Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
De opmerking van [appellant] dat hij zichzelf niet ‘het type’ vindt om bijvoorbeeld callcenterwerkzaamheden te verrichte, waartoe hij zichzelf fysiek wel degelijk in staat acht, bevestigt dat er mogelijkheden zijn die [appellant] welbewust niet verkent. Voor zover [appellant] wel op functies solliciteert doet hij dat, ondanks herhaalde aanwijzingen van zowel de rechter-commissaris als de bewindvoerder, op onjuiste wijze. Hij voorziet de bewindvoerder uitsluitend van schermafdrukken van vacatures waarbij het vaak onduidelijk is om welke vacature het precies gaat. Motivatiebrieven en reacties van aangeschreven werkgevers overlegt hij niet. Het valt daarbij op dat [appellant] veelal solliciteert op vacatures voor werkzaamheden die hij vanwege zijn fysieke beperkingen overduidelijk niet dan wel niet naar behoren kan vervullen zoals inpakmedewerker, productiemedewerker, orderpicker of magazijnchef. Deze beperkingen geeft hij vervolgens ook door aan een potentiële werkgever wanneer hij naar aanleiding van een sollicitatie wordt benaderd. Dit gebeurt naar zeggen van [appellant] veelal telefonisch, maar een enkele keer ook via appcontact. Dat [appellant] daarbij (in ieder geval soms) kiest voor een toonzetting die maar weinig blijk geeft van een daadwerkelijk verlangen om een betaalde arbeidsbetrekking te verwerven blijkt zonneklaar uit een door de bewindvoerder overgelegde schermafdruk van een appgesprek tussen [appellant] en de heer [senior consultant] , senior consultant bij uitzendbureau [uitzendbureau] te [plaats] . De heer [senior consultant] stelt voor om een vacature waarop [appellant] gereageerd heeft eerst even telefonisch te bespreken alvorens een afspraak in te plannen. [appellant] reageert daarop als volgt:
onduidelijk. (…)