ECLI:NL:GHSHE:2023:4276

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.333.935_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Limburg had eerder op 17 oktober 2023 besloten om de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds te beëindigen op verzoek van de bewindvoerder, omdat de appellant zijn verplichtingen niet naar behoren nakwam. De appellant, die kampt met ernstige medische klachten, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is en dat hij voldoende solliciteert. Hij betwist de beweringen van de bewindvoerder en de rechtbank dat hij niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2023 heeft het hof de appellant en de bewindvoerder gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn medische klachten, niet de juiste stappen heeft ondernomen om zijn sollicitatieplicht na te komen. Het hof oordeelt dat de appellant structureel zijn verplichtingen niet nakomt en dat hij niet heeft aangetoond dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De appellant heeft geen keuringsrapportages overgelegd die zijn arbeidsongeschiktheid bevestigen, en zijn communicatie met de bewindvoerder is als ongepast beoordeeld.

Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds dient te worden beëindigd. De uitspraak van de rechtbank wordt bekrachtigd, met de aanvulling dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 21 december 2023
Zaaknummer : 200.333.935/01
Zaaknummer eerste aanleg : [nummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. F.R. Hage te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 oktober 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (1 t/m 7), ingekomen ter griffie op 25 oktober 2023, heeft [appellant] het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de bewindvoerder (tot een tussentijdse beëindiging van zijn schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei) af te wijzen.
2.2.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Hage,
- mevrouw [de bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 5 oktober 2023;
- de indieningsformulieren met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 7 december 2023 (productie 8) en 12 december 2023 (productie 9 en 10);
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 7 december 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 24 september 2019 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij vonnis van 2 augustus 2022 is de duur van deze regeling verlengd tot 24 maart 2024.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 27 juli 2023 tussentijds beëindigd nu [appellant] een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert en daarbij verstaan dat de schuldsaneringsregeling van rechtswege zal eindigen op de dag waarop de slotuitdelingslijst verbindend wordt.
3.3.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd:
“2.1. Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat er weliswaar medische
beperkingen zijn maar dat de saniet tot op heden geen stukken heeft overgelegd waaruit
blijkt dat hij in het geheel niet zou kunnen werken. De sollicitaties die hij verricht zijn
beneden de maat. De saniet verzuimt aanhoudend zijn motivatie alsmede de reacties van
werkgevers over te leggen. Op het moment dat een werkgever contact met hem opneemt somt hij zijn beperkingen op waardoor het nooit tot een echt sollicitatiegesprek komt, laat
staan dat hij een betaalde baan vindt. Positief is enkel dat de achterstand is ingelopen.
2.2.
Mr. [mr.] heeft ter zitting erkend dat de informatieplicht alsmede de sollicitatie- en
arbeidsplicht niet goed verlopen zijn. Er kan geen garantie gegeven worden dat het de
komende periode zal verbeteren. Een beëindiging van de schuldsaneringsregeling ligt voor
de hand. Hij vraagt de rechtbank echter compassie te tonen. De nieuwe wet op de
schuldsanering van 1 juli 2023 gaat uit van slechts 18 maanden. De saniet kampt al jaren
met schulden en in de huidige schuldsanering heeft hij niets voor de schuldeisers kunnen
sparen.
2.3.
De rechtbank begrijpt dat saniet het lange traject zwaar vindt en er af en toe
gevoelsmatig wel "klaar" mee is, maar een wettelijke schuldsaneringsregeling is nu eenmaal
een strakke regeling met strenge voorwaarden waaraan strikt moet worden voldaan om de
schone lei te verdienen. Men krijgt het niet kado. De saniet heeft zich duidelijk niet aan die
verplichtingen gehouden, ook niet na het vonnis van 2 augustus 2022, terwijl hij toen nog
een allerlaatste kans heeft gekregen. Voorts rekent de rechtbank het de saniet zwaar aan dat
hij aanhoudend op een zeer onbehoorlijke manier met de bewindvoerder communiceert.”
3.4.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] kampt in beide schouders met re-rupturen in de rotatorcuff en artrose in het
AC-gewricht met ganglion en is thans in afwachting van operaties aan beide schouders om de klachten te verminderen. [appellant] heeft altijd met veel plezier gewerkt en wil ook nu dolgraag werken maar zijn medische toestand maakt dit onmogelijk. Hij heeft bij herhaling uitgelegd dat hij arbeidsongeschikt is en medische verklaringen en informatie overgelegd waaruit dit blijkt. Ondanks deze ernstige medische toestand en de hierover door [appellant] geuite
noodkreten hebben de bewindvoerder en de rechtbank ten volle vastgehouden aan de arbeids- en sollicitatieverplichting. Hij voldoet desalniettemin aan de hem opgelegde sollicitatieplicht en solliciteert in voldoende mate.
[appellant] wordt ook verweten dat hij aan potentiële werkgevers zijn beperkingen opsomt maar niet het verwijt gemaakt dat hij onwaarheden of irrelevante feiten zou mededelen. Mag een sollicitant niet eerlijk zijn? Dient hij feiten waarvan hij weet dat die relevant zijn voor een potentiële werkgever te verzwijgen?
De erkenning van Mr. [mr.] dat de informatie-, arbeids- en sollicitatieplichten "niet goed verlopen zijn" is ongegrond. Deze erkenning wordt ook op geen enkele wijze gemotiveerd, zodat deze blote stellingname dient te worden gepasseerd. [appellant] betwist deze erkenning in elk geval met klem.
De bewindvoerder meent ook nog dat [appellant] haar "niet of nauwelijks" informeert en afspraken niet nakomt. Het tegendeel blijkt echter uit het verslag van de bewindvoerder, [appellant] informeert de bewindvoerder in ruime mate en afspraken worden nagekomen.
Tot slot ontkent [appellant] dat hij aanhoudend op een zeer onbehoorlijke manier met de bewindvoerder communiceert.
3.5.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Vanwege ernstige fysieke beperkingen is [appellant] feitelijk arbeidsongeschikt, hetgeen ook door zijn huisarts en de gemeente [gemeente] wordt bevestigd. [appellant] heeft in dat kader ook regelmatig medische stukken naar zijn bewindvoerder verzonden, maar hij ontvangt daar nooit een reactie op.
Toch solliciteert [appellant] wel. Hij doet dit digitaal via het zogenoemde “snel solliciteren” waarbij er geen motivatiebrief mee hoeft te worden gezonden. Vandaar dat hij die ook niet aan de bewindvoerder kan overleggen. Reacties op deze sollicitaties zijn veelal telefonisch, dus ook die kan [appellant] niet aan zijn bewindvoerder doorzenden. [appellant] werkt nu ook sinds kort, een paar uur per week in een snackbar. Deze baan werd hem aangeboden en hij heeft deze aanvaard omdat hij het thuiszitten beu is. Op dit moment gaat het volgens [appellant] fysiek ook slecht met hem. Desgevraagd geeft hij aan dat hij fysiek wel bijvoorbeeld callcenterwerkzaamheden zou kunnen verrichten, maar daar vindt hij zichzelf “niet het type” voor.
Voorts is [appellant] van mening dat hij nooit aanwijzingen of advies heeft gekregen met betrekking tot de wijze waarop hij dient te solliciteren. Dat hij niet op een juiste wijze zou solliciteren blijkt ook niet uit het laatste verslag van de bewindvoerder.
3.6.
De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. De bewindvoerder is geen arts en kan van veel medische stukken de inhoud niet helemaal begrijpen. Wel wordt eruit gelezen dat er klachten zijn, maar deze zijn voor zover de bewindvoerder kan zien onvoldoende om volledig arbeidsongeschikt verklaard te worden. Vaak zijn bijgevoegde pagina’s ook niet leesbaar.
De email van de gemeente (productie 5), onder meer reppend van een keuring bij de GGD, is door de vorige bewindvoerder ontvangen en daarover kan de huidige bewindvoerder niet oordelen. Wel ziet de bewindvoerder dat er in april 2022 sprake zou zijn van een operatie en hierna de situatie opnieuw bekeken zou worden. Stukken hiervan zijn bij de bewindvoerder onbekend. Heeft er een operatie plaatsgevonden? Is er revalidatie geweest? Ook in het proces-verbaal van de zitting van 21 juli 2022 ziet de bewindvoerder hierover niets.
[appellant] solliciteert voldoende en op allerlei werkzaamheden, ook op vacatures waarvan hij op
voorhand al weet dat hij deze functie, gezien zijn medische klachten, niet kan vervullen. Hij stuurt echter bij sollicitaties geen motivatie mee en aan de bewindvoerder ook geen enkele reactie van een werkgever, hetgeen de bewindvoerder zeer bevreemd heeft.
Al in het proces-verbaal van een zitting bij de rechtbank in juli 2022 wordt vermeld dat door [appellant] eerder, ook tijdens het verhoor, dreigend en intimiderend gedrag vertoond werd richting de bewindvoerder en dus niet enkel in de email van juli 2023.
Tot slot, een verklaring van de huisarts voldoet niet als onderbouwing voor een vrijstelling van de sollicitatieplicht.
3.7.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellant] solliciteert wel, maar niet op een juiste wijze. Hij overlegt geen motivatiebrieven of reacties van aangeschreven werkgevers. Daarbij solliciteert hij op vacatures waarvan hij de werkzaamheden vanwege zijn fysieke klachten niet kan uitvoeren. Als hij dan vervolgens in gesprek gaat met een potentiële werkgever noemt hij al deze beperkingen steevast op zodat de kans dat hij wordt aangenomen feitelijk nihil is. De aard, strekking en invulling van de regels van de schuldsaneringsregeling zijn [appellant] veelvuldig voorgehouden, maar hij verandert zijn gedrag niet. Ook zou men verwachten dat hij een keuring zou regelen om de mate van zijn door hem gestelde arbeidsongeschiktheid vast te laten stellen, maar ook dat doet hij ook niet. Stukken van de door de gemeente gestelde GGD keuring van vóór of kort na toelating tot de schuldsaneringsregeling zijn de bewindvoerder onbekend.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellant] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.8.2.
Vast staat dat [appellant] de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen, en dan met name de sollicitatie- en de (spontane) informatieplicht, structureel en ondanks herhaalde waarschuwingen en aansporingen van zowel de rechter-commissaris als de bewindvoerder niet naar behoren nakomt.
3.8.3.
[appellant] stelt feitelijk volledig arbeidsongeschikt te zijn. Keuringsrapportages waaruit zulks wordt vastgesteld dan wel kan worden herleid zijn door hem, behoudens een door orthopedist [orthopedist] afgegeven verklaring van tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een medische ingreep op 6 oktober 2023, lopende vanaf (naar het hof begrijpt) 6 oktober 2023 tot 6 januari 2024, evenwel niet overgelegd. Dat [appellant] vervolgens ook juist in deze periode een hem aangeboden arbeidsbetrekking (met ingangsdatum 1 november 2023 voor 3 uur per week) aanvaardt vindt het hof opmerkelijk .
3.8.4.
Ondanks het feit dat [appellant] zichzelf (volledig) arbeidsongeschikt acht heeft hij de rechter-commissaris nimmer om een vrijstelling van de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht verzocht. Voor [appellant] is deze verplichting dan ook gedurende het hele verloop van zijn schuldsaneringsregeling onverkort van kracht geweest. Dat is voor het hof ook een gegeven: behoudens door de bewindvoerder en rechter-commissaris klaarblijkelijk aanvaarde beperkingen op het punt van tillen e.d. geldt dat [appellant] verder arbeidsgeschikt moet worden geacht. Dit gegeven heeft klaarblijkelijk ook bijgedragen aan de – inmiddels onherroepelijke – verlenging van de duur van de regeling in 2022.
De opmerking van [appellant] dat hij zichzelf niet ‘het type’ vindt om bijvoorbeeld callcenterwerkzaamheden te verrichte, waartoe hij zichzelf fysiek wel degelijk in staat acht, bevestigt dat er mogelijkheden zijn die [appellant] welbewust niet verkent. Voor zover [appellant] wel op functies solliciteert doet hij dat, ondanks herhaalde aanwijzingen van zowel de rechter-commissaris als de bewindvoerder, op onjuiste wijze. Hij voorziet de bewindvoerder uitsluitend van schermafdrukken van vacatures waarbij het vaak onduidelijk is om welke vacature het precies gaat. Motivatiebrieven en reacties van aangeschreven werkgevers overlegt hij niet. Het valt daarbij op dat [appellant] veelal solliciteert op vacatures voor werkzaamheden die hij vanwege zijn fysieke beperkingen overduidelijk niet dan wel niet naar behoren kan vervullen zoals inpakmedewerker, productiemedewerker, orderpicker of magazijnchef. Deze beperkingen geeft hij vervolgens ook door aan een potentiële werkgever wanneer hij naar aanleiding van een sollicitatie wordt benaderd. Dit gebeurt naar zeggen van [appellant] veelal telefonisch, maar een enkele keer ook via appcontact. Dat [appellant] daarbij (in ieder geval soms) kiest voor een toonzetting die maar weinig blijk geeft van een daadwerkelijk verlangen om een betaalde arbeidsbetrekking te verwerven blijkt zonneklaar uit een door de bewindvoerder overgelegde schermafdruk van een appgesprek tussen [appellant] en de heer [senior consultant] , senior consultant bij uitzendbureau [uitzendbureau] te [plaats] . De heer [senior consultant] stelt voor om een vacature waarop [appellant] gereageerd heeft eerst even telefonisch te bespreken alvorens een afspraak in te plannen. [appellant] reageert daarop als volgt:
“Hallo [senior consultant] .
Zal even in het kort mijn verhaal doen.
Ik zit al meer dan 4 jaar in de Wsnp,.
Heb veel lichamelijke k!achten, wordt volgende week geopereerd, pezen afgescheurd en schouder op twee plaatsen gebroken.
Hart stop gezet en opnieuw opgestart 20 februari jI.
En weer twee pezen afgescheurd in mijn rechter schouder
Nou eisen die idioten rechter commissaris en die bewindvoerder dat ik toch elke week mijn solisitatie doe,
Dus bij deze, zeg het maar!?”
3.8.5.
Voorts heeft [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep aangevoerd dat de juiste wijze waarop hij de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling, en dan met name de sollicitatieverplichting, dient na te komen nimmer op een juiste wijze aan hem uiteengezet is, dan wel dat hij op enig moment op de onjuiste wijze waarop hij deze verplichtingen nakwam gewezen zou zijn, dan wel dat hij niet gewezen zou zijn op het feit dat hij moet solliciteren op functies waarvoor hij wel geschikt is. Uit de (deels door [appellant] zelf) overgelegde stukken komt naar het oordeel van het hof een volslagen ander beeld naar voren. Zo heeft [appellant] de bij gelegenheid van zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling aan hem uitgereikte uiteenzetting van de strekking en reikwijdte van de arbeids- en sollicitatieplicht ondertekend (productie 2 bij brief van bewindvoerder d.d. 7 december 2023), is hem in mei 2020 tot tweemaal toe een waarschuwingsbrief toegezonden en heeft er op 25 mei 2022 een verhoor bij de rechter-commissaris plaatsgevonden waarbij [appellant] nogmaals is voorgehouden op welke wijze hij diende te solliciteren. Dit verhoor vond plaats op verzoek van de bewindvoerder, zij schreef in het zesde verslag (22 april 2022) immers het navolgende:
“Saniet stuurt iedere zondag meerdere schermafdrukken van zijn telefoon door van de op dat moment gedane sollicitatie. De ontvangen informatie in[het hof begrijpt: is]
onduidelijk. (…)
Uit de ontvangen schermafdrukken is niet op te maken welke afdrukken bij welke sollicitatie horen. Saniet is daarom verzocht behalve de schermafdrukken ook een overzicht van de sollicitaties te maken en in dit overzicht ook de ontvangen reacties te vermelden. (…)
Saniet heeft geen overzicht van de sollicitaties opgestuurd.”
Het hof is dan ook van oordeel dat [appellant] juist nadrukkelijk en bij herhaling door zowel de rechter-commissaris als de bewindvoerder ten aanzien van (een juiste wijze van) de nakoming van de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is geïnformeerd, aangespoord en gewaarschuwd en dat aan [appellant] meer dan eens de kans geboden is, onder andere bij vonnis van 2 augustus 2022, om zijn gebrekkige nakoming hiervan te herstellen.
3.8.6.
Tot slot is het hof van oordeel dat [appellant] inderdaad op een ongepaste wijze met zijn bewindvoerder communiceert. Evident voorbeeld hiervan is een emailbericht dat hij op 24 juli 2023 aan zijn bewindvoerder zendt:
“Beste mevrouw [de bewindvoerder] .
Naar aanleiding van u email,laat ik u het volgende weten,.
Naar 3 jaar de zeik lauw hebben laten maken door mevr [betrokkene] , voor de rechter laten slepen door haar,.
Ga ik nu zelf stappen ondernemen tegen, mevrouw [betrokkene] , tegen de rechter commissaris
(naam wordt opgezocht) en tegen u mevr [de bewindvoerder] .
Ben het nu helemaal zat !!!
Heb al tig keer aangegeven dat ik wel wil maar niet kan werken.
Ik ga ook niet meer woorden vuil maken,
Ik schakel een advocaat in ,ik schakel juridisch kantoor [kantoor] in.
En sleep iedereen voor de rechter die mij al meer dan 6 jaar het leven probeert zuur te maken, Inc de rechter commissaris.
U zal spoedig van mijn advocaat horen.”
Het hof is van oordeel dat een dergelijke wijze van communiceren niet alleen ongepast en welhaast (be)dreigend van aard is, maar bovenal maar weinig blijk geeft van een saneringsgezonde grondhouding, nodig om een schuldsaneringsregeling succesvol te kunnen laten verlopen. Daarbij is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de geconstateerde en hiervoor uiteengezette tekortkomingen [appellant] niet kunnen worden verweten (vgl. HR 12 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0455).
3.8.7.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, voert het hof dan ook tot de slotsom dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds dient te worden beëindigd.
3.8.8.
Tot slot overweegt het hof nog het navolgende. Artikel 350 lid 5 Fw bepaalt dat indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd op grond van het bepaalde in artikel 350 lid 3 onder c tot en met g Fw en er geen baten beschikbaar zijn om daaruit de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, zoals in deze het geval, de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof dan ook abusievelijk bepaald dat de schuldsaneringsregeling van rechtswege zal eindigen op de dag waarop de slotuitdelingslijst verbindend wordt. Het hof zal dit ambtshalve herstellen. [appellant] wordt hierdoor niet in zijn belangen geraakt.
3.9.
Het vonnis waarvan beroep zal voor het overige worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover het de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant] betreft;
bepaalt dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en M. Breur en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.