbeweging maakte in de richting van de linkerhalsstreek van de dronken Turkse man. Ik hoorde dat hij deze Turkse man hierbij geraakt werd. Door de snelheid waarop dit gebeurde heb ik niet kunnen zien of hij iets in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat deze Turkse man een achterwaartse beweging maakte en daarbij met de rug tegen de geparkeerde witte BMW botste. Ik zag dat hij hierna voorover boog en met beide handen naar zijn hals pakte. Ik zag dat de man hevig begon te bloeden uit zijn nek. Het bloed golfde er uit. Hij liep vervolgens in gebogen houding achter de BMW het trottoir op en liep vervolgens over het trottoir in de richting van de donerzaak.
Ik zag dat de bestuurder van die Golf gelijk in zijn auto stapte en met piepende banden weg reed. Hij reed linksaf de Marconistraat in in de richting van de Keplerstraat. Waar hij verder heen is gereden weet ik niet. Dat kon ik niet meer zien en/of horen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , d.d. 22 juli 2008, pagina 587-591 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik net opstond om weg te gaan hoorde ik scheldwoorden in het Turks buiten. De man die aan het schelden was in het Turks schold tegen de bestuurder van de Volkswagen.
Ik zag dat de man die later werd neergestoken toen naar de auto liep. Ik zag dat deze man aan de bestuurderszijde van de auto stond en ik zag dat de bestuurder zijn portierraam open deed. Ik hoorde dat er werd gesproken.
Vervolgens zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen uit de auto stapte. De man kwam toen toch weer terug naar de bestuurder van de Volkswagen. Ik zag dat de man op zijn auto sloeg en vervolgens de scheldende man wegduwde. Ik zag dat de scheldende man weer terug kwam. Ik zag dat de bestuurder van de auto zich toen omdraaide in de richting van de auto. Hij ging naar voren in de auto bukken. Waarschijnlijk ging hij iets onder de stoel van de bestuurder vandaan halen.
Dat ging heel snel en vervolgens zag ik dat hij omdraaide en zag ik dat hij met zijn rechterhand een slaande beweging maakte naar de scheldende man. Ik zag dat de man met zijn rechterhand sloeg in de richting van de linkerzijde van de nek of gezicht van de scheldende man. Ik dacht dat de bestuurder de scheldende man met zijn vuist had geslagen. Ik zag dat de scheldende man naar zijn gezicht en zijn nek greep.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 19 november 2019, pagina 48-64 van proces-verbaal 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: We willen nu vragen gaan stellen over de dag dat het incident heeft plaatsgevonden op het Edisonplein in Breda, 20 juni 2008. We willen deze dag van begin tot einde met u doornemen.
V: Het moment waarop [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte] met mes was uitgestapt en zwaaide bewegingen maakte, hoe ging dit?
A: [verdachte] stapte uit en pakte dat mes en maakte zwaaiende bewegingen.
V: [verdachte] maakte zwaaiende bewegingen en toen?
A: Na die zwaaiende bewegingen, kon ik zien dat [slachtoffer] [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] zijn linkerhand op zijn linkerhals legde ter hoogte van zijn halsslagader.
10.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 juli 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Die dag [
het hof begrijpt: 20 juni 2008] was mijn zoon gedoopt. Wij, mijn vrouw [
het hof begrijpt: [getuige 7]], een vriend en nog iemand, zijn naar café [horecagelegenheid 1] gegaan. We zijn het café uitgelopen en in de auto gaan zitten. Toen stond die man [
het hof begrijpt: [slachtoffer]] daar ineens, het latere slachtoffer. Ik heb het mesje gepakt uit het portier. Ik heb een zwaaiende beweging gemaakt. De volgende dag heb ik op teletekst gelezen dat hij overleden was.